Uitspraak 201109438/1/R3


Volledige tekst

201109438/1/R3.
Datum uitspraak: 6 november 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellanten sub 1], beiden wonend te Budel, gemeente Cranendonck,
2. [appellanten sub 2], beiden wonend te Budel, gemeente Cranendonck,

en

de raad van de gemeente Cranendonck,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "'t Stepke te Budel" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellanten sub 1], [appellanten sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2012, waar [appellanten sub 1], bijgestaan door mr. J.M. Smits, en [appellanten sub 2], bijgestaan door mr. G.H. Blom, en de raad, vertegenwoordigd door drs. V.B. Herzberg, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. J.E. Hamann, advocaat te Den Haag, verschenen.

Bij tussenuitspraak van 27 december 2012 in zaak nr. 201109438/1/T1/R3 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 5 juli 2011 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 2 april 2013 heeft de raad het besluit van 5 juli 2011 gewijzigd vastgesteld en voorzien van een nadere motivering.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld naar voren te brengen. [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] hebben daarvan gebruik gemaakt.

De Afdeling heeft de zaak verder behandeld ter zitting van 4 september 2013, waar [appellanten sub 1], bij monde van [appellant sub 1 A], bijgestaan door mr. J.M. Smits, en [appellanten sub 2], bijgestaan door mr. G.H. Blom, en de raad, vertegenwoordigd door drs. V.B. Herzberg en E. van Dijk, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. J.E. Hamann, advocaat te Den Haag, verschenen.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de raad heeft nagelaten om te bezien of de met het plan mogelijk gemaakte woningbouw voldoet aan de in artikel 11.4 van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 genoemde voorwaarden voor woningbouw in agrarisch gebied.

De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending van de tussenuitspraak alsnog te bezien of de met het plan mogelijk gemaakte woningbouw voldoet aan artikel 11.4 en bij een bevestigend antwoord een verantwoording als bedoeld in het tweede lid van dat artikel op te nemen in de plantoelichting, dan wel het bestreden besluit te wijzigen door een andere planregeling vast te stellen.

2.1. Ten tijde van het gewijzigde besluit van 2 april 2013 was de Verordening ruimte 2012 van toepassing. De raad heeft ter uitvoering van de opdracht bezien of voldaan wordt aan de voorwaarden voor woningbouw in artikel 11.4 van deze versie van de Verordening en hiertoe ook een verantwoording als bedoeld in dit artikel opgenomen in de plantoelichting. De tekst van dit artikel is gelijkluidend aan die van artikel 11.4 uit de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011.

De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voldoet aan de voorwaarden in dit artikel voor woningbouw in agrarisch gebied, waaronder de ligging in een bebouwingsconcentratie. Het plangebied is volgens hem gelegen in een kernrandzone, gelet op de ligging langs het bestaand stedelijk gebied en de aan beide zijden van het plangebied reeds aanwezige woonbebouwing, te weten aan de Europalaan-Noord en aan ’t Stepke.

3. Het besluit van 2 april 2013 wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van rechtswege geacht onderwerp te zijn van het geding.

4. [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] betwisten het standpunt van de raad dat het plangebied is gelegen in een bebouwingsconcentratie, meer bepaald een kernrandzone, als gedefinieerd in de Verordening ruimte 2012 (hierna: de Verordening). Zij stellen hierbij dat het plangebied deel uitmaakt van een strook gronden ten noordwesten van ’t Stepke die loopt van de Europalaan-Noord tot aan de Maarheezerweg. Nu in de bestaande situatie op deze gronden slechts één woning staat is volgens hen geen sprake van een overgangszone met relatief veel bebouwing.

4.1. Het plangebied is in de bij de Verordening behorende overzichtskaart aangeduid als agrarisch gebied en zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling.

Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder 12, van de Verordening wordt onder bebouwingsconcentratie verstaan: kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

Ingevolge dat artikel, aanhef en onder 47, wordt onder kernrandzone verstaan: overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.

