Uitspraak 201008458/1/H3


Volledige tekst

201008458/1/H3.
Datum uitspraak: 30 november 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid La Vie en Rose B.V. en La Vie en Proost B.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: La Vie en Rose), beide gevestigd te Amsterdam,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2010 in zaak nr. 08/3842 in het geding tussen:

La Vie en Rose

en

de burgemeester van Amsterdam.

1. Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2008 heeft de burgemeester geweigerd de door La Vie en Rose gevraagde documenten openbaar te maken.

Bij besluit van 22 augustus 2008 heeft de burgemeester, voor zover thans van belang, het door La Vie en Rose daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 juli 2010, verzonden op 19 juli 2010, heeft de rechtbank het door La Vie en Rose daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 22 augustus 2008 vernietigd voor zover het de weigering betreft een aantal documenten openbaar te maken en bepaald dat het bestreden besluit voor het overige in stand blijft. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft La Vie en Rose bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden ervan zijn aangevuld bij brief van 7 oktober 2010.

De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.

La Vie en Rose heeft toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2011, waar La Vie en Rose, vertegenwoordigd door mr. D. op de Hoek, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.G.M. ter Laak, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J.A. de Boer, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.

Bij tussenuitspraak van 8 juni 2011 in zaak nr. 201008458/1/T1/H3 heeft de Afdeling het college opgedragen het daarin beschreven gebrek in het besluit van 22 augustus 2010 te herstellen.

Bij brief van 18 juli 2011, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid N.V. Stadsgoed zich als partij in het geding gevoegd.

Bij schrijven van 20 juli 2011, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2011, heeft de burgemeester zijn weigering gehandhaafd om een aantal documenten openbaar te maken en een aantal documenten alsnog openbaar gemaakt.

Bij brief van 21 juli 2011 zijn partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het schrijven van de burgemeester van 20 juli 2011 naar voren te brengen.

Bij brief van 2 augustus 2011 heeft [belanghebbende] een zienswijze naar voren gebracht.

Bij brief van 12 augustus 2011 heeft La Vie en Rose haar zienswijze kenbaar gemaakt.

Bij brief van 12 augustus 2011 heeft Stadsgoed haar zienswijze kenbaar gemaakt.

Bij brief van 1 september 2011, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft Stadsgoed beroep ingesteld tegen het schrijven van de burgemeester van 20 juli 2011.

Stadsgoed en La Vie en Rose hebben nadere stukken ingediend.

Stadsgoed heeft toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.

Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting. Tevens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de burgemeester in zijn besluit van 22 augustus 2008 niet afdoende heeft gemotiveerd dat het belang van openbaarmaking van de documenten die op een lijst met nummers 6, 9, 12, 15, 18 en 19 zijn aangeduid, niet opweegt tegen het belang van de bescherming van de economische of financiële belangen van de gemeente Amsterdam en het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van Stadsgoed en onevenredige bevoordeling van partijen waarmee de gemeente Amsterdam in het kader van project 1012 in onderhandeling is.

2.2. Ingevolge artikel 230 van de Gemeentewet wordt in paragraaf 4 van hoofdstuk XV van die wet verstaan onder

a. Algemene wet: Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr);

b. heffing op andere wijze: heffing op andere wijze dan bij wege van aanslag of bij wege van voldoening op aangifte.

Ingevolge artikel 231, eerste lid, voor zover thans van belang, geschieden, onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Awr als waren die belastingen rijksbelastingen.

Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Awr kan in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het betreft:

a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, of

b. een voor bezwaar vatbare beschikking.

Ingevolge artikel 27, eerste lid, treden voor de toepassing van artikel 8:7, tweede lid, van de Awb de rechtbanken te Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, ’s-Gravenhage en Breda in de plaats van de andere rechtbanken in hun ressort.

Ingevolge artikel 27h, eerste lid, kunnen de belanghebbende die bevoegd was beroep bij de rechtbank in te stellen en de inspecteur bij het gerechtshof hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb en tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:86 van die wet.

