Uitspraak ​201203545/1/A4


Volledige tekst

​201203545/1/A4.
Datum uitspraak: 31 juli 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Milieuvereniging Land van Cuijk, gevestigd te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, en anderen,
appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2012 heeft het college aan de vereniging Cuijkse Cross Club een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een motorcrossterrein op het perceel Hertraksestraat (ongenummerd) te Cuijk.

Tegen dit besluit hebben de Milieuvereniging en anderen beroep ingesteld.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. De Milieuvereniging en anderen, het college en de Cuijkse Cross Club hebben hun zienswijzen daarop naar voren gebracht.

De Cuijkse Cross Club heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2013, waar [appellant A] en [appellant B], de stichting Stichting Wijkraad Padbroek, vertegenwoordigd door ing. J.G. Rensman en H.G.G.M. Dobek, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.L.J.G. Broekmans, werkzaam bij de provincie, drs. J.L.J. Post, ing. G.B.A. Mogot, G.F.C. van Grunsven en ing. S.F. Gulickx, zijn verschenen. Voort is ter zitting de Cuijkse Cross Club, vertegenwoordigd door ir. A.C.R. Kessen en L.F.C.J. Coppelmans, gehoord.

Overwegingen

Ontvankelijkheid

1. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan tegen een besluit geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze over het ontwerp van dit besluit naar voren heeft gebracht.

1.1. Het beroep is mede namens de stichting Stichting Wijkraad Padbroek ingesteld. Vast staat dat zij over het ontwerpbesluit geen zienswijze naar voren heeft gebracht. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat haar dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Het beroep, voor zover dat door de stichting is ingesteld, is daarom niet-ontvankelijk.

Voorgeschiedenis

2. Op de in 2008 ingediende vergunningaanvraag, die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, is reeds eerder, bij besluit van 16 oktober 2009, beslist. Dat besluit strekte tot verlening van de gevraagde vergunning. Bij uitspraak van 18 augustus 2010 in zaak nr. 200909429/1/M1 heeft de Afdeling het besluit van 16 oktober 2009 vernietigd. De Cuijkse Cross Club heeft bij brieven van 11 oktober 2011 en 16 januari 2012 de aanvraag gewijzigd onderscheidenlijk aangevuld.

Toepasselijk recht

3. De Milieuvereniging en anderen betogen dat de verlening van de gevraagde vergunning bij het bestreden besluit ten onrechte is gebaseerd op de Wet milieubeheer. Volgens hen had de aanvraag moeten worden beoordeeld aan de hand van de op 1 januari 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). De Milieuvereniging en anderen achten een beoordeling van de aanvraag aan de hand van de Wet milieubeheer bovendien in strijd met de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 18 augustus 2010.

3.1. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de bij de Wabo ingevoerde wetswijzigingen in dit geval niet van toepassing zijn, omdat de aanvraag om vergunning vóór de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. Het college heeft de vergunningaanvraag dan ook terecht beoordeeld aan de hand van het vóór de inwerkingtreding van de Wabo geldende recht. De uitspraak van 18 augustus 2010 maakt dit niet anders.

De beroepsgrond faalt.

4. Gelet op hetgeen onder 3.1 is overwogen, zullen in deze uitspraak de wetten worden aangehaald, zoals zij luidden vóór de inwerkingtreding van de Wabo.

Totstandkoming bestreden besluit

5. De Milieuvereniging en anderen hebben ter zitting te kennen gegeven dat hun beroepsgrond over de bekendmaking van de vergunning betrekking heeft op het opstellen en ter inzage leggen van een ontwerpbesluit. Zij betogen dat voorafgaand aan het bestreden besluit ten onrechte niet opnieuw een ontwerpbesluit is opgesteld en ter inzage gelegd. Volgens hen had het college alvorens de vergunning opnieuw te verlenen omwonenden in staat moeten stellen om daarover zienswijzen naar voren te brengen. De Milieuvereniging en anderen wijzen er in dit verband op dat sinds het indienen van de aanvraag veel is veranderd. Het aantal omwonenden is bijvoorbeeld sterk toegenomen als gevolg van de bouw van een nieuwe woonwijk.

