Uitspraak 201005951/1/H3


Volledige tekst

201005951/1/H3.
Datum uitspraak: 25 mei 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Wymbritseradiel, thans: het college van burgemeester en wethouders van Súdwest Fryslân, en
2. [appellant sub 2A], wonend te [woonplaats], en [appellant sub 2B], wonend te [woonplaats],
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 11 mei 2010 in zaak nr. 09/2324 in het geding tussen:

de vereniging Afdeling Sneek van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland, (hierna: KHN), gevestigd te Sneek,

en

het college.

1. Procesverloop

Bij brief van 7 april 2009 heeft het college het verzoek van KHN om handhavend op te treden tegen een aantal zogenoemde jeugdketen te Wymbritseradiel gedeeltelijk afgewezen.

Bij besluit van 31 juli 2009 heeft het college het door KHN daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 11 mei 2010, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door KHN daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 31 juli 2009 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2010, en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2010, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 2 augustus 2010. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 2 augustus 2010.

KHN heeft een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 12 augustus 2010, nader gemotiveerd bij brief van 18 november 2010, heeft het college opnieuw op het bezwaar van KHN beslist en dat bezwaar wederom ongegrond verklaard.

Bij brief van 7 september 2010, bij de rechtbank ingekomen op 8 september 2010 heeft KHN hiertegen beroep ingesteld. Bij brief van 15 oktober 2010 heeft de rechtbank het beroep ter verdere behandeling naar de Raad van State gezonden. Bij brief van 3 december 2010 heeft KHN het beroep nader aangevuld.

Het college en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2010, waar het college, vertegenwoordigd door S. Kanselaar, wethouder van de gemeente Wymbritseradiel, bijgestaan door mr. R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], in de persoon van [appellant sub 2A], bijgestaan door J. Bakker, en KHN, vertegenwoordigd door M. van Ewijk, juridisch medewerker van de stichting Stichting Bevordering Eerlijke Mededinging horeca-activiteiten, zijn verschenen.

Bij tussenuitspraak van 3 februari 2011 in zaak nr. 201005951/1/T1/H3 heeft de Afdeling het college opgedragen het in die uitspraak beschreven gebrek in het besluit van 12 augustus 2010 te herstellen.

Bij brief van 18 maart 2011 heeft het college het besluit van
12 augustus 2010 onder aanvulling van de motivering gehandhaafd.

Bij brief van 23 maart 2011 is KHN in de gelegenheid gesteld haar zienswijze op de brief van 18 maart 2011 naar voren te brengen.

Bij brief van 11 april 2011 heeft KHN een zienswijze naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, wordt het hoger beroep, voor zover dat is ingesteld door [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], niet-ontvankelijk verklaard. Voorts dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.

2.2. Bij de tussenuitspraak is verder overwogen dat het besluit van 12 augustus 2010, nader gemotiveerd bij brief van 18 november 2010, waarbij het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw heeft besloten op de door KHN gemaakte bezwaren tegen het besluit van 7 april 2009, gelet op artikel 6:24, eerste lid, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19 eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), bij de behandeling van het hoger beroep wordt betrokken. De Afdeling heeft geoordeeld dat dit besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb niet op een deugdelijke motivering berust. Daartoe wordt verwezen naar de tussenuitspraak.

In het belang van een spoedige beëindiging van het geschil heeft de Afdeling aanleiding gezien het college op de voet van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen het gebrek aan dit besluit te herstellen. Daartoe is het college opgedragen om alsnog te onderzoeken hoe de drankverstrekking in de afzonderlijke jeugdketen thans verloopt. Op grond van de uitkomsten van dat onderzoek dient het college alsnog te beoordelen of in de jeugdketen tegen betaling drank wordt verstrekt. Het dient de schriftelijke weergave van deze beoordeling aan de Afdeling toe te zenden. Zo nodig diende het college een nieuw besluit te nemen.

2.3. Het college heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak onderzoek verricht naar het verloop van de drankverstrekking in Hokje 7, Hokje 8 en Hokje 9, alle te Heeg, en Oan e Brek te Oudega (hierna: de jeugdketen). Bij de brief van 18 maart 2011 heeft het college uiteengezet op welke wijze het heeft beoordeeld of in deze jeugdketen tegen betaling drank wordt verstrekt. Aan de beoordeling ligt een controlerapportage van 7 maart 2011 ten grondslag. Ten aanzien van de keet Oan e Brek heeft het college vastgesteld dat deze inmiddels niet meer bestaat. Uit de controlerapportage blijkt dat op 3, 4 en 5 maart 2011 in Hokje 7, Hokje 8 en Hokje 9 controle heeft plaatsgevonden. Daarbij is geconstateerd dat in geen van deze jeugdketen tegen betaling alcoholhoudende drank wordt verstrekt. In Hokje 8 wordt geen alcoholische drank genuttigd. In Hokje 7 en 9 wordt bij toerbeurt alcoholhoudende drank ingekocht en vindt geen verrekening plaats. Gelet hierop heeft het college het besluit van 12 augustus 2010 onder aanvulling van de motivering gehandhaafd. Het college acht zich niet bevoegd ten aanzien van de jeugdketen handhavend op te treden op grond van de Drank- en Horecawet, omdat in de jeugdketen geen horecabedrijf wordt uitgeoefend.

KHN heeft in haar reactie van 11 april 2011 te kennen gegeven zich thans, gelet op de door het college bij schrijven van 18 maart 2011 gegeven nadere motivering, met het besluit van 12 augustus 2010 te kunnen verenigen.

2.4. Gelet op het hiervoor onder 2.2 vermelde oordeel van de Afdeling is het beroep tegen het besluit van het college van 12 augustus 2010 gegrond en dient dit besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd. Reeds omdat KHN zich thans - gegeven de nadere motivering - met het besluit kan verenigen, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.

2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep, voor zover dit is ingesteld door M.J. [appellant sub 2A] en J. [appellant sub 2B], niet-ontvankelijk;

II. bevestigt de aangevallen uitspraak;

III. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wymbritseradiel van 12 augustus 2010, kenmerk 10u / 003393, gegrond;

IV. vernietigt dit besluit;

V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dit besluit geheel in stand blijven;

VI. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Súdwest Fryslân een griffierecht van € 447,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.

w.g. Vlasblom w.g. Van Hardeveld
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011

312-597.