Uitspraak 201208384/1/A3


Volledige tekst

201208384/1/A3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Naarden,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2012 in zaak nr. 12/434 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Naarden.

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2011 heeft de burgemeester van Naarden [vergunninghouder] vergunning verleend voor het exploiteren van het restaurant Pazzo Naarden aan de [locatie] te Naarden (hierna: het restaurant).

Bij besluit van 11 mei 2011 heeft de burgemeester van Naarden [vergunninghouder] vergunning verleend voor het exploiteren van het restaurant, inclusief de terrassen aan de voor- en achterzijde.

Bij besluit van 20 december 2011 heeft de burgemeester van Naarden het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij uitspraak van 25 juli 2012 heeft de rechtbank de uitspraak van 13 juli 2012 gerectificeerd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen de uitspraak van 13 juli 2012 heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.

De burgemeester en [appellant] hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr. 201208415/1/A3 ter zitting behandeld op 1 augustus 2013, waar [appellant], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M.I. Houben, advocaat te Amsterdam, en S.A.D. Saffrie, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghouder] als belanghebbende gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 2:10, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Naarden 2010 (hierna: APV) kan het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen.

Afdeling 8 betreft het toezicht op horecabedrijven. Ingevolge artikel 2:27 wordt in deze afdeling verstaan onder:

a. openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;

b. terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Ingevolge artikel 2:28, eerste lid, is het verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. Ingevolge het derde lid kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

Ingevolge artikel 2:29, eerste lid, zijn openbare inrichtingen gesloten op:

a. maandag tot en met vrijdag tussen 01:00 en 06:00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 02:00 en 06:00 uur

b. en in afwijking hiervan op 31 december na 21:00 uur en op 1 januari voor 06:00 uur.

c. In afwijking hiervan zijn de openingstijden van de terrassen van maandag tot en met zondag van 10.00 tot 22.00 uur.

Volgens artikel 3, eerste lid, van de Nadere regels voor terrassen, reclame- en uitstallingen Naarden-Vesting (hierna: het Terrassenbeleid) mag een terras, afhankelijk van de ligging van de openbare inrichting en het bepaalde in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit), in beginsel alleen direct grenzend aan de voor-, zij- en/of achtergevel van de eigen openbare inrichting worden ingenomen. In bijzondere situaties kan hiervan worden afgeweken. Dit ter beoordeling van het daartoe bevoegde bestuursorgaan.

Volgens het tweede lid mogen terrassen bij voorkeur niet door een weg worden gescheiden. De rijbaan moet vrijgehouden worden.

Volgens artikel 7, tweede lid, mag het gebruik van het terras niet leiden tot hinder, schade of overlast voor derden. De regels uit het Activiteitenbesluit zijn van toepassing.

Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, dat de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden.

2. De burgemeester heeft bij besluit van 24 maart 2011 [vergunninghouder] een gedeeltelijke vergunning verleend voor de exploitatie van het inpandige gedeelte van het restaurant. Die vergunning zag niet op de terrassen bij dat restaurant. Bij besluit van 11 mei 2011 heeft de burgemeester [vergunninghouder] vergunning verleend voor de exploitatie van het restaurantgedeelte van het restaurant inclusief de terrassen aan de voor- en achterzijde. Aan dit besluit heeft hij ten grondslag gelegd dat het besluit van 24 maart 2011 een voorlopig besluit was en dat met dat besluit gedeeltelijk op de aanvraag van [vergunninghouder] was beslist. Met het besluit van 11 mei 2011 is geheel en definitief op die aanvraag beslist, aldus de burgemeester.

Aan het besluit van 11 mei 2011 heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat het restaurant een inrichting is als bedoeld in de Wet milieubeheer en dat het daarom valt onder het Activiteitenbesluit, waarin onder andere geluidsnormen zijn opgenomen waaraan moet worden voldaan. Beoordeeld dient te worden of aan die geluidsnormen kan worden voldaan. Met het terras aan de achterzijde kan daaraan volgens de burgemeester worden voldaan. Omdat het terras aan de voorzijde een terras is dat niet op een binnenterrein is gelegen, behoeft op grond van artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit niet te worden getoetst of het stemgeluid van gasten voldoet aan de geluidsnormen.