5.1. Het is vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 september 2010 in zaak nr. 200909477/1/M2) dat in geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter het het bevoegd gezag in beginsel vrij staat om bij het opnieuw in de zaak voorzien terug te vallen op de procedure die aan het besluit ten grondslag lag, dan wel de gehele procedure opnieuw te doorlopen. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarin het uit een oogpunt van zorgvuldige voorbereiding van een besluit, mede gelet op het verhandelde in die eerste procedure en de aard en ernst van de gebreken die tot vernietiging hebben geleid, niet passend moet worden geoordeeld indien het bevoegd gezag ermee volstaat terug te vallen op de eerdere procedure en niet een nieuw ontwerpbesluit opstelt en ter inzage legt.

Het college is teruggevallen op het ontwerpbesluit dat is opgesteld in de procedure die heeft geleid tot het besluit van 16 oktober 2009. Net als het thans bestreden besluit, strekte het ontwerpbesluit tot verlening van de gevraagde vergunning. De door de Milieuvereniging en anderen aangevoerde omstandigheden bieden geen grond voor het oordeel dat het college in dit geval niet in redelijkheid heeft kunnen terugvallen op de procedure die ten grondslag lag aan het besluit van 16 oktober 2009.

De beroepsgrond faalt.

Algemeen toetsingskader

6. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd.

Het tweede lid, aanhef en onder a, bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend.

Ingevolge het derde lid worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.

Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt het college een zekere beoordelingsvrijheid toe.

Geluidhinder

7. De vergunde crossactiviteiten bestaan uit reguliere trainingen (drie dagen per week), clubtrainingen (vijf keer per jaar), een regionale training (een keer per jaar), een nationale crosswedstrijd (twee dagen per jaar) en een crosswedstrijd voor veteranen (drie dagen per jaar)

8. De Milieuvereniging en anderen vrezen geluidhinder te zullen ondervinden vanwege de crossactiviteiten. In dit verband betogen zij allereerst dat bij de beoordeling van de geluidbelasting vanwege de inrichting ten onrechte aansluiting is gezocht bij de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 1998 (hierna: de Handreiking). Volgens de Milieuvereniging en anderen is het door de crossactiviteiten veroorzaakte geluid niet te vergelijken met industrielawaai.

8.1. Deze beroepsgrond faalt. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de geluidemissie van motorcrossactiviteiten dermate specifiek is, dat bij de beoordeling daarvan om die reden geen aansluiting kon worden gezocht bij de Handreiking.

9. De Milieuvereniging en anderen betogen vervolgens dat bij de beoordeling van de geluidbelasting vanwege de inrichting onvoldoende rekening is gehouden met het tonale karakter van het door de crossactiviteiten veroorzaakte geluid en de daarvoor in de Handreiking opgenomen straffactor van 5 dB(A).

Beoordelingspunt Dag Avond
(07.00-19.00 uur) (19.00 -23.00 uur)
Reguliere trainingen
7 Padbroek 43 dB(A)
8 Messemaker 42 dB(A)
Clubtrainingen
7 Padbroek 39 dB(A) 39 dB(A)
8 Messemaker 37 dB(A) 38 dB(A)

9.1. In vergunningvoorschrift 6.1.2 zijn, verdeeld over de verschillende crossactiviteiten, geluidgrenswaarden gesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Ingevolge dit voorschrift gelden deze waarden exclusief tonaal geluid. Wat de beoordelingspunten Padbroek en Messemaker betreft, zijn bij de reguliere trainingen en de clubtrainingen de volgende geluidgrenswaarden gesteld voor de dag- en avondperiode:

9.2. Het college heeft ter zitting gesteld dat deze geluidgrenswaarden onjuist zijn, nu deze vanwege de straffactor voor tonaal geluid 5 dB(A) lager moeten zijn. Het college heeft ter zitting de Afdeling verzocht vergunningvoorschrift 6.1.2 dienovereenkomstig te wijzigen.

De Afdeling leidt uit het vorenstaande af dat het bestreden besluit op dit punt in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De beroepsgrond slaagt. Het bestreden besluit moet voor zover het de in 9.1 genoemde grenswaarden van vergunningvoorschrift 6.1.2 betreft, worden vernietigd.

De Milieuvereniging en anderen en de Cuijkse Cross Club hebben ter zitting te kennen gegeven dat zij zich kunnen verenigen met een verlaging met 5 dB(A) van de desbetreffende geluidgrenswaarden. Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding om dienovereenkomstig in de zaak te voorzien.