Ingevolge artikel 28, eerste lid, kunnen de belanghebbende die bevoegd was om hoger beroep bij het gerechtshof in te stellen en de minister van Financiën bij de Hoge Raad beroep in cassatie instellen tegen:

a. een uitspraak van het gerechtshof die overeenkomstig afdeling 8.2.6 van de Awb is gedaan, en

b. een uitspraak van de voorzieningenrechter van het gerechtshof die overeenkomstig artikel 8:86 van die wet is gedaan.

Ingevolge artikel 67, eerste lid, is het een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of voor de invordering van enige rijksbelasting als bedoeld in de Invorderingswet 1990 (geheimhoudingsplicht).

Ingevolge het tweede lid geldt de geheimhoudingsplicht niet indien:

a. enig wettelijk voorschrift tot de bekendmaking verplicht;

b. bij regeling van de minister van Financiën is bepaald dat bekendmaking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan;

c. bekendmaking plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben voor zover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt.

Ingevolge het derde lid kan in andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid de minister van Financiën ontheffing verlenen van de geheimhoudingsplicht.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) kan eenieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.

Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.

Ingevolge het tweede lid blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

a. (…);

b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;

c. (…);

d. (…);

e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

f. (…);

g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

Ingevolge artikel 11, eerste lid, wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.

2.3. In zijn schrijven van 20 juli 2011 heeft de burgemeester besloten document nummer 18, met uitzondering van de bijlagen, openbaar te maken. Daarnaast heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de informatie die in bijlage III bij bijlage 1 bij document nummer 18 staat, reeds openbaar is omdat die in openbare registers is vermeld. Voorts betreft volgens de burgemeester bijlage VIII bij bijlage 1 een overzicht van het postcodegebied 1012, welk gegeven reeds openbaar is en om die reden niet openbaar gemaakt behoeft te worden. Ook heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat de informatie die staat in bijlage 4 bij document nummer 18 reeds openbaar is door de openbaarmaking van de documenten nummers 20 en 21 en dat hij de betreffende bijlage daarom niet openbaar zal maken. Voorts heeft hij zich op het standpunt gesteld dat hij terecht heeft geweigerd bijlage III bij bijlage 1 openbaar te maken, omdat die reeds openbaar is omdat de omschrijving in het document is ontleend aan openbare registers.

De burgemeester heeft zich verder op het standpunt gesteld dat hij terecht heeft geweigerd document nummer 6 openbaar te maken, omdat openbaarmaking leidt tot onevenredige benadeling van Stadsgoed nu dit document tijdens de onderhandelingen met [belanghebbende] over de aankoop van panden vertrouwelijk aan Stadsgoed is toegezonden. Verder heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat hij terecht heeft geweigerd de documenten met nummers 9, 12 en 15 openbaar te maken, omdat het documenten voor intern beraad betreft. De burgemeester is voorts van oordeel dat hij terecht heeft geweigerd document nummer 19 openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob, met name gelet op hetgeen in de tweede alinea van het betreffende document is vermeld. De burgemeester heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat hij terecht heeft geweigerd bijlage 1 bij document nummer 18, inclusief alle romeins genummerde bijlagen, openbaar te maken, omdat de openbaarmaking ervan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van Stadsgoed.

Hij heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat geen bezwaar bestaat tegen openbaarmaking van bijlagen I en II behorend bij bijlage 1 bij document nummer 18, indien de Afdeling een ander oordeel heeft over de openbaarmaking van bijlage 1, inclusief alle romeins genummerde bijlagen, bij document nummer 18. Ook is de burgemeester van oordeel dat hij terecht heeft geweigerd bijlage IV bij bijlage 1 openbaar te maken, omdat de daarin vermelde gegevens belastinggegevens betreffen die geheim zijn op grond van artikel 230 van de Gemeentewet gelezen in verbinding met artikel 67 van de Awr. Daarnaast heeft hij terecht geweigerd bijlagen V en VII bij bijlage 1 openbaar te maken, omdat de documenten geen bestuurlijke aangelegenheid betreffen en [belanghebbende] bezwaren heeft tegen openbaarmaking, aldus de burgemeester. Volgens hem heeft hij eveneens terecht geweigerd bijlage VI bij bijlage 1 openbaar te maken, omdat dit document een concept betreft van de intrekking van een bezwaarschrift, welk bezwaarschrift naar algemene bekendheid reeds is ingetrokken. De burgemeester heeft zich verder op het standpunt gesteld dat hij terecht heeft geweigerd bijlage 2 bij document nummer 18, bestaande uit drie taxatierapporten, openbaar te maken, omdat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het financiële belang van de gemeente, nu de openbaarmaking van taxatierapporten een prijsopdrijvend effect heeft. Daarnaast heeft hij zich op het standpunt gesteld dat hij terecht heeft geweigerd bijlage 3 bij document nummer 18 openbaar te maken, omdat het geen bestuurlijke aangelegenheid betreft en de openbaarmaking van het document niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van Stadsgoed.