Aan het in beroep bestreden besluit heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat het besluit van 24 maart 2011 met dat van 11 mei 2011 is vervallen. Voorts heeft hij aan dat besluit ten grondslag gelegd dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling de vraag of een horeca-inrichting voldoet aan de geluidsnormen die in het Activiteitenbesluit zijn vervat, dient te worden beantwoord in het kader van de handhaving door het college van burgemeester en wethouders van die normen en dat die normen niet dienen te worden vervat in de exploitatievergunning, verleend door de burgemeester. Die wordt op dat punt dan ook aangepast. Wat betreft het terras aan de achterzijde heeft de burgemeester de motivering die aan het besluit van 11 mei 2011 ten grondslag is gelegd gewijzigd in die zin dat hij aansluiting heeft gezocht bij de geluidsnormen die in het Activiteitenbesluit zijn vervat. Indien met de exploitatie van dat terras kan worden gebleven binnen de geluidsnormen die daarvoor gelden, is dat een eerste aanknopingspunt voor de beoordeling van de invloed van dat terras op de woon- en leefsituatie van de omgeving. Op basis van het rapport, getiteld "Akoestisch onderzoek terras achterzijde inrichting", van 31 maart 2011, dat in opdracht van [vergunninghouder] door Kupers & Niggebrugge is opgesteld, (hierna: het akoestisch onderzoek) stelt de burgemeester zich op het standpunt dat binnen die normen kan worden gebleven en dat het terras objectief geen overlast met zich meebrengt. Voorts heeft de burgemeester in zijn besluitvorming betrokken dat het terras beperkte openingstijden kent, dat het voor zowel de levensvatbaarheid van de horeca als de faciliteiten die gewenst zijn voor de bezoekers en bewoners van Naarden-Vesting zeer gewenst is en dat woningen aan de Marktstraat per definitie zijn gelegen in een drukbezocht gebied. Op deze gronden acht de burgemeester het exploiteren van het terras aan de achterzijde van het restaurant toelaatbaar en wenselijk. Voor zover het betreft het terras aan de voorzijde van het restaurant heeft de burgemeester de motivering bij het in beroep bestreden besluit aangepast in die zin, dat het gaat om een klein terras van circa 10 m2 dat past binnen het Terrassenbeleid. Voorts heeft hij de motivering gewijzigd in die zin dat het terras is gesitueerd op de Marktstraat en dat hij gelet op de minimale uitstraling ervan de exploitatie ervan toelaatbaar en wenselijk acht en dat het geen ontoelaatbare, negatieve beïnvloeding van de woon- en leefsituatie oplevert. De burgemeester heeft zich in het in beroep bestreden besluit ten slotte op het standpunt gesteld dat de vraag welke geluidsnormen van toepassing zijn en of het overgangsrecht dat in het Activiteitenbesluit is vervat van toepassing is, dient te worden beantwoord in een eventuele procedure over de vraag of het restaurant voldoet aan de normen die zijn vervat in het Activiteitenbesluit. Die vraag dient niet aan de orde te komen in het kader van het verlenen van de exploitatievergunning.

3. De rechtbank heeft het in beroep bestreden besluit vernietigd, omdat de burgemeester daarin onvoldoende tot uiting heeft gebracht of hij in zijn beoordeling of met de verleende vergunning de woon- en leefsituatie in de omgeving van het restaurant op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed, heeft betrokken dat het restaurant elke dag van de week geopend is, dat op grond van de vergunning zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde een terras mag worden geëxploiteerd zodat er geen luwe kant meer is en dat het restaurant is gelegen in het centrum van Naarden-Vesting. De rechtbank heeft evenwel aanleiding gezien om de rechtsgevolgen ervan in stand te laten, omdat geen aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door het geproduceerde geluidsniveau. Zij heeft daarbij in aanmerking genomen dat het terras beperkte openingstijden kent en het eveneens beperkt zal worden geëxploiteerd, gelet op het aantal dagen per jaar dat het weer dat toelaat. Voorts heeft zij in dit verband overwogen dat en waarom andere beroepsgronden falen.