De Milieuvereniging en anderen hebben ter zitting te kennen gegeven dat daarmee aan hun bezwaren met betrekking tot tonaal geluid tegemoet wordt gekomen, zodat deze verder geen bespreking behoeven.

Voor zover de Milieuvereniging en anderen betogen dat bij niet-tonaal motorcrossgeluid ook een straffactor moet worden toegepast omdat dit geluid zeer hinderlijk is, overweegt de Afdeling dat de Wet milieubeheer in samenhang met de Wet geluidhinder noch de Handreiking hiervoor een grondslag biedt.

10. De Milieuvereniging en anderen voeren verder aan dat het college bij de beoordeling van de geluidemissie ten onrechte is uitgegaan van een bronvermogen van de binnen de inrichting aanwezige crossmotoren van 94 dB(A). Zij wijzen erop dat de Cuijkse Cross Club in mei 2012 een ontheffing heeft aangevraagd voor een geluidproductie van 98 dB(A). Volgens de Milieuvereniging en anderen is de geluidnorm van 94 dB(A) zeer optimistisch en staat niet vast dat deze kan worden nageleefd en gehandhaafd. Zij stellen in dit verband tevens dat de in vergunningvoorschrift 6.2.5 voorgeschreven meetmethode niet geschikt is om te controleren of aan de norm van 94 dB(A) kan worden voldaan.

10.1. Ingevolge vergunningvoorschrift 6.2.5 moet het geluidniveau van een crossmotor in werking voldoen aan de geluidnorm van 94 dB(A) gemeten volgens de dynamische meetmethode. Deze methode zal tijdens alle trainingen en wedstrijden worden gebruikt om vast te stellen of de crossmotoren aan de eisen voldaan. Bij de dynamische meetmethode wordt een volgaspassage gemeten op 7,5 m uit de rijlijn onder een hoek van 45 graden en met een meethoogte van 1 m, waarbij de meterstand "slow" wordt gebruikt.

Ingevolge vergunningvoorschrift 6.2.6 dient, indien niet wordt voldaan aan de in voorschrift 6.2.5 opgenomen geluidnorm, de crossmotor onmiddellijk van het circuit verwijderd te worden.

10.2. Het college heeft in het bestreden besluit overwogen dat de motorsportbonden in mei 2010 een convenant hebben ondertekend waarin zij hebben verklaard de geluidproductie van crossmotoren landelijk met maximaal 6 dB(A) te zullen reduceren. In het convenant is vastgelegd dat per 1 januari 2011 het geluidniveau van crossmotoren, gemeten volgens de dynamische methode, maximaal 94 dB(A) mag bedragen. De Cuijkse Cross Club heeft zich aan deze nieuwe geluidnorm geconformeerd en de vergunningaanvraag dienovereenkomstig aangepast.

Gelet op het bovenstaande alsmede op het deskundigenbericht kan ervan worden uitgegaan dat de norm van 94 dB(A) kan worden nageleefd. Verder is de meetmethode in voorschrift 6.2.5 duidelijk omschreven. In het deskundigenbericht is opgemerkt dat de methode uitvoerbaar is. De Afdeling ziet geen aanleiding om hierover anders te oordelen. Indien wordt geconstateerd dat niet volgens voorschrift 6.2.5 wordt gemeten of dat de norm van 94 dB(A) wordt overschreden, kan het college daartegen handhavend optreden.

De beroepsgrond faalt.

11. De Milieuvereniging en anderen betogen dat meer motorcrossactiviteiten zijn vergund dan in 2009.

11.1. Dit hangt samen met de verlaging van het bronniveau van 98 dB(A) naar 94 dB(A). Zoals uit overweging 10.2 blijkt, kon het college bij de beoordeling van de vergunningaanvraag uitgaan van laatstgenoemd bronniveau.

12. De Milieuvereniging en anderen betogen dat de vergunning ook anderszins niet handhaafbaar is. Daartoe stellen zij dat het in vergunningvoorschrift 1.6.3 voorgeschreven gebruik van een transponder overschrijding van de maximaal toegestane crossminuten niet kan voorkomen. Ook is niet duidelijk in hoeverre de gegevens die de transponder vastlegt kunnen worden gebruikt voor een objectieve controle van de voorschriften. Verder bieden de registratievoorschriften geen waarborg dat de geluidniveaus volledig worden geregistreerd.