2.4. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de documenten die thans nog in geschil zijn.

2.5. Vooropgesteld wordt dat het schrijven van de burgemeester van 20 juli 2011, anders dan La Vie en Rose betoogt, geen nadere motivering behelst van het besluit van 22 augustus 2008 maar een nieuw besluit is, nu in het besluit van 20 juli 2011 is besloten tot openbaarmaking van documenten waarvan de openbaarmaking voorheen is geweigerd en het daarmee op rechtsgevolg is gericht.

Bij het besluit van 20 juli 2011 heeft de burgemeester, gevolg gevend aan de tussenuitspraak, opnieuw beslist op het door La Vie en Rose gemaakte bezwaar. Aangezien bij dit nieuwe besluit niet geheel aan de bezwaren van La Vie en Rose is tegemoetgekomen, wordt het hoger beroep van La Vie en Rose, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht mede een beroep tegen dit besluit in te houden.

Het beroep van La Vie en Rose

2.6. La Vie en Rose betoogt dat de burgemeester opnieuw onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij heeft geweigerd de documenten met nummers 6, 9, 12, 15 en 19 en de bijlagen bij document nummer 18 openbaar te maken. Volgens haar is de enkele omstandigheid dat document nummer 6 destijds vertrouwelijk aan Stadsgoed is toegezonden onvoldoende om te komen tot het oordeel dat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van Stadsgoed. De burgemeester heeft niet inzichtelijk gemaakt waaruit de onevenredige benadeling van Stadsgoed bestaat, aldus La Vie en Rose. Hij stelt zich volgens La Vie en Rose voorts ten onrechte op het standpunt dat de documenten nummers 9, 12 en 15 documenten ten behoeve van intern beraad betreffen, nu het correspondentie tussen de gemeente Amsterdam en privaatrechtelijke partijen betreft. Verder heeft de burgemeester niet onderzocht of de documenten interne beleidsopvattingen bevatten. De burgemeester heeft voorts niet voldoende gemotiveerd waaruit de onevenredige benadeling van Stadsgoed bestaat, indien bijlagen 1, inclusief alle romeins genummerde bijlagen, 2 en 3 bij document nummer 18 openbaar worden gemaakt en waarom het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling zwaarder dient te wegen dan het belang van openbaarmaking, onder meer omdat hij voor bijlage 2 niet heeft gemotiveerd hoe het prijsopdrijvende effect zal ontstaan, aldus La Vie en Rose. Volgens haar stelt de burgemeester zich verder ten onrechte op het standpunt dat bijlage 3 bij document nummer 18 en bijlagen V en VII bij bijlage 1 bij document nummer 18 niet zien op een bestuurlijke aangelegenheid. La Vie en Rose betoogt daarnaast dat het enkele gegeven dat bijlage VI bij bijlage 1 gelijkluidend is aan de latere intrekking van het bezwaar van de betreffende bezwaarmaker, niet betekent dat de betreffende bijlage niet openbaar gemaakt behoeft te worden, temeer nu zij niet over de uiteindelijke intrekking beschikt. Verder stelt La Vie en Rose zich op het standpunt dat blijkens het besluit van de burgemeester van 20 juli 2011 niets in de weg staat aan de openbaarmaking van bijlagen I en II bij bijlage 1 bij document nummer 18 en bijlage 4 bij document nummer 18. Verder betoogt La Vie en Rose dat de burgemeester ten onrechte volhardt in zijn weigering document nummer 19 openbaar te maken en dat eventueel de tweede alinea onleesbaar gemaakt kan worden en het document voor het overige openbaar gemaakt kan worden. Ten slotte refereert La Vie en Rose zich aan het oordeel van de Afdeling wat betreft bijlage IV bij bijlage 1 bij document nummer 18.

