Uitspraak 201608614/1/R2


Volledige tekst

201608614/1/R2.
Datum uitspraak: 17 januari 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Hedikhuizen, gemeente Heusden,
2. [appellant sub 2A], [appellant sub 2B] en [appellant sub 2C] (hierna: [appellant sub 2] en anderen), allen wonend te Hedikhuizen, gemeente Heusden,
3. het dagelijks bestuur van het Waterschap Aa en Maas, gevestigd te 's-Hertogenbosch,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Heusden,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied, 3de herziening" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en anderen en het waterschap beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [de maatschap] (hierna: de maatschap) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en anderen en de maatschap hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 november 2017, waar [appellant sub 1A], [appellant sub 2], het waterschap, vertegenwoordigd door ir. M.F. van Heereveld, en de raad, vertegenwoordigd door ing. N. Geurts en M.T.G. Kuper, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord de maatschap, vertegenwoordigd door [maat A] en [maat B], bijgestaan door mr. F.H. Damen, advocaat te Rotterdam, en [gemachtigde].

Overwegingen

Inleiding

1. Ten behoeve van sanering van het agrarische bedrijf van de maatschap aan [locatie 1] in Hedikhuizen worden zes woonkavels ontwikkeld. Het plan heeft onder andere betrekking op twee tegenover elkaar liggende percelen aan de Lambertusstraat en één perceel aan de Oude Schoolstraat in Hedikhuizen. De desbetreffende gronden zijn onbebouwd. In het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied" van 18 december 2012 is aan deze gronden een agrarische bestemming en een bouwvlak toegekend. De maatschap wenst op deze gronden drie zogenoemde ruimte-voor-ruimtewoningen (hierna: RvR-woningen) te realiseren. Aan de desbetreffende gronden is in dit plan een woon- en tuinbestemming toegekend.

2. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] wonen aan de [locatie 2] in Hedikhuizen. Hun perceel aan de zuidzijde van de Lambertusstraat grenst aan gronden waarop een RvR-woning is voorzien. [appellant sub 2] en anderen wonen aan de [locatie 3], [locatie 4] en de [locatie 5], in de omgeving van de voorziene RvR-woningen. Zij kunnen zich niet met de voorziene RvR-woningen verenigen. Als gevolg van het plan wordt volgens hen het karakter van de kern Hedikhuizen en de kenmerken van het open gebied aangetast.

Het waterschap is eigenaar van een rioolgemaal dat op gronden aan de Lambertusstraat is gesitueerd. Het waterschap kan zich niet met de voorziene RvR-woning aan de noordzijde van de Lambertusstraat verenigen, omdat tussen het rioolgemaal en deze woning een kortere afstand dan 30 meter wordt aangehouden. Het vreest dat ter plaatse van deze voorziene RvR-woning geurhinder zal optreden door het rioolgemaal.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen

Ontvankelijkheid van het beroep van [appellant sub 2] en anderen

4. De maatschap betwist de ontvankelijkheid van het beroep van [appellant sub 2] en anderen, voor zover ingesteld door [appellant sub 2] en [appellant sub 2B]. Hiertoe stelt zij dat [appellant sub 2] en [appellant sub 2B] geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op de gronden aan de Oude Schoolstraat. Volgens de maatschap hebben [appellant sub 2] en [appellant sub 2B] geen zicht op de daar voorziene RvR-woning.

4.1. Artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."

Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt:

"Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."

4.2. De Afdeling stelt voorop dat het beroep van [appellant sub 2] en anderen is gericht tegen de plandelen met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de gronden aan de Lambertusstraat en ter plaatse van de gronden aan de Oude Schoolstraat.

[appellant sub 2] woont op het perceel [locatie 3]. Dit perceel ligt op een afstand van ongeveer 60 meter van de desbetreffende gronden aan de Oude Schoolstraat. Tussen zijn perceel en het hier relevante plandeel is geen bebouwing aanwezig. Op het tussengelegen perceel staan enkele bomen. Voorts woont [appellant sub 2] op ongeveer 65 meter afstand van de gronden aan de Lambertusstraat. [appellant sub 2] heeft vanaf zijn perceel zicht op het plangebied aan de Oude Schoolstraat en de plangebieden aan de Lambertusstraat. Gelet hierop is het belang van [appellant sub 2] rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken, voor zover dat betrekking heeft op de desbetreffende gronden aan de Lambertusstraat en de Oude Schoolstraat.

