Uitspraak 201200045/1/A3
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2012:BY4447
- Datum uitspraak
- 28 november 2012
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 19 augustus 2010 heeft het college een verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: gba) afgewezen.
- Hoger beroep
- Basisregistratie
201200045/1/A3.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 november 2011 in zaak nr. 11/80 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2010 heeft het college een verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: gba) afgewezen.
Bij besluit van 29 november 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door T.J. de Bruin, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet gba) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 37, tweede lid, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 36, derde lid, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, voldoet het college binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge het tweede lid geeft het college aan het verzoek uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de eerste afdeling van dit hoofdstuk.
Ingevolge artikel 83, aanhef en onder f, wordt een beslissing van het college om niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 79 tot en met 82 gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
2. [appellant] heeft verzocht om zijn geboortedatum in de gba te wijzigen van 11 december 1966 in 1 december 1963.
Het college heeft aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 19 augustus 2010 ten grondslag gelegd dat een door [appellant] overgelegd vonnis van de rechtbank te Karaman, Turkije, van 22 juli 2009, waarbij zijn geboortedatum in de Turkse registers is gewijzigd in 1 december 1963, naar objectieve maatstaven gemeten niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd. Hiermee en met een door [appellant] eveneens overgelegd getuigschrift van de basisschool te Yukari Kizilca, Turkije, is niet onomstotelijk komen vast te staan dat zijn geboortedatum 1 december 1963 is. [appellant] heeft evenmin andere documenten overgelegd waarmee dit is aangetoond, aldus het college.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het vonnis van de rechtbank te Karaman naar objectieve maatstaven gemeten niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd. De rechtbank te Karaman is kundig en heeft historische, contextuele en demografische kennis van de specifieke en in Turkije vaker voorkomende situatie. Voorts zou, uitgaande van de in de gba opgenomen geboortedatum, uit het getuigschrift van de basisschool volgen dat hij reeds op driejarige leeftijd naar de basisschool is gegaan, terwijl normaliter kinderen eerst op zevenjarige leeftijd naar de basisschool gaan. Hoewel uit genoemde documenten niet volgt dat hij op 1 december 1963 is geboren, tonen deze wel aan dat hij rond die tijd in 1963 is geboren.
Bovendien heeft het college gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Immers, een verzoek van zijn broer om wijziging van de geboortedatum in de gba is wel ingewilligd, aldus [appellant].
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 18 juli 2012 in zaak nr. 201106401/1/A3), dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de gba betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 13 en 44). Het bewijs dat eenmaal in de basisadministratie opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisadministratie geregistreerde gegevens moet, gelet op het systeem van de Wet gba, onomstotelijk vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.
Zoals de Afdeling voorts eerder heeft overwogen in onder meer voornoemde uitspraak, blijkt uit de memorie van toelichting bij de Wet gba dat artikel 37, tweede lid, van deze wet er onder meer toe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de gba worden opgenomen, indien bij het tot stand komen van het brondocument naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen. Daarbij is als een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak in dit verband moet voldoen, vermeld dat deze er blijk van moet geven op - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 45).
3.2. Uit het vonnis van 22 juli 2009 kan worden opgemaakt dat de rechtbank van Karaman zich hoofdzakelijk heeft gebaseerd op getuigenverklaringen van de vader, oom en een voormalig dorpsgenoot van [appellant] en op correspondentie met de basisschool. Ter zitting bij de Afdeling heeft [appellant] toegelicht dat de voormalige dorpsgenoot zijn zwager is. De getuigenverklaringen, waaruit volgens het vonnis kort gezegd volgt dat [appellant] aan het einde van 1963 is geboren, zijn niet als uit objectieve bron afkomstig aan te merken. Voorts is in het vonnis opgenomen dat uit correspondentie met de basisschool volgt dat [appellant] op 14 september 1970 bij de school is ingeschreven. De Afdeling beschikt echter niet over de in het vonnis genoemde correspondentie met de basisschool, doch slechts over een getuigschrift van de basisschool, waarin staat dat [appellant] is geboren op 1 december 1966 en dat hij van 1970 tot 1975 op deze school heeft gezeten. Dit document geeft weliswaar aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de in de gba opgenomen geboortedatum van [appellant], maar geeft geen zekerheid over de precieze geboortedatum van [appellant]. Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het vonnis niet op naar objectieve maatstaven gemeten betrouwbare gegevens is gebaseerd. De Nederlandse openbare orde verzet zich daarom tegen erkenning van de rechtsgeldigheid van de in het vonnis vermelde feiten. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het college hieraan terecht geen gegevens heeft ontleend.
Gezien het vorenstaande is niet onomstotelijk komen vast te staan dat [appellant] op 1 december 1963 is geboren. Derhalve heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college het verzoek van [appellant] om wijziging van de geboortedatum in de gba op juiste gronden heeft afgewezen.
3.3. Met de rechtbank is de Afdeling voorts van oordeel dat de omstandigheid dat een verzoek van de broer van [appellant] om wijziging van zijn geboortedatum in de gba wel is ingewilligd, niet leidt tot een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel, reeds omdat dit verzoek niet bij het college van Rotterdam, maar bij een college van een andere gemeente is ingediend.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012
97-741.