2.6.1. Voorop wordt gesteld dat het geschil zich thans nog beperkt tot die documenten waarvan de burgemeester blijkens zijn besluit van 20 juli 2011 nog van oordeel is dat hij terecht heeft geweigerd die openbaar te maken en waarvan dat oordeel door La Vie en Rose wordt bestreden. Dat betekent dat bijlage 4 bij document nummer 18 niet meer aan de orde is.

2.6.2. In het besluit van 20 juli 2011 heeft de burgemeester zijn standpunt dat openbaarmaking leidt tot aantasting van de economische of financiële belangen van de gemeente of tot onevenredige benadeling van Stadsgoed, voor zover het betreft document nummer 19 en bijlagen 1, inclusief alle romeins genummerde bijlagen, en 2 bij document nummer 18, slechts herhaald en niet nader gemotiveerd op welke wijze openbaarmaking die gevolgen zal hebben. Evenmin heeft hij gemotiveerd hoe openbaarmaking van bijlage 2 bij document nummer 18 zal leiden tot opdrijving van de prijs van de panden die Stadsgoed nog wenst aan te kopen in het postcodegebied 1012. Daarmee heeft de burgemeester het gebrek dat in de tussenuitspraak is beschreven, niet hersteld.

Voorts is het enkele gegeven dat document nummer 6 destijds vertrouwelijk door de gemeente Amsterdam aan Stadsgoed is gezonden, niet voldoende om te komen tot het oordeel dat openbaarmaking van dat document leidt tot onevenredige benadeling van Stadsgoed. De burgemeester heeft niet gemotiveerd waarom de openbaarmaking van de inhoud van dat document leidt tot onevenredige benadeling van Stadsgoed. Daarnaast heeft de burgemeester voor zover het document nummer 6 betreft geen afweging gemaakt tussen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van Stadsgoed en het belang van openbaarmaking. Ook hiermee heeft de burgemeester het gebrek dat in de tussenuitspraak is beschreven, niet hersteld.

2.6.3. De burgemeester heeft, voor zover het betreft de overige nog in geding zijnde documenten, een nieuwe motivering ten grondslag gelegd aan zijn weigering die documenten openbaar te maken.

La Vie en Rose betoogt terecht dat de burgemeester zich in zijn besluit van 20 juli 2011 ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij mocht weigeren de documenten met nummers 9, 12 en 15 openbaar te maken omdat ze zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad. De documenten betreffen e-mails tussen de gemeente Amsterdam, Stadsgoed en de advocaat van Stadsgoed. Niet valt in te zien dat deze documenten intern beraad van de gemeente Amsterdam betreffen. Voorts betoogt La Vie en Rose terecht dat, zo deze documenten al intern beraad zijn, de burgemeester niet heeft gemotiveerd welke delen van die documenten persoonlijke beleidsopvattingen bevatten, nu slechts persoonlijke beleidsopvattingen krachtens artikel 11, eerste lid, van de Wob niet openbaar gemaakt behoeven te worden.

Voor zover de burgemeester zich in zijn besluit van 20 juli 2011 op het standpunt heeft gesteld dat hij terecht heeft geweigerd bijlage 1 bij document nummer 18, inclusief alle romeins genummerde bijlagen, openbaar te maken, wordt allereerst overwogen dat de burgemeester zich volgens datzelfde besluit niet verzet tegen openbaarmaking van bijlagen I en II bij bijlage 1, indien de Afdeling van oordeel is dat hij ten onrechte heeft geweigerd bijlage 1, inclusief alle romeins genummerde bijlagen, openbaar te maken. Gelet hierop en op hetgeen hiervoor in 2.6.2 is overwogen over de weigering van de burgemeester om bijlage 1 bij document nummer 18 openbaar te maken, handhaaft de burgemeester ten onrechte zijn weigering bijlagen I en II bij bijlage 1 openbaar te maken.