[appellant sub 2B] woont op het perceel [locatie 4]. Dit perceel ligt op een afstand van ongeveer 70 meter van het perceel aan de Oude Schoolstraat. Voorts is [appellant sub 2B] eigenaar van het perceel dat grenst aan de gronden aan de Oude Schoolstraat. Reeds hierom is het belang van [appellant sub 2B] rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken, voor zover dat betrekking heeft op de desbetreffende gronden aan de Oude Schoolstraat. Daarnaast is [appellant sub 2B] mede gelet op de afstand belanghebbende bij het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op de gronden aan de Lambertusstraat.

Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 2] en anderen voor zover ingesteld door [appellant sub 2] en [appellant sub 2B], in zijn geheel ontvankelijk.

4.3. Voor zover het beroep van [appellant sub 2] en anderen is ingesteld door [appellant sub 2C], stelt de Afdeling vast dat hij op het perceel [locatie 5] woont. Dit perceel ligt op ongeveer 14 meter afstand schuin tegenover de gronden aan de Oude Schoolstraat waarop het plan betrekking heeft. Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 2] en anderen voor zover ingesteld door [appellant sub 2C] naar het oordeel van de Afdeling ontvankelijk, voor zover dat is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de gronden aan de Oude Schoolstraat.

Voorts woont [appellant sub 2C] op ongeveer 130 meter respectievelijk 150 meter afstand van de desbetreffende gronden aan de Lambertusstraat. Vanwege tussenliggende bebouwing heeft [appellant sub 2C] geen zicht op deze gronden. Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 2] en anderen voor zover ingesteld door [appellant sub 2C] naar het oordeel van de Afdeling niet-ontvankelijk, voor zover dat is gericht tegen de plandelen met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de gronden aan de Lambertusstraat.

Provinciale Verordening ruimte 2014

5. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad het plan in strijd met de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant (hierna: de Verordening) heeft vastgesteld. Hiertoe voeren zij aan dat realisering van woningen in het gemengd landelijk gebied op grond van artikel 7.7 van de Verordening niet is toegestaan. De uitzondering in artikel 7.8 van de Verordening is volgens hen niet van toepassing omdat de bestreden plandelen niet in een bebouwingsconcentratie liggen, meer bepaald een kernrandzone als gedefinieerd in de Verordening.

Onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 6 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1788, en 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1302, betogen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen dat de desbetreffende gronden niet in een kernrandzone liggen. Volgens hen wordt niet voldaan aan de definitie van kernrandzone nu geen sprake is van een overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie. Zij voeren hiertoe aan dat geen sprake is van een overgangsgebied naar het buitengebied, maar van een strikte scheiding tussen stedelijk gebied en buitengebied. Gezien de omschrijving van het begrip buitengebied in onder meer de Beleidsregel ruimte voor ruimte 2006 en de ligging van de beoogde RvR-woningen grenzend aan de bebouwde kom van Hedikhuizen, zijn de woningen volgens hen voorzien op nog onbebouwde gronden in het buitengebied. Voorts voeren zij aan dat zich op ruime afstand van het stedelijk gebied slechts enkele woningen bevinden. In dit verband wijzen zij erop dat uit de definitie van het begrip kernrandzone als bedoeld in de Verordening volgt dat de bebouwing binnen het bestaand stedelijk gebied niet kan worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van een overgangsgebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar. Daarnaast voeren zij aan dat de gronden waarop de beoogde RvR-woningen zijn voorzien blijkens de basisregistratie gewaspercelen worden benut voor agrarische activiteiten. Ook het overige deel van het buitengebied van Hedikhuizen bestaat volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] en anderen uit landbouwgronden.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de voorziene RvR-woningen in de kernrandzone als bedoeld in de Verordening liggen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2966, licht de raad toe dat de omstandigheid dat de desbetreffende gronden in het buitengebied liggen, niet maakt dat geen sprake is van een kernrandzone. Ter onderbouwing van het standpunt dat de RvR-woningen zijn voorzien in een kernrandzone stelt de raad dat de gronden naast bestaand stedelijk gebied liggen en de gronden aan de Lambertusstraat en aan de Oude Schoolstraat tot op een afstand van ongeveer 500 meter van het bestaand stedelijk gebied hier en daar bebouwd zijn. Voorts stelt de raad dat aan de Lambertusstraat en Oude Schoolstraat sprake is van een afnemende agrarische functie.

