Uitspraak 201203374/1/R2


Volledige tekst

201203374/1/R2.
Datum uitspraak: 5 juni 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], beiden wonend te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
2. [appellant sub 2], wonend te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,

en

de raad van de gemeente Maasdriel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2009, Achterstraat Ammerzoden" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 april 2012, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 april 2012, beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2012, waar [appellant sub 2], bijgestaan door ing. J.B.M. Lauwerijssen, en de raad, vertegenwoordigd door J.J.W.G. van den Oetelaar, werkzaam bij de gemeente, en ing. T.H. Sengers en ing. C.A. Verberne, zijn verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. De Afdeling heeft de raad verzocht nadere informatie te verschaffen. De raad heeft hier bij brief van 4 oktober 2012 op geantwoord. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] zijn in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren en hebben dit gedaan bij brieven van 17 oktober 2012, onderscheidenlijk 30 oktober 2012.

De zaak is door de enkelvoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een meervoudige.

De Afdeling heeft de zaak verder ter zitting behandeld op 14 februari 2013, waar [appellant sub 1A], [appellant sub 2], bijgestaan door ing. J.B.M. Lauwerijssen, en de raad, vertegenwoordigd door J.J.W.G. van den Oetelaar, werkzaam bij de gemeente, en mr. M.R. Prins en H.M.T. van Dalen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting J.P.J.M. Raeijmeakers, werkzaam bij Wematech Milieu Adviseurs B.V., als deskundige verschenen.

Overwegingen

Ontvankelijkheid

1. De raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep van [appellanten sub 1] betwist, voor zover dit is ingediend door [appellant sub 1A]. Volgens de raad heeft [appellant sub 1A] binnen de hiervoor geldende termijn geen zienswijze op het ontwerp van het bestemmingsplan ingediend.

1.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. [appellant sub 1A] heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad. Wel heeft hij bij brief, bij de raad ingekomen op 13 juli 2011, een zienswijze ingediend tegen het ontwerpplan "Ammerzoden", waarin hij zich heeft gericht tegen het bestemmen van de onderhavige gronden als woongebied.

Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit luidde ten tijde van belang, en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Naar het oordeel van de Afdeling doet deze omstandigheid zich in dit geval voor. Voor het onderhavige plangebied hebben nagenoeg tegelijkertijd twee ontwerpplannen ter inzage gelegen. Het ontwerp van het onderhavige plan, dat ter inzage lag van 26 mei 2011 tot en met 6 juli 2011, waarin de desbetreffende gronden voor een woongebied waren bestemd, en het ontwerpplan "Ammerzoden", dat ter inzage van 9 juni 2011 tot en met 21 juli 2011, waarin dezelfde gronden waren bestemd als agrarisch gebied. Gelet op de bijzondere omstandigheid dat voor dezelfde gronden tegelijkertijd verschillende bestemmingsplannen ter inzage lagen, waarin aan dezelfde gronden verschillende bestemmingen waren toegekend, bestaat voldoende aanleiding voor het oordeel dat voor [appellant sub 1A] niet onmiddellijk duidelijk was dat voornoemde bestemming aan de desbetreffende gronden was toegekend. Gelet hierop bestaat rechtvaardiging voor de omstandigheid dat hij geen zienswijze tegen het ontwerpplan "Buitengebied herziening 2009, Achterstraat Ammerzoden" naar voren heeft gebracht en kan hij in zijn beroep worden ontvangen.

Het plan

2. Het plan voorziet in de realisatie van maximaal 26 woningen. Het plangebied, dat thans in gebruik is voor een glastuinbouwbedrijf, is gelegen op een perceel aan de Achterstraat aan de oostzijde van de kern Ammerzoden. Op het besluit is de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het bedrijf van [appellant sub 1]

4. Voor zover [appellanten sub 1] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant sub 1]) betogen dat aan hun perceel [locatie 1] ten onrechte een woonbestemming is toegekend, wordt als volgt overwogen. In tegenstelling tot hetgeen [appellant sub 1] kennelijk meent, ligt dit perceel niet in het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. De beroepsgrond mist derhalve feitelijke grondslag.

Ten overvloede merkt de Afdeling op dat het desbetreffende perceel is gelegen binnen de begrenzing van het op 1 maart 2012 vastgestelde plan "Ammerzoden", waarin aan het perceel de bestemming "Bedrijf" is toegekend.