Ingevolge artikel 11.1, eerste lid, aanhef en onder a, stelt een bestemmingsplan dat is gelegen in agrarisch gebied regels ter voorkoming van nieuwbouw van één of meer woningen.

Ingevolge artikel 11.4, eerste lid, kan, in afwijking van artikel 11.1, eerste lid, een bestemmingsplan dat is gelegen in een bebouwingsconcentratie binnen een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, voorzien in de nieuwbouw van één of meer woningen waarbij er geen sprake behoeft te zijn van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning, mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat.

4.2. Naar het oordeel van de Afdeling is het plangebied niet gelegen in een bebouwingsconcentratie in de vorm van een kernrandzone. Daartoe overweegt zij als volgt. Het plangebied ligt op een strook gronden langs de noordwestzijde van ’t Stepke buiten het bestaand stedelijk gebied, tussen de Europalaan-Noord en de Maarheezerweg. De Afdeling stelt vast dat de lengte van deze strook ruim 200 m bedraagt. Alleen op het perceel ’t Stepke 3 staat thans bebouwing. De overige gronden langs de noordwestzijde van ’t Stepke zijn onbebouwd en vormen een open ruimte naar het buitengebied. Verder volgt uit de definitie van een kernrandzone dat de bebouwing binnen het bestaand stedelijk gebied, anders dan de raad aanneemt, niet kan worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van een overgangszone met relatief veel bebouwing. De aanwezige woonbebouwing aan de Europalaan-Noord, die blijkens het verhandelde ter zitting binnen de kom van Budel is gelegen, dient dan ook buiten beschouwing te worden gelaten. Gelet op het vorenstaande kan het gebied aan de noordwestzijde van ’t Stepke niet worden beschouwd als een overgangsgebied naar het buitengebied met relatief veel bebouwing.

Voorts volgt uit de definitie van een kernrandzone dat de gronden hierbinnen slechts een ondergeschikte of afnemende agrarische functie hebben, terwijl ter zitting is gebleken dat het merendeel van de gronden aan de noordwestzijde van ’t Stepke in de bestaande situatie wordt benut voor agrarische activiteiten.

Nu het plan niet voldoet aan een van de in artikel 11.4, eerste lid, genoemde voorwaarden voor woningbouw, namelijk de ligging in een bebouwingsconcentratie, is het plan, dat nieuwe woningen mogelijk maakt, in strijd met het verbod op nieuwbouw van woningen in een agrarisch gebied als opgenomen in artikel 11.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening.

Het betoog slaagt.

5. De beroepen van [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] zijn, gelet op overweging 10 van de tussenuitspraak, gegrond voor zover gericht tegen het besluit van 5 juli 2011. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.

In hetgeen [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 2 april 2013 is genomen in strijd met artikel 11.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening. De beroepen zijn gegrond voor zover gericht tegen dit besluit, zodat dit besluit eveneens dient te worden vernietigd.

Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

6. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen [appellanten sub 1] en [appellanten sub 2] voor het overige hebben aangevoerd over de Visie bebouwingsconcentraties Cranendonck, de beschikbaarheid van alternatieve inbreidingslocaties voor de te bouwen woningen en de toepassing van de rood-voor-groenregeling geen bespreking meer.

7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt de besluiten van de raad van de gemeente Cranendonck van 5 juli 2011 en 2 april 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "’t Stepke te Budel";

III. draagt de raad van de gemeente Cranendonck op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Cranendonck tot vergoeding van bij [appellanten sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.697,32 (zegge: zestienhonderdzevenennegentig euro en tweeëndertig cent), waarvan € 1.652,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

veroordeelt de raad van de gemeente Cranendonck tot vergoeding van bij [appellanten sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.035,00 (zegge: duizendvijfendertig euro), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

V. gelast dat de raad van de gemeente Cranendonck aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a. € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellanten sub 1], met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander; en

b. € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellanten sub 2], met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Lap
Voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2013

288-656.