De burgemeester heeft zich thans evenwel terecht op het standpunt gesteld dat bijlagen V en VII bij bijlage 1 bij document nummer 18 geen bestuurlijke aangelegenheid betreffen, nu die documenten slechts de polissen van verzekeringen die destijds voor de verschillende panden zijn afgesloten alsmede de huurovereenkomsten tussen de toenmalige eigenaar van de panden en huurders bevatten.

De burgemeester heeft zich daarentegen thans ten onrechte op het standpunt gesteld dat bijlage 3 bij document nummer 18 geen bestuurlijke aangelegenheid betreft. Hij heeft zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat openbaarmaking van dat document leidt tot onevenredige benadeling van Stadsgoed, gezien de inhoud van dat document.

2.6.4. De burgemeester stelt zich terecht op het standpunt dat hij niet verplicht is bijlage VI bij bijlage 1 bij document nummer 18 openbaar te maken, omdat de informatie die in de betreffende bijlage staat, reeds openbaar is. Dat La Vie en Rose niet beschikt over die informatie doet daaraan niet af, nu de informatie openbaar is voor een ieder en daarmee ook voor La Vie en Rose.

2.6.5. Voor zover het betreft het standpunt van de burgemeester dat hij terecht heeft geweigerd om bijlage IV bij bijlage 1 van document nummer 18 openbaar te maken, wordt als volgt overwogen.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 april 2010 in zaak nr. 200906092/1/H3) is artikel 67 van de Awr, zoals deze bepaling sinds 1 januari 2008 luidt, een bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter die prevaleert boven de Wob.

Ambtshalve overweegt de Afdeling dat tegen het besluit van de burgemeester van 22 augustus 2008 ingevolge de in artikel 26, eerste lid, van de Awr, gelezen in verbinding met de artikelen 27, 27h, eerste lid, en 28, eerste lid, van die wet neergelegde, van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb afwijkende, bijzondere competentie van de belastingrechter, geen beroep openstond bij de rechtbank Amsterdam voor zover het betreft de weigering van de burgemeester om bijlage IV bij bijlage 1 van document nummer 18 openbaar te maken, zodat deze rechtbank zich in zoverre onbevoegd had moeten verklaren van het door La Vie en Rose ingestelde beroep kennis te nemen. Nu gelet op het in artikel 26, eerste lid, van de Awr neergelegde gesloten stelsel evenmin beroep openstaat bij de belastingrechter, stelt de Afdeling gelet op artikel 8:71 van de Awb vast dat ter zake van het geschil dat partijen in deze procedure verdeeld houdt, voor zover het bijlage IV bij bijlage 1 van document nummer 18 betreft, uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.

Het betoog slaagt.

Het beroep van Stadsgoed

2.7. Stadsgoed betoogt dat de burgemeester, in zijn besluit van 20 juli 2011, ten onrechte heeft besloten document nummer 18, met uitzondering van de bijlagen, openbaar te maken. Volgens Stadsgoed had de burgemeester openbaarmaking moeten weigeren op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob. Stadsgoed betoogt verder dat de burgemeester op grond van die bepaling zijn weigering had moeten handhaven de bij document nummer 18 behorende bijlagen en de documenten met nummers 6, 9, 12, 15 en 19 openbaar te maken.

2.7.1. Voor zover het betoog van Stadsgoed betrekking heeft op het handhaven van de weigering van de burgemeester de bij document nummer 18 behorende bijlagen en de documenten met nummers 6, 9, 12, 15 en 19 openbaar te maken, wordt dit betoog buiten beschouwing gelaten, nu het er toe strekt te voorkomen dat voornoemde documenten en bijlagen openbaar worden gemaakt en de burgemeester openbaarmaking van die documenten heeft geweigerd.

