Uitspraak 201201122/1/A1


Volledige tekst

201201122/1/A1.
Datum uitspraak: 26 september 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Oud-Beijerland,

tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 22 december 2011 in zaak nr. 10/845 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Oud-Beijerland.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2006 heeft het college aan korfbalvereniging Korbatjo vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een clubgebouw op het perceel Helen Parkhurstweg 29 te Oud-Beijerland.

Bij besluit van 26 juli 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 mei 2009 in zaak nr. 200806286/1/H1 heeft de Afdeling het door T. [appellant] tegen de uitspraak van 4 juli 2008 van de rechtbank, waarbij het beroep van T. [appellant] tegen het besluit van 26 juni 2007 gegrond is verklaard en dat besluit is vernietigd, ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en het beroep van [appellant] tegen het besluit van 9 december 2008, waarbij het college het door [appellant] tegen het besluit van 20 december 2006 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond heeft verklaard, gegrond verklaard en het besluit van 9 december 2008 vernietigd.

Bij besluit van 1 juni 2010 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 20 december 2006 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 22 december 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 augustus 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. F.A. van de Kasteele, advocaat te Dordrecht, is verschenen en het college, vertegenwoordig door mr. P van Egmond en M.C.A. Buitendijk, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Korbatjo, vertegenwoordigd door F. Dahrs ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een nieuw clubgebouw ten behoeve van de leden van Korbatjo, dichter bij de woning van [appellant] gelegen en van grotere afmetingen dan het oude clubgebouw.

2. Vast staat dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Zoomwijck" (hierna: het bestemmingsplan). Ingevolge het bestemmingsplan heeft het perceel de globale bestemming "Woondoeleinden". In 1990 is vrijstelling verleend voor het oude clubgebouw. Eveneens is in 1990 vrijstelling verleend voor de ter plaatse aanwezige sportvelden. Teneinde het bouwplan mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), vrijstelling van het bestemmingsplan verleend.

3. Tussen partijen is thans slechts in geschil of aan het verlenen van vrijstelling ten aanzien van het parkeren een goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt.

4. [appellant] betoogt voor het eerst in hoger beroep dat hij het aan het besluit van 1 juni 2010 ten grondslag gelegde rapport van Bureau de Groot Volker van 18 mei 2010 (hierna: het parkeeronderzoek) te laat heeft ontvangen waardoor hij geen mogelijkheid had om zelf onderzoek te laten verrichten. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom deze grond niet reeds in beroep kon worden aangevoerd en [appellant] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen en omwille van de zekerheid van de andere partijen omtrent hetgeen in geschil is, had behoren te doen, dient deze grond buiten beschouwing te blijven.

5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank, door te overwegen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het parkeeronderzoek naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het niet aan het besluit ten grondslag kon worden gelegd, heeft miskend dat de onderzoeksperiode van een week te kort is geweest, dat de normen uit de Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van de Stichting CROW, kennisplatform voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (hierna: ASVV 2004) niet in acht zijn genomen en dat de korfbalvereniging, nu zij op de hoogte was van de onderzoeksdagen, maatregelen heeft getroffen om voorzieningen te treffen en daarmee de onderzoeksresultaten heeft beïnvloed. Voorts voert hij aan dat er een parkeerprobleem is in de buurt.

5.1. De rechtbank heeft in hetgeen in beroep is aangevoerd, terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college het parkeeronderzoek niet aan het besluit van 1 juni 2010 ten grondslag kon leggen. Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat [appellant] slechts heeft gesteld dat het onderzoek door een te korte onderzoeksperiode en door de getroffen maatregelen niet representatief is dan wel dat de uitkomsten zijn gemanipuleerd, maar dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij wordt eveneens in aanmerking dat in de onderzoeksperiode, zoals het college onweersproken heeft gesteld, een dag is opgenomen waarbij zowel beide scholen als Korbatjo tegelijkertijd activiteiten hadden. Voor zover Korbatjo, als gesteld, maatregelen heeft getroffen waardoor de onderzoeksresultaten ten aanzien van de daadwerkelijk gemeten parkeerbezetting zijn beïnvloed, wordt overwogen dat in het parkeeronderzoek voorts aan de hand van de landelijke en gemeentelijke parkeernormering is onderzocht hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn en is berekend of aan die norm kan worden voldaan. Uit dat onderzoek volgt dat er voldoende parkeerplaatsen zijn en het tegendeel is door [appellant] niet aannemelijk gemaakt. Voorts heeft de rechtbank [appellant] terecht niet gevolgd in zijn betoog dat de gehanteerde loopafstanden te groot zijn. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een grotere afstand dan in het parkeerbeleid ten aanzien van het centrum kan worden gehanteerd, nu voor bezoekers van een sportaccommodatie mag worden verwacht dat zij genoegen nemen met een grotere afstand tussen de parkeerplaats en de accommodatie. Voor zover het college, als gesteld, daarmee afwijkt van de ASVV 2004 wordt overwogen dat de daarin opgenomen normen, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak 8 juli 2009 in zaak nr. 200901398/1/H1), aanbevelingen zijn en het college niet verplicht is die te volgen maar, als het die normen heeft toegepast als richtlijn, daar gemotiveerd van af mag wijken. Het college heeft dat in dit geval toereikend gemotiveerd gedaan.

De door [appellant] gestelde reeds bestaande parkeerproblemen leiden niet tot een ander oordeel, reeds nu gelet op het voorgaande, het college onder verwijzing naar het parkeeronderzoek, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er voldoende parkeerplaatsen zijn.

Het betoog faalt.

6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.

w.g. Troostwijk w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012

357-712.