5. [appellant sub 1] betoogt dat zijn bedrijf, een bloemengroothandel die volgens hem reeds jarenlang aan de [locatie 1] is gevestigd, ten onrechte niet is meegenomen in het onderzoek naar mogelijke overlast ten opzichte van de in het plan voorziene woningen. Hij stelt dat de raad heeft miskend dat tussen zijn bedrijf en de toekomstige woningbouw minimale afstanden dienen te worden aangehouden. Nu de woningen te dicht bij zijn bedrijf kunnen worden opgericht, vreest [appellant sub 1] in de toekomst in zijn bedrijfsvoering te worden beperkt. Dat op het perceel [locatie 1] wel degelijk een groothandel is gevestigd, volgt volgens hem uit een door hem overgelegd uittreksel van de Kamer van Koophandel, waarin staat dat ter plaatse sinds 1992 een "groothandel in bloemen in de ruimste zin van het woord" is gevestigd. Ten slotte stelt [appellant sub 1] in zijn brief van 30 oktober 2012 dat in de loods op zijn perceel een opslag- en werkruimte aanwezig is en dat er meerdere malen per week, zowel overdag als ’s nachts, overlastgevende vervoersbewegingen plaatsvinden.

5.1. In zijn brief van 17 oktober 2012 betoogt [appellant sub 2], wonend aan [locatie 2] en eigenaar van het aldaar gevestigde [aannemersbedrijf] dat de bloemengroothandel van [appellant sub 1] inmiddels als zodanig is bestemd, zodat er rekening mee moet worden gehouden dat een bedrijf duurzaam kan blijven functioneren. [appellant sub 2] stelt dat het geluid vanwege de bloemengroothandel uitstraalt naar het projectgebied, terwijl de raad geen rekening heeft gehouden met cumulatie met de geluidhinder vanwege het bedrijf van [appellant sub 2].

5.2. De raad stelt dat ten tijde van de vaststelling van het plan nog niet vaststond dat het bedrijf van [appellant sub 1] als zodanig in het plan "Ammerzoden" zou worden bestemd. Voorts stelt de raad zich in zijn nadere reactie van 20 juli 2012 op het standpunt dat de afstanden in de brochure Bedrijven en milieuzonering 2009 de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) slechts richtlijnen zijn waarvan mag worden afgeweken. Volgens de raad veroorzaakt de bloemengroothandel geen milieuhinder, zodat het bedrijf niet in haar bedrijfsvoering wordt geschaad en een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen niet wordt belemmerd. Naar aanleiding van de heropening van het onderzoek heeft de raad op 14 september 2012 laten onderzoeken wat op het perceel aan bedrijfsactiviteiten plaatsvindt. Ter plaatse wordt volgens de raad enkel een vrachtwagen geparkeerd. Volgens de raad kunnen de geconstateerde activiteiten niet worden aangemerkt als een inrichting en zijn deze niet vergunning- of meldingsplichtig.

5.3. Op een overzichtskaart in de plantoelichting zijn bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aangegeven die van invloed kunnen zijn op de ontwikkelingen in het plangebied. Een vijftal bedrijfslocaties is nader onderzocht in het kader van mogelijke geur- of geluidhinder. In de plantoelichting is in dit verband niets over het bedrijf van [appellant sub 1] opgenomen.

5.4. Bij brief, bij de raad ingekomen op 13 juli 2011, heeft [appellant sub 1] zich gericht tegen het bestemmen van de onderhavige gronden voor een woongebied in verband met de hinder vanwege het bedrijf dat hij op het perceel [locatie 1] uitoefent. Gelet op een daartoe strekkend raadsvoorstel bestond ten tijde van de vaststelling van het plan door de raad het voornemen om aan het gehele perceel van [appellant sub 1] in de procedure ten aanzien van het bestemmingsplan "Ammerzoden" een bedrijfsbestemming toe te kennen, hetgeen overigens daadwerkelijk is geschied bij de vaststelling van dat plan op 1 maart 2012. Naar het oordeel van de Afdeling had het gelet daarop op de weg van de raad gelegen om ten behoeve van de vaststelling van het voorliggende plan te onderzoeken welke effecten het bedrijfsmatige gebruik van het perceel [locatie 1] heeft voor de in het plan voorzien woningen. De raad heeft dit bij de vaststelling niet onderkend.