4. De rechtbank heeft volgens [appellant] bij het in stand laten van de rechtsgevolgen ten onrechte overwogen dat de burgemeester met het verlenen van een vergunning aan de achterzijde van het restaurant het gelijkheidsbeginsel niet heeft geschonden, ondanks de omstandigheid dat hij in vergelijkbare gevallen wel heeft geweigerd een vergunning te verlenen. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de burgemeester met het verlenen van de vergunning aan [vergunninghouder] nieuw beleid heeft toegepast, aldus [appellant]. Daar komt bij dat de burgemeester zich in eerste instantie op het standpunt heeft gesteld dat het terras aan de achterzijde van het restaurant niet gelegen was op een binnenterrein, zodat andere geluidsnormen van toepassing waren. Pas na een oordeel van de bestuursrechter dat het terras wel was gelegen op een binnenterrein, heeft de burgemeester zich verlaten op een onderzoek naar de geluidsoverlast. Voorts had de burgemeester de uitbaters van de restaurants aan wie hij heeft geweigerd vergunning te verlenen voor een terras dat vergelijkbaar is met het terras aan de achterzijde van het restaurant in kennis moeten stellen van het gewijzigde beleid, aldus [appellant].

4.1. De burgemeester heeft zich ter zitting van de rechtbank gemotiveerd op het standpunt gesteld dat hij een aanvraag voor een terras op een binnenterrein thans op dezelfde wijze zou beoordelen als de aanvraag van [vergunninghouder]. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat de burgemeester dergelijke aanvragen thans anders beoordeelt dan ten tijde van bijvoorbeeld zijn afwijzing van de aanvraag voor een terras op een binnenterrein bij Eetcafé De Doelen, die hij bij besluit van 30 oktober 2008 heeft afgewezen. Het Terrassenbeleid dat de burgemeester bij het in beroep bestreden besluit heeft toegepast is op 6 mei 2011 in werking is getreden, derhalve vóór dat besluit werd genomen.

De stelling dat de burgemeester gehouden was de uitbaters van de restaurants aan wie hij in het verleden heeft geweigerd vergunning te verlenen voor een terras dat vergelijkbaar is met het terras aan de achterzijde van het restaurant in kennis te stellen van het gewijzigde beleid valt buiten de omvang van het geschil.

Het betoog faalt.