2.7.2. Stadsgoed betoogt verder zonder succes dat de burgemeester had moeten weigeren document nummer 18, met uitzondering van de bijlagen, openbaar te maken op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 16 maart 2011 in zaak nr. 201007168/1/H3), zijn bedrijfs- en fabricagegegevens in de zin van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, slechts die gegevens, waaruit wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden zodanige bedrijfsgegevens zijn. Verder dient artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 juli 2002 in zaak nr. 200103014/1) naar zijn aard restrictief te worden uitgelegd.

Document nummer 18, met uitzondering van de bijlagen, bevat geen gegevens waaruit wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Het document bevat evenmin gegevens die de financiële huishouding betreffen. Voor zover Stadsgoed betoogt dat het in haar bedrijfsbelang is dat de gegevens die in document nummer 18, met uitzondering van de bijlagen, zijn vervat, niet openbaar worden gemaakt en haar onderhandelingspositie door openbaarmaking zal worden geschaad, geldt dat dit valt onder het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling, dat reeds in de tussenuitspraak is besproken.

Daarnaast is niet van belang dat Stadsgoed niet is gebonden aan het gelijkheidsbeginsel en dat hetgeen de Afdeling daarover heeft overwogen in de tussenuitspraak, volgens haar niet dient te leiden tot openbaarmaking van document nummer 18, met uitzondering van de bijlagen. Document nummer 18, met uitzondering van de bijlagen, geeft inzicht in de wijze waarop de gemeente Amsterdam omgaat met bestuurlijke aangelegenheden.

Het betoog faalt.

2.8. Gelet op het hiervoor onder 2.1 vermelde oordeel van de Afdeling is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover daarbij het besluit van 22 augustus 2008 in stand is gelaten voor zover daarbij is geweigerd de documenten met nummers 6, 9, 12, 15, 18 en 19 openbaar te maken en voor het overige, voor zover aangevallen, te worden bevestigd. Het besluit van 22 augustus 2008 dient in zoverre eveneens te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.6.5 is overwogen zal de Afdeling, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, de rechtbank onbevoegd verklaren van het door La Vie en Rose ingestelde beroep kennis te nemen, voor zover dat is gericht tegen het handhaven van de weigering bijlage IV bij bijlage 1 van document nummer 18 openbaar te maken.

Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.6.2 en 2.6.3 is overwogen, is het beroep van La Vie en Rose tegen het besluit van de burgemeester van 20 juli 2011 gegrond. Dit besluit zal wegens strijd met artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, e en g, en artikel 11, eerste lid, van de Wob worden vernietigd, voor zover daarbij de weigering is gehandhaafd de documenten met nummers 6, 9, 12, 15 en 19, bijlagen I en II bij bijlage 1 van document nummer 18, en bijlage 2 bij document nummer 18 openbaar te maken.

Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.7.2 is overwogen, is het beroep van Stadsgoed ongegrond.

2.9. Gelet op de mogelijkheid van finale geschillenbeslechting, zal worden beoordeeld of de gronden die Stadsgoed heeft aangevoerd welke in het kader van haar beroep tegen het besluit van 20 juli 2011 buiten beschouwing moeten worden gelaten, zoals hiervoor onder 2.7.1 is overwogen, zich tegen openbaarmaking verzetten.

Gezien de inhoud van de documenten met nummers 6, 9, 12, 15 en 19, bijlagen I en II bij bijlage 1 van document nummer 18, en bijlage 2 bij document nummer 18, bestaat geen grond voor het oordeel dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob aan openbaarmaking van die documenten in de weg staat. De documenten bevatten geen gegevens, waaruit wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers van Stadsgoed. Voorts is niet gebleken dat een andere in de Wob genoemde weigeringsgrond zich verzet tegen openbaarmaking van de documenten met nummers 6, 9, 12, 15 en 19, bijlagen I en II bij bijlage 1 van document nummer 18, en bijlage 2 bij document nummer 18.

2.10. Gelet op het voorgaande, bestaat aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 22 januari 2008 te herroepen, voor zover daarbij is geweigerd de documenten met nummers 6, 9, 12, 15 en 19, bijlagen I en II bij bijlage 1 bij document nummer 18, en bijlage 2 bij document nummer 18 openbaar te maken. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de besluiten van 22 augustus 2008 en 20 juli 2011, voor zover die zijn vernietigd. Voorts zal de burgemeester worden gelast uitvoering te geven aan deze uitspraak, waartoe een termijn zal worden gesteld.

