Uitspraak 201005584/2/H3


Volledige tekst

201005584/2/H3.
Datum beslissing: 20 december 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te Amsterdam,
verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht.

Tijdens de openbare behandeling ter zitting van 20 december 2010 van de zaak nr. 201005584/1/H3 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. W. Konijnenbelt (hierna: de staatsraad) als lid van de meervoudige kamer belast met de behandeling van deze zaak.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 20 december 2010 ter openbare zitting behandeld, waar verzoeker is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Bij mondelinge beslissing van 20 december 2010 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) afgewezen.

Daartoe heeft zij het volgende overwogen.

Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.

Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Awb dient het verzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.

Ingevolge artikel 49, eerste lid, van de Wet op de Raad van State zijn deze artikelen van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.

Aan zijn verzoek om wraking heeft [verzoeker] het volgende ten grondslag gelegd. De zaak heeft betrekking op zijn verzoek om de bij de Afdeling Vangnet en Advies van de GGD over hem bekende gegevens, te verwijderen. Deze gegevens zijn bij de GGD bekend geraakt nadat hij de doodstraf heeft bepleit voor verschillende politici, waaronder G.B.M. Leers en J.P.H. Donner, beiden lid van het CDA. De staatsraad is volgens [verzoeker] eveneens lid van het CDA en heeft er daarom belang bij dat vorenbedoelde gegevens niet uit de stukken van de GGD worden verwijderd.

De Afdeling stelt voorop dat het tijdstip van indiening van het wrakingsverzoek in dit geval geen aanleiding vormt het verzoek om wraking af te wijzen. Hoewel [verzoeker] reeds enige tijd op de hoogte was van het feit dat de staatsraad was belast met de behandeling van de zaak 201005584/1/H3 alsmede van de feiten en omstandigheden die aan het verzoek om wraking ten grondslag zijn gelegd, moet het er gelet op de stakingen bij TNT die tot 17 december 2010 met enige regelmaat plaatsvonden voor worden gehouden dat hij zijn verzoek om wraking zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk heeft ingediend.

De Afdeling overweegt voorts dat de staatsraad uit hoofde van zijn functie wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan [verzoeker] is om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen. In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd kunnen geen aanknopingspunten worden gevonden voor het oordeel dat, zoals door [verzoeker] gesteld, de staatsraad belang heeft bij de uitkomst van de door hem te behandelen zaak. Van een bijzondere omstandigheid die aanleiding geeft een uitzondering te maken op de uit hoofde van zijn aanstelling te veronderstellen onpartijdigheid van de staatsraad is geen sprake. Niet gebleken is van enig feit of van enige omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, ambtenaar van staat.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2010

559.