5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte in het midden heeft gelaten welke geluidsnormen van toepassing zijn op het restaurant en de daarbij behorende terrassen, door niet te beoordelen of artikel 6.12, eerste lid, van het Activiteitenbesluit van toepassing is op het terras aan de achterzijde van het restaurant. De burgemeester hanteert als uitgangspunt dat de geluidsnormen die zijn vervat in het Activiteitenbesluit in zoverre van belang zijn dat de vergunning op grond van artikel 2:28 van de APV niet wordt verleend indien bij voorbaat vaststaat dat aan die geluidsnormen in geen geval kan worden voldaan, omdat in dat geval voorzienbaar is dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het restaurant op ontoelaatbare wijze nadelig zal worden beïnvloed. De rechtbank heeft die werkwijze niet onredelijk geacht. Met dat oordeel heeft de rechtbank volgens [appellant] evenwel miskend dat het onmogelijk is om te beoordelen of al dan niet kan worden voldaan aan de geluidsnormen die zijn vervat in het Activiteitenbesluit indien niet van tevoren is bepaald welke geluidsnormen van toepassing zijn. Hij betoogt verder dat de rechtbank een onjuiste maatstaf zou hebben toegepast als zij wel zou hebben beoordeeld of artikel 6.12, eerste lid, van het Activiteitenbesluit van toepassing is. Volgens hem heeft de rechtbank miskend dat de burgemeester niet slechts had dienen te beoordelen of zou kunnen worden voldaan aan de normen die zijn vervat in het Activiteitenbesluit, maar ook of een terras dat grenst aan een binnenterrein met uitsluitend tuinen de rust niet al te zeer verstoort. De rechtbank heeft verder niet onderkend dat de burgemeester had dienen te motiveren waarom hij vergunning heeft verleend voor de exploitatie van een terras aan de achterzijde van het restaurant, nu het ook mogelijk was vergunning te verlenen voor een groot terras aan de voorzijde van het restaurant aan de overzijde van de Marktstraat. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat hij niet gemotiveerd heeft weersproken dat het terras aan de achterzijde van het restaurant 26 stoelen telt en geen 30, zoals is vermeld in het akoestisch onderzoek, en dat de bezettingsgraad 70% is en geen 100%, aldus [appellant]. Hij kon dat niet weerspreken, omdat er een muur staat tussen zijn woning en dat terras. Daarnaast is op de website van het restaurant vermeld dat het terras aan de achterzijde 30 stoelen bevat. Daar komt bij dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van onjuiste veronderstellingen. Ter ondersteuning van zijn betoog verwijst [appellant] naar de notitie van J. Kramer van de Nederlandse Stichting Geluidshinder van 14 september 2011, die in zijn opdracht is opgesteld (hierna: de notitie Kramer). Voorts heeft de rechtbank bij het in stand laten van de rechtsgevolgen ten onrechte belang gehecht aan de omstandigheid dat het terras aan de achterzijde om 22.00 uur gesloten moet zijn. Tegen die tijd zullen de bezoekers van het restaurant uitgegeten zijn. Aan de openingstijden van het terras zijn aldus geen beperkingen gebonden. Daar komt bij dat indien het terras wegens weersomstandigheden beperkt geopend is, het economische belang van [vergunninghouder] evenzeer beperkt is en dat, indien dat terras juist geopend is als het goed weer is weliswaar het economisch belang groter is, maar de overlast van dat terras eveneens, aldus [appellant]. De rechtbank heeft bij het in stand laten van de rechtsgevolgen voorts ten onrechte overwogen dat de alternatieven die hij heeft voorgesteld en die zijn vervat in de notitie Kramer niet kunnen leiden tot het oordeel dat met het verlenen van de vergunning voor de exploitatie voor het terras aan de achterzijde van het restaurant de woon- en leefsituatie in de omgeving van het restaurant op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

5.1. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2011 in zaak nr. 201005680/1/H3 terecht overwogen dat de burgemeester eventueel door bezoekers veroorzaakte geluidsoverlast ook in aanmerking dient nemen bij de beoordeling of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig zal worden beïnvloed. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de beoordeling of een horeca-inrichting aan de gestelde milieunormen voldoet uitsluitend in het kader van de handhaving van de Wet milieubeheer aan de orde dient te komen (zie de uitspraak van de Afdeling van 9 januari 2008 in zaak nr. 200704352/1). Dit betekent evenwel niet dat de burgemeester aan geluidshinderaspecten voorbij kan gaan. Het geluid, voor zover dat valt binnen de door de milieuwetgeving gestelde normen, maakt deel uit van de uitstraling in haar totaliteit van de inrichting op de omgeving en is dus mede bepalend voor de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf.

Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2006 in zaak nr. 200507103/1 (AB 2006, 357) is bij de beoordeling of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig zal worden beïnvloed het toegelaten geluidniveau een gegeven; er zal van uit moeten worden gegaan dat het terras aan de gestelde milieunormen voldoet en dat daarvan de volgens die normen maximaal toelaatbare milieueffecten uitgaan. Wordt niet aan die normen voldaan, dan zal gebruik moeten worden gemaakt van de aan de milieuwetgeving te ontlenen bevoegdheden van het college om aan schending van de normen een einde te maken. Derhalve kan in deze procedure ook in het midden blijven of de overgelegde akoestische rapporten op de voorgeschreven wijze tot stand zijn gekomen, nu hieraan in deze procedure geen betekenis kan toekomen.