Daarnaast stelt de raad zich op het standpunt dat de voorziene woning aan de Oude Schoolstraat tevens ligt in een bebouwingslint als bedoeld in de Verordening.

5.2. Artikel 1.10 van de Verordening luidt: "In deze verordening wordt verstaan onder bebouwingsconcentratie een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster."

Artikel 1.11 luidt: "In deze verordening wordt verstaan onder bebouwingslint een min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied."

Artikel 1.46 luidt: "In deze verordening wordt verstaan onder kernrandzone een overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie."

Artikel 3.1, tweede lid onder a, luidt: "Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied gebruik maakt van een bestaand bouwperceel, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald."

Artikel 7.7, eerste lid, luidt: "Een bestemmingsplan dat is gelegen in gemengd landelijk gebied bepaalt dat:

a. nieuwbouw van een bedrijfs- of burgerwoning en van solitaire recreatiewoningen is uitgesloten;

b. zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen, al dan niet solitaire recreatiewoningen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen is uitgesloten."

Artikel 7.8 luidt: "Ruimte-voor-ruimte:

1. In afwijking van artikel 7.7, eerste lid (wonen), en artikel 3.1, tweede lid, onder a (verbod op nieuwsvestiging), kan een bestemmingsplan dat is gelegen in een bebouwingsconcentratie binnen gemengd landelijk gebied voorzien in de nieuwbouw van één of meer woningen mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat.

2. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels ten aanzien van bestemmingsplannen, als bedoeld in het eerste lid, in verband met het beleid om ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen in combinatie met realisering van milieuwinst ter plaatse de bouw van woningen op passende locaties toe te staan.

3. Als nadere regels bedoeld in het tweede lid worden aangemerkt de regels uit de Beleidsregel ruimte voor ruimte 2006 (hierna: de Beleidsregel).

4. Uit de verantwoording bedoeld in het eerste lid blijkt dat:

a. het bestemmingsplan de nodige voorwaarden bevat om een goede landschappelijke inpassing van de te bouwen woningen te verzekeren waarbij artikel 3, lid 3.2 (kwaliteitsverbetering van het landschap), niet van toepassing is;

b. is verzekerd dat is voldaan aan de op grond van het tweede lid nader gestelde regels;

c. er geen sprake is van (een aanzet voor) een stedelijke ontwikkeling."

5.3. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het plan is vastgesteld in overeenstemming met artikel 7.8, eerste lid, van de Verordening. Artikel 7 van Hoofdstuk 3 (structuren) van de Verordening bevat regels die van toepassing zijn op het gemengd landelijk gebied. Vast staat dat de gronden met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de gronden aan de Lambertusstraat en ter plaatse van de gronden aan de Oude Schoolstraat waarop de RvR-woningen zijn voorzien, zich bevinden binnen een gebied dat volgens de kaart ‘Structuren’ bij de Verordening is aangemerkt als gemengd landelijk gebied. Ingevolge het eerste lid van artikel 7.8 kan een bestemmingsplan dat is gelegen in een bebouwingsconcentratie binnen gemengd landelijk gebied voorzien in de nieuwbouw van één of meer woningen mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat. Onder een bebouwingsconcentratie wordt ingevolge artikel 1.10 van de Verordening mede verstaan een kernrandzone en een bebouwingslint.

