Uitspraak 201203321/1/A2


Volledige tekst

201203321/1/A2.
Datum uitspraak: 10 oktober 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2012 in zaak nr. 11/991 in het geding tussen:

[appellant]

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2010 heeft het dagelijks bestuur een aanvraag van [appellant] om een monumentenvergunning afgewezen.

Bij besluit van 17 januari 2011 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 14 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2012, waar [appellant] en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. R.M.P. Clarijs, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 10, aanhef en onder a, van de Monumentenverordening stadsdeel Amsterdam Centrum 2005 (hierna: de Monumentenverordening) is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen.

Ingevolge artikel 12, eerste lid, brengt het dagelijks bestuur de aanvraag en ingebrachte zienswijzen terstond ter kennis van de Commissie voor Welstand en Monumenten (hierna: de monumentencommissie) en vraagt haar om advies voordat het beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 10.

Het dagelijks bestuur heeft als leidraad voor planontwikkeling, planbeoordeling en de uitvoering van verbouwings- of restauratiewerkzaamheden het Programma van Eisen Kwaliteit Monumenten 2009 (hierna: het PvEM) vastgesteld.

Volgens het bepaalde onder 7 dient de bestaande hoofdstructuur te worden gerespecteerd. De ruimtelijkheid van een monumentaal vertrek kan een wezenlijk onderdeel zijn van de monumentaliteit. De open structuur dient te worden gerespecteerd en ervaarbaar gehouden.

Volgens het bepaalde onder 7.1 moet de structuur van een pand afleesbaar blijven, waarbij structurerende elementen moeten worden gehandhaafd. Incidenteel zijn bescheiden doorbraken in wanden die onderdeel zijn van de monumentale hoofdstructuur mogelijk. Afhankelijk van de aard en situering van de doorbraak moet hierbij gedacht worden aan een enkele deur tot maximaal de omvang van een dubbele deur.

2. [appellant] heeft een doorgang gemaakt in een tussenmuur in het souterrain van het als beschermd gemeentelijk monument aangewezen pand aan [locatie] te Amsterdam (hierna: het pand), teneinde een daarin aanwezige keuken en kantine met elkaar te verbinden. Nadien heeft hij het dagelijks bestuur verzocht hem de hiervoor vereiste monumentenvergunning te verlenen.

3. Het dagelijks bestuur heeft aan zijn besluitvorming een advies van de monumentencommissie (hierna: het advies) ten grondslag gelegd. In het advies heeft de monumentencommissie zich op het standpunt gesteld dat een restauratieve aanpak en het PvEM uitgangspunten voor de beoordeling zijn. Voorts heeft zij uiteengezet dat karakteristiek voor de plattegrond van het pand is dat alle kamers vanaf het trappenhuis worden ontsloten. De gerealiseerde doorgang in het souterrain introduceert een nieuwe koppeling en vormt daardoor een aantasting van de monumentale structuur van het pand. Omdat deze doorgang de breedte van een dubbele deur overschrijdt, kan volgens de richtlijnen uit het PvEM geen monumentenvergunning worden verleend, aldus de monumentencommissie.

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur het advies niet aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen, omdat het gebrekkig is. Volgens hem heeft het pand geen monumentale structuur, zodat daarop ook geen inbreuk kan worden gemaakt. Voor zover het pand wel een monumentale structuur heeft, is de gerealiseerde doorgang, gelet op de omvang, geen inbreuk daarop. Gelet hierop had de monumentencommissie niet mogen vasthouden aan de in het PvEM neergelegde beleidsregel dat slechts een monumentenvergunning kan worden verleend voor een doorgang met een breedte van maximaal een dubbele deur. Een drietal architecten onderschrijft zijn stelling en is eventueel bereid aan de Afdeling een verklaring af te leggen, aldus [appellant].

4.1. Uit artikel 12, eerste lid, van de Monumentenverordening volgt dat de monumentencommissie het dagelijks bestuur met betrekking tot het al dan niet verlenen van de monumentenvergunning adviseert. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het dagelijks bestuur zich volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2012 in zaak nr. 201113049/1/A2) op een advies van de monumentencommissie mag baseren, tenzij dit niet zorgvuldig tot stand is gekomen of zodanige gebreken vertoont dat het dagelijks bestuur daarop niet had mogen afgaan.

De monumentencommissie heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uitgangspunt is de in het PvEM neergelegde beleidsregel dat de bestaande hoofdstructuur van een beschermd gemeentelijk monument moet worden gerespecteerd en dat slechts in incidentele gevallen een monumentenvergunning kan worden verleend voor doorbraken in wanden die onderdeel zijn van de monumentale hoofdstructuur, waarbij afhankelijk van de aard en situering van de doorbraak moet worden gedacht aan een enkele deur tot maximaal de omvang van een dubbele deur. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat de beleidsregel kennelijk onredelijk is.

Anders dan [appellant] betoogt, bestaat er geen grond voor het oordeel dat de monumentencommissie zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het pand een monumentale structuur heeft. Dat in het souterrain geen historische elementen, zoals geornamenteerde deuren, kozijnen en plafonds, aanwezig zijn, betekent niet dat de structuur van het pand geen monumentale waarde heeft.

Omdat de gerealiseerde doorgang de breedte van een dubbele deur overschrijdt, kan volgens de beleidsregel geen monumentenvergunning worden verleend. [appellant] betoogt dat van deze beleidsregel moet worden afgeweken, omdat de doorgang wat betreft maatvoering volledig in verhouding staat tot de omliggende ruimte en de hoogte van het souterrain. Ook indien de doorgang vanuit architectonisch oogpunt goed past in de ruimte van het souterrain, betekent dat evenwel niet dat de doorgang geen inbreuk maakt op de monumentale structuur van het pand, zodat daarin geen grond is gelegen van de beleidsregel af te wijken. Omdat voor de beoordeling niet relevant is of de doorgang vanuit architectonisch oogpunt passend is, bestaat geen aanleiding gebruik te maken van de door [appellant] aangegeven mogelijkheid enkele architecten te horen.

Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins gebreken vertoont. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het dagelijks bestuur het advies aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen en dat het de aanvraag van [appellant] in redelijkheid kon afwijzen.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.

w.g. Van Dijk w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2012

362-686.