De Afdeling volgt de raad niet in zijn standpunt dat ervan kan worden uitgegaan dat in dit geval sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen en het bedrijf van [appellant sub 1] niet zal worden belemmerd in zijn bedrijfsvoering. Voor zover de raad verwijst naar de VNG-brochure, wordt overwogen dat voor een groothandel in bloemen en planten vanwege het hinderaspect geluid een afstand van 30 meter aanbevolen. Nu het binnen de bestemming "Woongebied", in samenhang bezien met de planregels, mogelijk is woningen tot op de grens van het perceel van [appellant sub 1] te bouwen, moet worden geconcludeerd dat aan de richtafstand uit de VNG-brochure niet wordt voldaan. Anders dan de raad stelt, kan de afstand van 30 meter niet met één stap naar 10 meter worden verlaagd, omdat de voorziene woonwijk niet valt te karakteriseren als gemengd gebied. Het feit dat deze woonwijk onder de werking van een geurverordening valt en er geurhinder kan optreden, is voor de kwalificering van gebieden ingevolge VNG-brochure niet van belang. De constatering op 14 september 2012 dat ter plaatse geen sprake is van een inrichting in het kader van de milieuregelgeving neemt, wat daarvan ook zij, echter niet weg dat een bedrijf wel hinder kan veroorzaken die in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht. De enkele omstandigheid dat geen melding of vergunning in het kader van de milieuwetgeving is vereist, brengt niet met zich dat sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Evenmin is gebleken dat de raad de cumulatie van geluid van de bedrijven van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] op de voorziene woningen heeft onderzocht.

Gelet op de stelling van de raad in zijn brief van 4 oktober 2012 dat bij eventuele klachten van omwonenden toepassing zal worden gegeven aan de gemeentelijke bevoegdheid tot handhaving van de Algemene Plaatselijke Verordening, nog daargelaten of de Algemene Plaatselijke Verordening daarop betrekking heeft, valt voorts niet in te zien dat het bedrijf van [appellant sub 1] niet zal worden belemmerd in de bedrijfsvoering.

De betogen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] slagen.

Ten overvloede overweegt de Afdeling dat binnen de bestemming "Bedrijf" voor het perceel van [appellant sub 1] ingevolge het plan "Ammerzoden" op het gehele perceel bedrijven tot en met categorie 2 zijn toegestaan, zodat eveneens de vraag rijst of de raad voldoende rekening heeft gehouden met de maximale mogelijkheden van dat plan.

Conclusie

6. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

Gelet op het vorenstaande is het in verband met artikel 1.9 van de Chw van belang om vast te stellen of hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen omtrent geluidhinder strekt ter bescherming van hun belangen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroepen zich op normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen en het verzekerd zijn van de belangen van hun bedrijven. Deze normen hebben, mede omwille van eventuele cumulatie van geluidhinder, de strekking die belangen te beschermen. Gelet hierop staat artikel 1.9 van de Chw er niet aan in de weg dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren dat zij in hun bedrijfsvoeringen zullen worden belemmerd dan wel dat ter plaatse van de voorziene woningen in het plangebied geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 2011, in zaak nr. 201011172/1/R2).

7. Gelet op het vorenstaande, komt aan hetgeen [appellant sub 2] voor het overige heeft aangevoerd, geen bespreking meer toe.

8. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

9. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Ten aanzien van het verzoek van [appellant sub 2] om vergoeding van de reiskosten van de door haar meegebrachte deskundige J.P.J.M. Raeijmeakers van Wematech Milieu Adviseurs B.V., overweegt de Afdeling dat hiervoor in de uitspraak van de Afdeling van heden, in zaak nr. 201210352/1/R2, een vergoeding is toegekend.

Voor zover [appellant sub 2] heeft verzocht om vergoeding van de kosten voor een deskundigenrapport wordt overwogen dat de kosten voor de memo van Wematech Milieu Adviseurs B.V. van 7 januari 2012 niet voor vergoeding ingevolge artikel 8:75 van de Awb in aanmerking komen. De kosten van een deskundigenrapport komen slechts voor vergoeding in aanmerking, indien de kosten zijn gemaakt in verband met de behandeling van zijn beroep. Daarvan is met de memo in dit geval geen sprake, omdat het hier een memo betreft waartoe de opdracht is gegeven tijdens een eerdere, reeds met een besluit of uitspraak afgesloten instantie. Deze memo dateert namelijk van voor de vaststelling van het plan. Overigens is voor de memo van Wematech Milieu Adviseurs B.V. van 21 mei 2012 wel een vergoeding opgenomen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Maasdriel van 26 januari 2012, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2009, Achterstraat Ammerzoden";

III. draagt de raad van de gemeente Maasdriel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Maasdriel in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot vergoeding:

- ten aanzien van [appellant sub 2] een bedrag van € 1480,00 (zegge: veertienhonderdtachtig euro), waarvan € 1180,00 (zegge: elfhonderdtachtig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- ten aanzien van [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

V. gelast dat de raad van de gemeente Maasdriel het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht vergoedt:

- ten aanzien van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 2] ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro);

- ten aanzien van [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, ambtenaar van staat.

w.g. Polak w.g. Konings
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013

612.