Dit laat evenwel onverlet dat de burgemeester bij het nemen van een besluit op een aanvraag ingevolge artikel 2:28 van de APV moet afwegen of een terras op een bepaalde plaats toelaatbaar is, gelet op de kwaliteit van de woon- en leefsituatie aldaar. De burgemeester mag bij die afweging het karakter van de omgeving waar het terras moet worden gevestigd betrekken, evenals de uitstraling van het terras - in haar totaliteit - op die omgeving. Hij is daarbij in beginsel bevoegd om binnen het stedelijk gebied onderscheid te maken tussen de verschillende delen daarvan, mede met het oog op de wenselijkheid van het behoud van bijzondere elementen van een gebied met een eigen karakter. De burgemeester moet in dit kader tevens afwegen of het terras kan worden toegelaten onder het stellen van voorschriften, welke voorschriften echter niet specifiek betrekking mogen hebben op de geluidhinder welke door het terras kan worden veroorzaakt.

5.2. [appellant] betoogt terecht dat de rechtbank ten onrechte in het midden heeft gelaten of artikel 6.12, eerste lid, van het Activiteitenbesluit van toepassing is op het terras aan de achterzijde van het restaurant. Zonder het vaststellen van de toepasselijke norm is het immers niet mogelijk om te beoordelen wat het maximaal toegestane geluidsniveau op het terras is en wat zo beschouwd de invloed is van het terras op de woon- en leefsituatie in de omgeving van het restaurant. Hij betoogt voorts terecht dat de burgemeester niet aannemelijk heeft gemaakt dat voor 1992 reeds een terras achter de horeca-inrichting in gebruik was, zodat de geluidsnormen die zijn vermeld in tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit van toepassing zijn.

5.3. [appellant] betoogt verder terecht dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het door haar vernietigde besluit in stand heeft gelaten. Zij heeft aan haar oordeel om de rechtsgevolgen in stand te laten nagenoeg dezelfde motivering ten grondslag gelegd als vermeld in het besluit dat zij had vernietigd, welke motivering zij niet voldoende heeft geacht voor dat besluit.

De rechtbank heeft bovendien niet onderkend dat de burgemeester niet op de juiste wijze heeft beoordeeld wat de invloed is van het terras op de woon- en leefsituatie in de omgeving. Noch in het door de rechtbank vernietigde besluit, noch in de uitspraak van de rechtbank, is een beoordeling gemaakt als hiervoor onder 5.1 is uiteengezet, nu in de beoordeling niet is betrokken op welke wijze de woon- en leefsituatie in de omgeving van het restaurant wordt beïnvloed door het geluid dat maximaal mag worden geproduceerd op het terras. Dit klemt temeer, nu het terras is gelegen op een binnenterrein en aan het terras tuinen en slaapkamers grenzen van omliggende woningen.

Nu de rechtsgevolgen van het in beroep vernietigde besluit ten onrechte in stand zijn gelaten omdat een onjuiste beoordeling heeft plaatsgevonden van de invloed van het terras aan de achterzijde van het restaurant op de woon- en leefsituatie in de omgeving van het restaurant, behoeft niet te worden beoordeeld of ten onrechte belang is gehecht aan de omstandigheid dat het terras om 22.00 uur gesloten dient te zijn. Die omstandigheid dient immers opnieuw in de beoordeling te worden betrokken.

Voorts betoogt [appellant] terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de burgemeester bij zijn afweging tevens had dienen te betrekken dat aan de voorzijde van het restaurant en aan de overzijde van de Marktstraat de mogelijkheid bestond een groot terras in te richten. Gelet op de te verwachten overlast van het terras aan de achterzijde van het restaurant lag dat uit een oogpunt van zorgvuldige besluitvorming wel op zijn weg.

Het betoog slaagt.

6. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de burgemeester zich op het standpunt mocht stellen dat de overlast die hij ondervindt van het terras aan de voorzijde van het restaurant opgaat in het bestaande omgevingsgeluid en de bestaande omgevingsactiviteiten. Bezoekers van het terras kunnen recht zijn woonkamer inkijken. Ter ondersteuning van dat betoog verwijst hij naar een foto die hij in beroep bij de rechtbank heeft overgelegd. De rechtbank heeft miskend dat de omstandigheid dat bezoekers van het restaurant op het terras aan de voorzijde rechtstreeks en voortdurend zijn woonkamer kunnen inkijken niet op een lijn te stellen is met de blikken die voorbijgangers zijn woonkamer kunnen inwerpen. Zij heeft verder miskend dat de burgemeester ten onrechte niet zijn belang van privacy en het economische belang van [eigenaar], eigenaar van een naast het restaurant gelegen winkel, zwaarder heeft laten wegen dan het belang van [vergunninghouder] bij de exploitatie van het kleine terras aan de voorzijde van het restaurant.

6.1. De burgemeester heeft zich in verweer onweersproken op het standpunt gesteld dat [appellant]s woning is gelegen aan de drukste doorlooproute in Naarden-Vesting. Daarnaast heeft de burgemeester zich in het verweerschrift onweersproken op het standpunt gesteld dat bezoekers van het restaurant zich in het algemeen zullen concentreren op de persoon die tegenover hen zit. Niet valt in te zien op welke wijze de toevallige blik van een bezoeker van het restaurant die op het terras aan de voorzijde zit zich onderscheidt van de blik van een voorbijganger. Gelet hierop en op de omstandigheid dat het terras aan de voorzijde van het restaurant slechts een beperkte omvang heeft, heeft de rechtbank terecht overwogen dat dat terras opgaat in de omgevingsactiviteiten.

Wat betreft de afweging tussen het economische belang van [eigenaar] en het belang van het verlenen van de vergunning voor zover dat ziet op het terras aan de voorzijde van het restaurant wordt verwezen naar de uitspraak in zaak nr. 201208415/1/A3.

Geen grond bestaat voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester zich niet op het standpunt mocht stellen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het restaurant niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door het terras aan de voorzijde.

Het betoog faalt.

7. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat handhaving van de regelgeving van groot belang is en dat de burgemeester er strikt op toe dient te zien dat [vergunninghouder] zich aan die regelgeving houdt en in geval van klachten of meldingen daadwerkelijk dient op te treden, heeft miskend dat de handhaving in Naarden ten enenmale faalt omdat de toezichthoudende ambtenaren niet bereikbaar zijn buiten kantooruren.

7.1. De vraag of de burgemeester op de juiste wijze gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot handhaven, behoort te worden beantwoord in een procedure over handhaving en niet in deze procedure. [appellant] kan bij de burgemeester een verzoek tot handhaving indienen indien hij van oordeel is dat een overtreding van de geldende regelgeving plaatsvindt.

Het betoog faalt.

8. [appellant] betoogt ten slotte dat de rechtbank hem ten onrechte geen vergoeding van de kosten in bezwaar heeft toegekend, nu hij in bezwaar ook kosten heeft gemaakt voor het laten opstellen van de notitie Kramer.

8.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Nu het besluit van 11 mei 2011 niet is herroepen, heeft de rechtbank reeds hierom terecht geen aanleiding gezien de burgemeester te veroordelen in de kosten die [appellant] in bezwaar heeft gemaakt.

Het betoog faalt.

9. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.1 tot en met 5.3 is overwogen, is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gelaten die betrekking hebben op de exploitatie van het terras aan de achterzijde van het restaurant. De uitspraak van de rechtbank dient voor het overige, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.

10. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2012 in zaak nr. 12/434, voor zover bij het in stand laten van de rechtsgevolgen de vergunning voor de exploitatie van het terras aan de achterzijde van restaurant Pazzo Naarden aan de [locatie] te Naarden is gehandhaafd;

III. bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, voor het overige;

IV. gelast dat de burgemeester van Naarden aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 232,00 (zegge: tweehonderdtweeëndertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, ambtenaar van staat.

w.g. Vlasblom w.g. Reuveny
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013

622.