Uitspraak 200909968/1/R2


Volledige tekst

200909968/1/R2.
Datum uitspraak: 1 december 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bopa B.V., gevestigd te Putten, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boni-Markten B.V., gevestigd te Nijkerk,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Eemnes,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Torenzicht" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 januari 2010, en Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2010, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 1 februari 2010.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2010, waar Bopa B.V. en Boni-Markten B.V., vertegenwoordigd door mr. M. Kuiper, advocaat te Harderwijk, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. de Jong, werkzaam bij de gemeente, en bijgestaan door mr. M. Bekooy, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam.

2. Overwegingen

2.1. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. de beroepsgronden met betrekking tot de terinzagelegging zonder voorafgaande instemming van de raad en de waarborg voor sociale woningbouw, ingetrokken.

Het plan

2.2. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. betogen dat tijdens de periode van terinzagelegging van het vastgestelde plan ten onrechte de verkeerde versie van de digitale verbeelding elektronisch beschikbaar is gesteld.

2.2.1. De Afdeling overweegt hierover dat deze beroepsgrond betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en dat deze reeds om die reden de rechtmatigheid van besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan dan ook geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.

2.3. Met het plan wordt beoogd om na de verplaatsing van de winkels uit het plangebied naar het nieuw te ontwikkelen dorpshart, de bouw van tien appartementen en zes grondgebonden woningen aan de weg Torenzicht mogelijk te maken.

2.4. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. betogen dat ten tijde van de commissievergadering nog niet alle onderzoeken waren afgerond.

2.4.1. De Afdeling stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de terinzagelegging. Van alle aan het plan ten grondslag liggende stukken was een rapport beschikbaar en was voorts voldoende informatie in de plantoelichting opgenomen. Voor zover in enkele gevallen nog geen definitieve versie van een onderzoeksrapport beschikbaar was, leidt dit onder deze omstandigheden niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.

2.5. Tevens voeren Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. aan dat de plangebieden van de bestemmingsplannen "Dorpshart" en "Torenzicht" in één plan hadden moeten worden opgenomen.

2.5.1. Over de plangrens overweegt de Afdeling dat gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.

In hetgeen Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat er weliswaar een sterke samenhang bestaat tussen de twee bestemmingsplannen, maar dat de twee plangebieden niet aan elkaar grenzen en dat de raad gelijktijdig en in samenhang over de vaststelling van de bestemmingsplannen heeft besloten. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de gronden van deze plangebieden in één bestemmingsplan had moeten opnemen.

2.6. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. stellen dat het bestemmingsplan "Dorpshart" zal leiden tot overaanbod en leegstand. Hiertoe wijzen zij op de gebreken in het rapport 'Actualisatie DPO Dorpshart Eemnes' van Ecorys Nederland B.V. van 22 juni 2009 (hierna: het dpo Ecorys). Dit zal volgens hen tot gevolg hebben dat het bestemmingsplan "Dorpshart" niet zal kunnen worden gerealiseerd en dat daardoor ook de in dit plan voorziene woningen niet zullen worden gerealiseerd.

2.6.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 10 november 2010 in zaak nr. 200909325/1/R2, bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat het dpo Ecorys niet voldoende objectief is uitgevoerd of is gebaseerd op onjuiste gegevens. De raad heeft zich op basis van dit onderzoek op het standpunt kunnen stellen dat het bestemmingsplan "Dorpshart" derhalve ook niet zal leiden tot het verdwijnen van een dermate groot aantal winkels dat moet worden gevreesd voor een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau. Tevens is met het dpo Ecorys voldoende onderbouwd dat aan het voorziene winkelvloeroppervlak binnen de planperiode behoefte bestaat en dat de bestemming "Centrum (C)" waarin het bestemmingsplan "Dorpshart" voorziet dan ook binnen de planperiode zal worden verwezenlijkt. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende aannemelijk is dat ook de in dit plan voorziene woningen binnen de planperiode zullen worden gerealiseerd.

2.7. Over de financiële uitvoerbaarheid voeren Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. aan dat het niet zeker is of het plan budgetneutraal kan worden uitgevoerd of dat de gemeente daaraan een bijdrage zal moeten leveren. De plantoelichting geeft volgens hen dan ook onvoldoende inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan. Daarnaast betogen zij dat de gemeente ten onrechte een lagere prijs heeft geaccepteerd voor de verkoop van de gronden binnen het plangebied, waardoor een vermoeden van staatssteun bestaat. Tevens zijn de privaatrechtelijke belemmeringen niet betrokken bij de beoordeling van de uitvoerbaarheid, aldus Bopa B.V. en Boni-Markten B.V.

