Uitspraak 201206934/1/A3


Volledige tekst

201206934/1/A3.
Datum uitspraak: 20 maart 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 5 juni 2012 in zaak nr. 11/1167 in het geding tussen:

[appellant]

en

het bestuur van het Faunafonds.

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2011 heeft het Faunafonds een verzoek van [appellant] om tegemoetkoming in de door grauwe ganzen, kolganzen en brandganzen aan zijn perceel met spruiten veroorzaakte schade toegewezen en de hoogte van de tegemoetkoming bepaald op € 15.200,00.

Bij besluit van 29 juli 2011 heeft het Faunafonds het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 juni 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het Faunafonds heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en het Faunafonds, vertegenwoordigd door mr. W. van Dijk en H.G. Engberink, beiden werkzaam bij het Faunafonds, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) worden als beschermde inheemse diersoort aangemerkt: alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten.

Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, is er een Faunafonds dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.

Ingevolge artikel 84, eerste lid, wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.

Ter invulling van de beoordelingsruimte die het Faunafonds op grond van artikel 84, eerste lid, van de Ffw toekomt, heeft het de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (hierna: de Regeling) vastgesteld.

Volgens artikel 2 kan het Faunafonds de grondgebruiker op zijn verzoek een tegemoetkoming verlenen in door beschermde inheemse diersoorten aan de landbouw, de bosbouw of de visserij aangerichte schade met inachtneming van het hierna bepaalde.

Volgens artikel 5, eerste lid, wordt de hoogte van de door één of meer beschermde inheemse diersoorten aangerichte schade, zodra daaromtrent een definitief oordeel kan worden gegeven, door een aangewezen taxateur getaxeerd.

Volgens het derde lid stelt de taxateur, met inachtneming van de door het Faunafonds vastgestelde taxatierichtlijnen, van zijn bevindingen een rapport samen en ondertekent hij dat.

Volgens artikel 8, eerste lid, wordt de hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 door het Faunafonds vastgesteld na kennisneming van het door de aanvrager ingezonden aanvraagformulier met bijlagen, het door de taxateur opgestelde taxatierapport eventueel voorzien van opmerkingen van de aanvrager en eventueel overige op de aanvraag betrekking hebbende stukken.

Volgens het tweede lid wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 verminderd met 5% van het door de taxateur vastgestelde bedrag.

2. In verband met op 25 december 2010 door [appellant] op een perceel met spruiten geconstateerde schade, heeft hij op 27 december 2010 het Faunafonds verzocht om een tegemoetkoming in de schade. Op 4 en 17 januari 2011 is de schade getaxeerd. Uit het op 22 februari 2011 opgemaakte taxatierapport blijkt dat de taxateur heeft geconstateerd dat de schade op het perceel voor 70% door grauwe ganzen, voor 15% door kolganzen en voor 15% door brandganzen is veroorzaakt. Het totale schadebedrag is vastgesteld op € 16.000,00. Daarbij is uitgegaan van een geschatte gemiddelde opbrengst van 20.000 kg per hectare tegen een prijs van € 0,50 per kg en een beschadigde oppervlakte van 1,5 ha met 100% faunaschade en 2 hectare met 20% faunaschade.

3. Uit het besluit van 29 juli 2011 volgt dat het Faunafonds bij de schadeberekening is uitgegaan van de normbedragen als vermeld in de Kwantitatieve Informatie Akkerbouw en Vollegrondsgroenteteelt (hierna: de KWIN-cijfers), die een voortschrijdend meerjarig gemiddelde van de opbrengst van het gewas geven. Het Faunafonds kan aanleiding zien om van dit uitgangspunt af te wijken, indien de grondgebruiker ten tijde van de taxatie een contract overlegt waaruit een vooraf vastgestelde prijs volgt. Volgens het Faunafonds is de door [appellant] overgelegde brief van de afnemer van zijn spruitenteelt [bedrijf] van 10 mei 2011 niet aan te merken als een contract. In deze brief is vermeld dat gedurende de weken voor de geconstateerde gewasschade, van 2 december tot en met 24 december 2010, de gemiddelde uitbetaalprijs € 0,67 per kg spruiten was en voorts dat [bedrijf] geen veiling-, afzet- en transportkosten berekent. Hieruit volgt volgens het Faunafonds echter niet dat de hierin genoemde prijs gegarandeerd is afgesproken, noch dat deze prijs betrekking heeft op het betrokken perceel. Voorts maken volgens het Faunafonds de afzetkosten onderdeel uit van de KWIN-cijfers. De relatief hoge kosten voor het oogsten van de spruiten, die voornamelijk handmatig worden geteeld, hoeven niet meer te worden gemaakt. Deze zijn in dit geval dan ook terecht als afzetkosten in mindering gebracht op het schadebedrag, aldus het Faunafonds.

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend, dat het Faunafonds de tegemoetkoming in de gewasschade ten onrechte heeft bepaald op € 15.200,00. Volgens [appellant] is het Faunafonds ten onrechte uitgegaan van de KWIN-cijfers, nu in de versmarkt van spruiten contractteelt niet voorkomt, maar overeenkomsten mondeling worden gesloten en dagelijkse prijzen achteraf worden berekend. Hierin had het Faunafonds aanleiding moeten zien om van zijn beleid af te wijken. Overeenkomstig de brief van [bedrijf] had het Faunafonds bij het berekenen van de tegemoetkoming een prijs van € 0,67 moeten aanhouden en geen afzetkosten in rekening moeten brengen, aldus [appellant].

4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 juli 2009 in zaak nr. 200808282/1/H3), is het niet onredelijk dat het Faunafonds bij het bepalen van de opbrengst van een gewas in beginsel uitgaat van de zogeheten KWIN-cijfers en slechts van dit uitgangspunt afwijkt als de grondgebruiker een contract overlegt waaruit een vooraf vastgestelde, andere prijs blijkt.

4.2. Thans is niet meer in geschil dat de door [appellant] overgelegde brief van [bedrijf] geen contract is waaruit volgt dat vooraf een prijs is vastgesteld voor de spruitteelt op het betrokken perceel.

[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat in de versmarkt van spruiten contractteelt niet voorkomt. De enkele stelling daartoe is onvoldoende. Reeds hierom heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het Faunafonds bij de vaststelling van de tegemoetkoming niet in redelijkheid van de KWIN-cijfers heeft kunnen uitgaan. De door [appellant] ter zitting aangehaalde uitspraken van de Afdeling van 12 december 2001 in zaken nrs. 200101013/1 en 200101271/1 (www.rechtspraak.nl), doen aan dat oordeel niet af, nu deze geen betrekking hebben op de Ffw en de Regeling. Voorts geldt dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 juni 2009 in zaak nr. 200806947/1/H3), artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Ffw voorziet in de mogelijkheid van een tegemoetkoming in geleden schade, maar aan deze bepaling geen aanspraak op volledige schadevergoeding kan worden ontleend.

Gezien het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geen grond aanwezig geacht voor het oordeel dat het Faunafonds de tegemoetkoming in de door [appellant] geleden schade ten onrechte heeft bepaald op € 15.200,00.

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.

w.g. Bijloos w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2013

434-741.