Uitspraak 201009223/1/R3


Volledige tekst

201009223/1/R3.
Datum uitspraak: 21 december 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Oost- West- en Middelbeers, gemeente Oirschot,

en

de raad van de gemeente Oirschot,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2010, nummer 2010/34, heeft de raad het bestemmingsplan "Haagakkers II" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2010, beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door ing. S. van Kollenburg en mr. S. Rotman, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.

Bij tussenuitspraak van 16 maart 2011, nr. 201009223/1/T1/R3, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 28 juni 2010, nummer 2010/34, te herstellen.

Bij besluit van 31 mei 2011, nummer 2011/40, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2011, heeft de raad het besluit van 28 juni 2010 gewijzigd.

Bij brief van 21 juni 2011 is [appellant] in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over het besluit van 31 mei 2011 naar voren te brengen.
Door [appellant] is bij brief van 28 juni 2011 een zienswijze naar voren gebracht.

Bij tussenuitspraak van 3 augustus 2011, nr. 201009223/1/T2/R3, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 31 mei 2011, nummer 2011/40, te herstellen.

Bij besluit van 29 september 2011, nummer 2011/62, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2011, heeft de raad het besluit van 31 mei 2011 gewijzigd.

Bij brief van 18 oktober 2011 is [appellant] in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over het besluit van 29 september 2011 naar voren te brengen. Door [appellant] is bij brief van 15 november 2011 een zienswijze naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak van 16 maart 2011 overwogen dat artikel 2, aanhef en onder b, onder 18o, onder aa, van het Besluit glastuinbouw van toepassing is en dat de raad, nu de kortste afstand van het bedrijf van [appellant] tot de op grond van het plan te realiseren woningen minder dan 50 meter bedraagt, ten onrechte niet heeft onderkend dat het plan er, voor zover het betrekking heeft op gronden met de bestemming "Wonen" die gelegen zijn op een afstand van minder dan 50 meter van het bedrijf van [appellant], toe leidt dat het bedrijf van [appellant] vergunningplichtig wordt. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met de bij de voorbereiding van een besluit te betrachten zorgvuldigheid, nu de raad niet heeft onderzocht of [appellant] door het plan niet onevenredig in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd. Voorts heeft de Afdeling overwogen dat, nu de voorgeschreven afstand van 50 meter ter plaatse slechts in geringe mate wordt overschreden, zodat verplaatsing of verkleining van het binnen 50 meter afstand van het bedrijf van [appellant] gelegen plandeel met de bestemming "Wonen" niet ondenkbaar is, de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangen van het ongewijzigd in stand blijven van het plan zwaarder dienen te wegen dan het belang dat [appellant] erbij heeft dat zijn bedrijf onder het toepassingsbereik van het Besluit glastuinbouw blijft vallen. Tevens heeft de Afdeling overwogen dat het standpunt van de raad dat mag worden aangenomen dat een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd voor wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen", dat dichter dan 50 meter bij het bedrijf van [appellant] is gelegen, nadere motivering behoeft.

2.2. Gelet hierop is het beroep tegen het besluit van 28 juni 2010, nummer 2010/34, gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd, voor zover het betreft het in de noordwestelijke punt van het plangebied gesitueerde plandeel met de bestemming "Wonen" en de bouwaanduiding "vrij", dat dichter dan 50 meter bij het bedrijf van [appellant] is gelegen.

2.3. Het besluit van 31 mei 2011, nummer 2011/40, waarbij de raad het besluit van 28 juni 2010 heeft gewijzigd, is ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht mede onderwerp van het geding.

2.4. Bij het besluit van 31 mei 2011 heeft de raad het besluit van 28 juni 2010 gewijzigd door het bouwvlak dat binnen de 50 meter contour van het glastuinbouwbedrijf van [appellant] is gelegen over een afstand van 1,20 meter in zuidelijke richting te verplaatsen en de overgebleven ruimte aan de noordzijde als zijtuin te bestemmen om te voorkomen dat daar woonfuncties worden gerealiseerd in bijgebouwen, een en andere overeenkomstig de bij het voorstel behorende kaart.

2.5. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak van 3 augustus 2011 overwogen dat uit het besluit van de raad van 31 mei 2011 niet blijkt dat het herziene plan langs elektronische weg is vastgelegd en in die vorm is vastgesteld, zodat het besluit is genomen in strijd met artikel 1.2.3, eerste lid, van het Bro.

2.6. Gelet hierop is het beroep tegen het besluit van 31 mei 2011, nummer 2011/40, gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd.

2.7. Het besluit van 29 september 2011, nummer 2011/62, waarbij de raad het besluit van 31 mei 2011 heeft gewijzigd, is ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht mede onderwerp van het geding.

2.8. Bij het besluit van 29 september 2011, nummer 2011/62, heeft de raad het bestemmingsplan Haagakkers II langs elektronische weg vastgesteld, een en ander overeenkomstig het besluit van 31 mei 2011, nummer 2011/40.

[appellant] heeft geen gronden tegen dit besluit aangevoerd, zodat geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is ontstaan, waarop nog dient te worden beslist.

2.9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep tegen het besluit van 28 juni 2010, nummer 2010/34, gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oirschot van 28 juni 2010, nummer 2010/34, voor zover het betreft het in de noordwestelijke punt van het plangebied gesitueerde plandeel met de bestemming "Wonen" en de bouwaanduiding "vrij", dat dichter dan 50 meter bij het bedrijf van [appellant] is gelegen;

III. verklaart het beroep tegen het besluit van 31 mei 2011, nummer 2011/40, gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oirschot van 31 mei 2011, nummer 2011/40;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Oirschot tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Oirschot aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Mathot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2011

413.