5.4. De Afdeling stelt vast dat de RvR-woningen blijkens de kaart ‘Structuren’ bij de Verordening zijn voorzien op gronden buiten bestaand stedelijk gebied. De bestreden plandelen grenzen aan de oostzijde dan wel aan de zuidzijde aan het bestaand stedelijk gebied, de kern Hedikhuizen. Ter zitting heeft de raad desgevraagd toegelicht dat hij de Lambertusstraat en de Oude Schoolstraat en de daaraan gelegen bebouwing vanaf het bestaand stedelijk gebied over een lengte van ongeveer 500 meter als kernrandzone beschouwt. Vast staat dat aan de Lambertusstraat vanaf het bestaand stedelijk gebied over een lengte van ongeveer 500 meter zich één woning bevindt en drie bedrijven zijn gevestigd, waarvan één niet-agrarisch bedrijf. De overige tussenliggende gronden zijn onbebouwd en hebben een agrarische bestemming. Voorts staat vast dat aan de oostzijde van de Oude Schoolstraat op ongeveer 75 meter vanaf het bestaand stedelijk gebied acht woningen liggen. De overige gronden aan deze zijde van de Oude Schoolstraat zijn onbebouwd en hebben voorts een agrarische bestemming. De gronden aan de westzijde van de Oude Schoolstraat buiten het bestaand stedelijk gebied, de zijde waar de RvR-woning is voorzien, hebben een agrarische bestemming. Op ongeveer 320 meter afstand vanaf het bestaand stedelijk gebied bevindt zich aan deze zijde van de Oude Schoolstraat een gebouw dat wordt gebruikt voor opslag. De overige tussenliggende gronden zijn onbebouwd.

Naar het oordeel van de Afdeling kan het gebied rondom de Lambertusstraat en de Oude Schoolstraat gelet op de hiervoor beschreven feitelijke situatie niet worden beschouwd als een overgangsgebied naar het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie. In dit verband is van belang dat uit de definitie van een kernrandzone volgt dat bebouwing binnen bestaand stedelijk gebied niet kan worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van een overgangszone naar het buitengebied met relatief veel bebouwing. Verder is het gebied aan de noordwestzijde van de kern Hedikhuizen tussen de Lambertusstraat, de Oude Schoolstraat en de Ophovenseweg over een lengte van minimaal een kilometer - afgezien van twee agrarische bedrijven - een open gebied met onbebouwde agrarische gronden. Dit geldt overwegend ook voor het gebied aan de zuidzijde van de Lambertusstraat. Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat sprake is van een ondergeschikte of afnemende agrarische functie in dat gebied. De bestreden plandelen liggen derhalve niet in een bebouwingsconcentratie in de vorm van een kernrandzone.

De vergelijking met de door de raad aangehaalde uitspraak van 23 september 2015 treft geen doel, omdat daarin een bestemmingsplan voorlag dat zag op nieuwe woningbouw op één perceel aan de zuidzijde van de Gilzerbaan te Tilburg waar binnen een afstand van 400 meter vanaf het bestaand stedelijk gebied aan dezelfde zijde van de Gilzerbaan op korte afstand van elkaar zes woningen met bijhorende bebouwing aanwezig waren. De vergelijking met de door de maatschap aangehaalde uitspraken van 12 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX7098, en 8 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV3235, treft eveneens geen doel. In die uitspraken lagen twee bestemmingsplannen voor die onder meer voorzagen in nieuwe woningbouw op percelen aan de Molendreef in Lieshout langs bestaand stedelijk gebied. Anders dan in de voorliggende situatie lagen de plangebieden waarbinnen die woningen werden mogelijk gemaakt tussen een aantal percelen met bestaande woningen.

Voorts maakt de omstandigheid dat de desbetreffende plandelen aan de Lambertusstraat in de ‘Ontwikkelingsvisie Buitengebied’ van 20 juli 2010 van de gemeente Heusden zijn aangeduid als bebouwingsconcentratie en dat daarin is vermeld dat ontwikkelingen aan de westzijde van de Oude Schoolstraat zijn toegestaan, het oordeel dat de bestreden plandelen niet in een kernrandzone als bedoeld in de Verordening liggen niet anders. De vraag of voldaan is aan de definitie van een kernrandzone in de Verordening moet worden beantwoord aan de hand van de feitelijke situatie, waarbij de duiding van de desbetreffende gronden in het gemeentelijk beleid niet van doorslaggevende betekenis is.

5.5. Ten aanzien van het standpunt van de raad dat de voorziene woning aan de Oude Schoolstraat in een bebouwingslint als bedoeld in de Verordening ligt, overweegt de Afdeling dat onder bebouwingslint wordt verstaan een min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied. Weliswaar is de RvR-woning aan de Oude Schoolstraat buiten bestaand stedelijk gebied voorzien, maar de afstand tussen de voorziene RvR-woning en voornoemde acht woningen buiten bestaand stedelijk gebied aan de oostzijde van de Oude Schoolstraat bedraagt ongeveer 130 meter. Gelet hierop maakt de voorziene RvR-woning aan de Oude Schoolstraat naar het oordeel van de Afdeling geen onderdeel uit van een min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs de Oude Schoolstraat buiten bestaand stedelijk gebied.