12.1. In voorschrift 1.6.2 is bepaald dat van alle geluidmetingen, voor en tijdens wedstrijden, welke zijn bedoeld ter controle van de geluidproductie van crossmotoren, een registratie dient te worden bijgehouden waarin is vastgelegd de datum en tijd van de meting, het voertuig (merk/type/klasse), de meetmethode en het gemeten geluidniveau.

Ingevolge voorschrift 1.6.3 dienen tijdens trainingen en wedstrijden alle crossmotoren te zijn voorzien van een goed functionerende transponder. Van de digitaal uit te lezen gegevens dienen ten minste het aantal deelnemers per manche, de mancheduur en het totaal aantal manches te worden vastgelegd ter controle van het totaal aantal effectieve crossminuten.

12.2. Het gebruik van de transponder is niet voorgeschreven om geluidhinder te voorkomen, maar met het oog op de controle op de naleving van verschillende voorschriften die ter beperking van geluidhinder aan de vergunning zijn verbonden. De transponder registreert onder meer het voertuig (merk, type en klasse), de meetmethode en het gemeten geluidniveau. Verder kan volgens het deskundigenbericht uit de registratie van de transponder worden afgeleid of aan het maximaal aantal toegestane crossminuten wordt voldaan en hoeveel crossmotoren tegelijkertijd op de crossbaan aanwezig zijn. De Afdeling ziet geen aanleiding om in zoverre aan het deskundigenbericht te twijfelen. Evenmin ziet zij aanleiding, gelet op het deskundigenbericht, voor het oordeel dat de in voorschrift 1.6.2 neergelegde registratieverplichting in combinatie met voorschrift 6.2.5 met het oog op de handhaving van de vergunningvoorschriften niet toereikend is.

De beroepsgrond faalt.

13. De Milieuvereniging en anderen voeren aan dat in diverse vergunningvoorschriften de termen "motorcross-minuten" en "effectieve crossduur" worden gebruikt, maar dat deze termen niet zijn gedefinieerd. De hierdoor ontstane onduidelijkheid over de betekenis van deze termen maakt de desbetreffende voorschriften ondeugdelijk.

13.1. Blijkens de in hoofdstuk 1 van de vergunningvoorschriften opgenomen voorschriften is per crossactiviteit een gelimiteerd aantal "motorcrossminuten" vergund, afhankelijk van de tijdstippen en dagen waarop de crossactiviteit mag plaatsvinden. De "effectieve crossduur", dat wil zeggen het aantal minuten dat een crossactiviteit feitelijk heeft plaatsgevonden, mag dit aantal niet overschrijden. Naar het oordeel van de Afdeling zijn de voorschriften op dit punt duidelijk. Indien het maximaal aantal toegestane crossminuten wordt overschreden, kan handhavend worden opgetreden.

De beroepsgrond faalt.

14. De Milieuvereniging en anderen betogen dat de formule voor het berekenen van de "effectieve crossminuten" zoals in de begrippenlijst bij de vergunningvoorschriften is opgenomen, onjuist is omdat daarbij wordt uitgegaan van het aantal manches terwijl bij de reguliere trainingen niet in manches wordt gereden.

14.1. Deze beroepsgrond faalt. Dat bij reguliere trainingen niet in manches wordt gereden, laat onverlet dat eenvoudig kan worden berekend of het aantal minuten gedurende welke reguliere trainingen plaatsvinden het in de vergunning maximaal aantal toegestane minuten voor die activiteit overschrijdt. Indien dit het geval is, kan handhavend worden opgetreden.

15. De Milieuvereniging en andere betogen verder dat de vergunning onvoldoende bescherming biedt tegen hinder van muziekgeluid. Zij wijzen erop dat tijdens pauzes muziekgeluid ten gehore wordt gebracht dat bij nabijgelegen woningen hoorbaar is.

15.1. Ter voorkoming van geluidhinder als gevolg van muziekgeluid heeft het college voorschrift 6.2.2 aan de vergunning verbonden. Ingevolge dit voorschrift dient audioapparatuur zodanig te zijn afgesteld dat muziekgeluid dat tijdens de pauzes ten gehore wordt gebracht ter plaatse van woningen van derden niet hoorbaar is. Dit voorschrift kan in redelijkheid toereikend worden geacht om geluidhinder van muziek te voorkomen. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat dit voorschrift niet kan worden nageleefd of gehandhaafd.

De beroepsgrond faalt.