2.11. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid La Vie en Rose B.V. en La Vie en Proost B.V. gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2010 in zaak nr. 08/3842, voor zover daarbij het besluit van de burgemeester van Amsterdam van 22 augustus 2008 in stand is gelaten voor zover daarbij de weigering is gehandhaafd de documenten met nummers 6, 9, 12, 15 en 18, inclusief de bijlagen behalve bijlage IV bij bijlage 1, en document nummer 19 openbaar te maken en voor zover zij zich niet onbevoegd heeft verklaard om van het bij haar ingestelde beroep kennis te nemen voor zover dat betrekking heeft op het besluit van de burgemeester van Amsterdam van 22 augustus 2008 voor zover daarbij de weigering is gehandhaafd om bijlage IV bij bijlage 1 van document nummer 18 openbaar te maken;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond voor zover dat is gericht tegen het besluit van de burgemeester van Amsterdam van 22 augustus 2008 voor zover daarbij de weigering is gehandhaafd de documenten met nummers 6, 9, 12, 15 en 18, inclusief de bijlagen behalve bijlage IV bij bijlage 1, en document nummer 19 openbaar te maken;

IV. verklaart de rechtbank onbevoegd om van het bij haar ingestelde beroep kennis te nemen voor zover dat betrekking heeft op het besluit van de burgemeester van Amsterdam van 22 augustus 2008 voor zover daarbij de weigering is gehandhaafd om bijlage IV bij bijlage 1 van document nummer 18 openbaar te maken;

V. bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, voor het overige;

VI. vernietigt het besluit van de burgemeester van Amsterdam van 22 augustus 2008, kenmerk BZ.1.08.0020 alsmede 0095.001/DJZ, voor zover daarbij de weigering is gehandhaafd de documenten met nummers 6, 9, 12, 15 en 18, inclusief de bijlagen behalve bijlage IV bij bijlage 1, en document nummer 19 openbaar te maken;

VII. verklaart het beroep van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid La Vie en Rose B.V. en La Vie en Proost B.V. tegen het besluit van de burgemeester van Amsterdam van 20 juli 2011, kenmerk BC.1.10.0395.001, gegrond voor zover dat is gericht tegen het handhaven van de weigering de documenten met nummers 6, 9, 12 en 15, bijlagen I en II bij bijlage 1 bij document nummer 18, bijlage 2 bij document nummer 18, en document nummer 19 openbaar te maken;

VIII. vernietigt dat besluit in zoverre;

IX. verklaart zich onbevoegd om van het beroep van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid La Vie en Rose B.V. en La Vie en Proost B.V. tegen het besluit van de burgemeester van Amsterdam van 20 juli 2011 kennis te nemen voor zover daarbij de weigering is gehandhaafd om bijlage IV bij bijlage 1 bij document nummer 18 openbaar te maken;

X. herroept het besluit van 22 januari 2008 voor zover daarbij is geweigerd de documenten met nummers 6, 9, 12 en 15, bijlagen I en II bij bijlage 1 bij document nummer 18, bijlage 2 bij document nummer 18, en document nummer 19, openbaar te maken;

XI. willigt het verzoek om openbaarmaking in zoverre in;

XII. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

XIII. verklaart het beroep van de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid N.V. Stadsgoed tegen het besluit van de burgemeester van Amsterdam van 20 juli 2011 ongegrond;

XIV. draagt de burgemeester van Amsterdam op om binnen vier weken uitvoering te geven aan deze uitspraak;

XV. veroordeelt de burgemeester van Amsterdam tot vergoeding van bij de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid La Vie en Rose B.V. en La Vie en Proost B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1092,50 (zegge: duizendtweeënnegentig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

XVI. gelast dat de burgemeester van Amsterdam aan de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid La Vie en Rose B.V. en La Vie en Proost B.V. het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.

w.g. Van Altena w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011

176-622.