5.6. Gelet op het vorenstaande voldoet het plan, voor zover het de bestreden plandelen ter plaatse van de gronden aan de Lambertusstraat en de Oude Schoolstraat betreft, niet aan de in artikel 7.8, eerste lid, van de Verordening genoemde voorwaarde dat alleen in een bebouwingsconcentratie kan worden voorzien in de nieuwbouw van één of meer woningen. Het plan is daarom in zoverre in strijd met het verbod op nieuwbouw van woningen zoals opgenomen in artikel 7.7, eerste lid, van de Verordening.

De betogen slagen.

Het beroep van het waterschap

VNG-Brochure

6. Het beroep van het waterschap richt zich tegen de voorziene RvR-woning aan de noordzijde van de Lambertusstraat. Naast het perceel waarop deze RvR-woning is voorzien ligt een rioolgemaal van het waterschap. Het waterschap betoogt dat voor het gemaal op basis van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, editie 2009 (hierna: de VNG-brochure) een afstand van 30 meter van het rioolgemaal tot de voorziene RvR-woning dient te worden aangehouden. Gezien de omgeving waarin het rioolgemaal zich bevindt, geldt deze afstand volgens het waterschap onverkort.

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de voorziene RvR-woning aan de noordzijde van de Lambertusstraat in een gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure ligt, waardoor een richtafstand van 10 meter kan worden aangehouden. In dit verband heeft de raad toegelicht dat Hedikhuizen in het gemeentelijke beleid ‘Vestigingsmogelijkheden, ruimte voor bedrijvigheid in Heusden’ van 19 september 2012 is aangemerkt als gemengd gebied. Op basis van dit beleid wordt functiemenging in Hedikhuizen nagestreefd om de leefbaarheid daarvan te vergroten. Ook de feitelijke situatie aan de Lambertusstraat, in het bijzonder de westzijde, laat volgens de raad zien dat sprake is van een gemengd gebied. Daarbij wijst de raad erop dat ter plaatse van de voorziene RvR-woning, de Lambertusstraat van een 30 km/u zone overgaat in een 60 km/u zone.

6.2. De raad heeft aansluiting gezocht bij de VNG-brochure die indicatieve richtafstanden bevat voor milieuzonering. In de VNG-brochure wordt voor een rioolgemaal wat het aspect geur betreft een richtafstand van 30 meter tot gevoelige objecten aanbevolen. Voorts staat in de VNG-brochure dat de richtafstanden bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’. Indien de omgeving is aan te merken als gemengd gebied, kunnen de richtafstanden volgens de VNG-brochure met één afstandsstap worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Dit betekent dat in gemengd gebied voor een rioolgemaal wat het aspect geur betreft een afstand van 10 meter tot gevoelige objecten wordt aanbevolen. Een gemengd gebied wordt in de VNG-brochure omschreven als een gebied met matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid, alsmede gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, kunnen als gemengd gebied worden beschouwd volgens de VNG-brochure.

6.3. Naar het oordeel van de Afdeling zijn de genoemde omstandigheden onvoldoende voor het door de raad ingenomen standpunt dat de omgeving van de voorziene RvR-woning aan de noordzijde van de Lambertusstraat kan worden aangemerkt als gemengd gebied. In dit verband is van belang dat vrijwel alle percelen binnen de kern van Hedikhuizen een woonbestemming hebben. Alleen de gronden ter plaatse van de kerk hebben de bestemming "Gemengd" en de gronden ter plaatse van de begraafplaats hebben de bestemming "Maatschappelijk". Van bedrijfsmatige activiteiten zoals detailhandel, horeca, kantoren en kleinschalige dienstverlening is binnen de kern van Hedikhuizen geen sprake. Dat Hedikhuizen in het gemeentelijk vestigingsbeleid is aangemerkt als gemengd gebied omdat daar bewust functiemenging wordt nagestreefd, betekent niet dat daarvan in de bestaande situatie sprake is. Verder is voornamelijk sprake van uitgestrekte agrarische gronden met verspreid liggende agrarische bouwvlakken. De enige bedrijfsbebouwing in de nabijheid van de voorziene RvR-woning ligt op ongeveer 400 meter afstand. Dat aan de westzijde van de voorziene RvR-woning op enige afstand daarvan enkele al dan niet agrarische bedrijven en woningen aanwezig zijn, maakt niet dat de noord-, zuid- en westzijde van deze woning als gemengd gebied is te kwalificeren. Voorts heeft de raad niet aannemelijk gemaakt dat het gedeelte van de Lambertusstraat waar een 60 km/u zone geldt, leidt tot een zodanige hinder dat op grond daarvan de omgeving kan worden aangemerkt als een gebied met functiemenging.