16. De Milieuvergunning en anderen betogen dat in de vergunning ten onrechte niet is voorgeschreven dat de Cuijkse Cross Club in de toekomst nieuwe technieken dient toe te passen om geluidhinder als gevolg van de crossactiviteiten te voorkomen dan wel verder te beperken. Zij wijzen in dit verband op de mogelijkheid van elektrisch crossen.

16.1. Uit artikel 8.10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer volgt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken moeten worden toegepast. Of dit het geval is, dient te worden beoordeeld ten tijde van het nemen van een besluit op de vergunningaanvraag en aan de hand van dan geldende en algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten. De Wet milieubeheer biedt geen mogelijkheid om in de vergunning voor te schrijven dat de in de toekomst aan te merken beste beschikbare technieken worden toegepast. Indien technische ontwikkelingen daarvoor aanleiding geven, kan het college met toepassing van artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo de vergunning actualiseren.

De beroepsgrond faalt.

17. De Milieuvereniging en anderen betogen verder dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar mogelijke maatregelen ter beperking van het door de crossactiviteiten veroorzaakte geluid, zoals het plaatsen van een geluidwal of het bouwen van een indoorcrossbaan.

17.1. In hoofdstuk 5 van het akoestisch rapport van Peutz van 8 september 2011, dat aan het bestreden besluit mede ten grondslag ligt, wordt ingegaan op mogelijk te treffen voorzieningen ter beperking van geluidhinder. Het plaatsen van aarden wallen tussen de relevante delen van de crossbaan en omliggende woningen wordt daarbij als mogelijke voorziening genoemd. Gesteld wordt echter dat deze voorziening financieel gezien zeer ingrijpend is en dat daarvoor bovendien de ruimte ontbreekt gelet op de ligging van de crossbaan, de terreingrenzen en de omliggende infrastructuur.

Voor zover de Milieuvereniging en anderen hebben gewezen op mogelijkheid om een indoorcrossbaan te bouwen, wordt overwogen dat een indoorcrossbaan dermate afwijkt van de aangevraagde inrichting, dat het college deze mogelijkheid buiten beoordeling kon laten.

Gelet op het voorgaande biedt hetgeen de Milieuvereniging en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar maatregelen ter voorkoming dan wel beperking van geluidhinder.

De beroepsgrond faalt.

Overige beroepsgronden

18. De Milieuvereniging en anderen betogen dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan ten onrechte zowel milieubeschermende als milieuvervuilende activiteiten mogelijk maakt.

Deze beroepsgrond heeft geen betrekking op de rechtmatigheid van de bij het bestreden besluit verleende vergunning en faalt reeds daarom.

19. De Milieuvereniging en anderen betogen tot slot dat het college ten onrechte niet de mogelijkheid heeft onderzocht om de inrichting op een andere locatie te vestigen.

Het college was gehouden te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Ter beoordeling staat of voor de in de aanvraag genoemde locatie vergunning kan worden verleend. Of een andere locatie mogelijk geschikter is voor vestiging van de inrichting speelt hierbij geen rol.

De beroepsgrond faalt.

Conclusie

20. Het beroep, voor zover ontvankelijk, is gedeeltelijk gegrond. Het bestreden besluit dient gedeeltelijk te worden vernietigd. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien zoals hierna is aangegeven.

Het beroep is voor het overige ongegrond.

21. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep, voor zover dat door de stichting Stichting Wijkraad Padbroek is ingesteld, niet-ontvankelijk;

II. verklaart het beroep gegrond, voor zover het de in vergunningvoorschrift 6.1.2 gestelde geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de beoordelingspunten Padbroek en Messemaker voor reguliere trainingen en clubtrainingen betreft;

III. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 17 februari 2012, kenmerk 2893626, in zoverre;

IV. bepaalt dat in voorschrift 6.1.2 de geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de beoordelingspunten Padbroek en Messemaker voor reguliere trainingen en clubtrainingen als volgt komen te luiden:

Beoordelingspunt Dag Avond
(07.00-19.00 uur) (19.00 -23.00 uur)
Reguliere trainingen
7 Padbroek 38 dB(A)
8 Messemaker 37 dB(A)
Clubtrainingen
7 Padbroek 34 dB(A) 34 dB(A)
8 Messemaker 32 dB(A) 33 dB(A)

V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het onder III vermelde besluit, voor zover dat is vernietigd;

VI. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

VII. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan de vereniging Milieuvereniging Land van Cuijk en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013

190-732.