6.4. Het voorgaande betekent dat de aanbevolen richtafstand van een rioolgemaal tot de gevel van woningen voor het aspect geur volgens de VNG-brochure 30 meter bedraagt. Vast staat dat de afstand van de perceelgrens van het rioolgemaal tot het bouwvlak van de voorziene RvR-woning aan de noordzijde van de Lambertusstraat ongeveer 17 meter bedraagt. Aan de richtafstand van 30 meter uit de VNG-brochure wordt derhalve niet voldaan. De raad heeft onder verwijzing naar de feiten en omstandigheden van dit specifieke geval gemotiveerd dat aannemelijk is dat bij een woning op ongeveer 20 meter van het rioolgemaal geen geuroverlast is te verwachten. De raad heeft hierbij ten tijde van de vaststelling van het plan in acht genomen dat de deksels van het rioolgemaal onder extreme weersomstandigheden niet 100 procent luchtdicht zijn. Dit is volgens de raad echter acceptabel omdat dergelijke weersomstandigheden maar zeer sporadisch zullen voorkomen. Het waterschap heeft evenwel naar voren gebracht dat in de normale bedrijfssituatie de deksels bij het vullen en ledigen van dit rioolgemaal open staan en derhalve geurhinder kan optreden. De raad heeft dit niet gemotiveerd bestreden. Bovendien is de afstand van de perceelgrens van het rioolgemaal tot het bouwvlak van de voorziene RvR-woning aan de noordzijde van de Lambertusstraat ongeveer 17 meter, waarbij niet de mogelijkheden van het vergunningvrij uitbreiden van de woning op grond van het Besluit omgevingsrecht zijn meegenomen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende gemotiveerd dat ter plaatse van de voorziene RvR-woning aan de noordzijde van de Lambertusstraat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. Het bestreden besluit berust in zoverre niet op een deugdelijke motivering.

Het betoog slaagt.

Conclusie

7. In hetgeen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en anderen en het waterschap hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de gronden aan de Lambertusstraat en ter plaatse van de gronden aan de Oude Schoolstraat, is genomen in strijd met artikel 7.7, eerste lid, van de Verordening en artikel 3:46 van de Awb. De beroepen, voor zover ontvankelijk, zijn gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd. Gelet op de samenhang van de genoemde plandelen met de plandelen met de bestemming "Tuin" ter plaatse van de gronden aan de Lambertusstraat en ter plaatse van de gronden aan de Oude Schoolstraat, ziet de Afdeling aanleiding tevens deze delen van het plan te vernietigen.

Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden van [appellant sub 2] en anderen over de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van de be streden plandelen en de aantasting van het karakter van het open gebied en het dorp Hedikhuizen, geen bespreking.

Opdracht

8. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskostenveroordeling

9. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen, voor zover ingesteld door [appellant sub 2C], niet-ontvankelijk voor zover het beroep is gericht tegen de plandelen met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de desbetreffende gronden aan de Lambertusstraat;

II. verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Heusden van 27 september 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied, 3de herziening", voor zover ontvankelijk, gegrond;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heusden van 27 september 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied, 3de herziening" voor zover:

a. het betreft de tegenover elkaar gelegen plandelen met de bestemming "Wonen" en de bestemming "Tuin" ter plaatse van de desbetreffende gronden aan de Lambertusstraat in Hedikhuizen;

b. het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen" en de bestemming "Tuin" ter plaatse van de desbetreffende gronden aan de Oude Schoolstraat in Hedikhuizen;

IV. draagt de raad van de gemeente Heusden op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

V. gelast dat de raad van de gemeente Heusden aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, ten bedrage van:

a. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

b. € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

c. € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) voor het dagelijks bestuur van het Waterschap Aa en Maas.

Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Reichardt, griffier.

w.g. Van den Broek w.g. Reichardt
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2018

772.