2.7.1. De raad stelt dat er minder gronden aan de projectontwikkelaar zijn verkocht dan in eerste instantie was overeengekomen. Naar aanleiding daarvan is ook de verkoopprijs aangepast. Voor zover de gemeente een klein deel van de kosten voor haar rekening neemt, beschikt de gemeente hiervoor over voldoende financiële middelen. Wat betreft de privaatrechtelijke verplichtingen is enkel sprake van een overeenkomst tussen de voormalige eigenaar van de gronden en een omwonende. Overigens is met deze overeenkomst in het plan rekening gehouden, aldus de raad.

2.7.2. Ingevolge artikel 3.1.6, aanhef en onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een bestemmingsplan, alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een toelichting waarin zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.

2.7.3. In hoofdstuk 6 van de plantoelichting is vermeld dat ten behoeve van de ontwikkeling van het plan tussen de gemeente en de projectontwikkelaar een realisatieovereenkomst tot stand zal komen. Uitgangspunt is dat de ontwikkeling van Torenzicht in samenhang met de ontwikkeling van het nieuwe dorpshart voor de gemeente budgettair neutraal is.

Gelet hierop is in de plantoelichting voldoende inzicht geboden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan.

2.7.4. Bij een procedure inzake een bestemmingplan dient een stelling als van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. dat er mogelijk sprake is van onrechtmatige staatssteun te worden beoordeeld in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan. De raad heeft bij het verweerschrift stukken gevoegd waaruit blijkt dat in 2004 en 2005 een openbare procedure is gevolgd ten behoeve van de selectie van een projectontwikkelaar voor het hele project met inbegrip van de koop van gronden. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de verkoopprijs in competitie tot stand is gekomen en dat de procedure in het tijdschrift Cobouw is bekend gemaakt. Nadat 40 ontwikkelaars bereid waren gebleken een bod te doen, hebben uiteindelijk vijf ontwikkelaars daadwerkelijk een bod uitgebracht voor het gehele project. Vervolgens is het beste bod geaccepteerd. In het licht van de bij de verkoop van de gemeentelijke gronden gevolgde procedure en gelet op de toelichting van de raad is de Afdeling van oordeel dat Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. niet aannemelijk hebben gemaakt dat bij de overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar sprake is van staatssteun. Reeds hierom kan niet worden geoordeeld dat de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staan. Overigens heeft [belanghebbende] ter zitting verklaard dat zij over voldoende financiële middelen beschikt om ook bij eventuele terugvordering van de gestelde staatssteun het plan uit te voeren. Voorts leidt de omstandigheid dat de verkoopprijs met 30.000 euro is verlaagd niet tot een ander oordeel nu de raad daarover heeft toegelicht dat dit samenhangt met het feit dat er minder gronden zijn verkocht dan oorspronkelijk de bedoeling was.

Gelet op het voorgaande en nu de raad onweersproken heeft gesteld dat met de privaatrechtelijke overeenkomst rekening is gehouden, geeft hetgeen Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

2.8. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. voeren voorts aan dat onvoldoende is verzekerd dat de benodigde parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd. Bovendien is Torenzicht geen buurtwinkelcentrum, maar het centrum van Eemnes. Bij de berekening is derhalve uitgegaan van een te lage parkeernorm. Tevens stellen Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. dat ten onrechte is uitgegaan van dubbelgebruik van parkeerplaatsen, terwijl de toegestane horeca wat openingstijden betreft ook kan overlappen met de supermarkt. Voorts is ten onrechte geen rekening gehouden met het gebruik van parkeerplaatsen ten behoeve van bestaande woningen, aldus Bopa B.V. en Boni-Markten B.V..

2.8.1. De raad stelt dat gezien de verwachte ontwikkelingen de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen voor de supermarkt kan worden berekend aan de hand van de norm voor een buurtcentrum in matig stedelijk gebied. In het algemeen genomen vallen de openingstijden van een café niet samen met die van een supermarkt. Volgens de raad blijven voorts vier bestaande parkeerplaatsen bij de supermarkt behouden en zullen binnen het plangebied 55 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Hiermee wordt ook zonder rekening te houden met dubbelgebruik aan de behoefte voldaan, aldus de raad.

2.8.2. Hoofdstuk 3.3 van de plantoelichting vermeldt dat behoudens het parkeren voor de woningen, dat grotendeels op eigen terrein dient plaats te vinden, voor de bestaande supermarkt en het voorziene horecabedrijf 36 parkeerplaatsen nodig zijn. In verband met de verschillende openingstijden van deze twee functies kan dit aantal vanwege dubbelgebruik worden verminderd met acht parkeerplaatsen. In het openbaar gebied binnen het plangebied moeten derhalve minimaal 28 parkeerplaatsen worden aangelegd.

2.8.3. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat na realisatie van het dorpshart, Torenzicht als een buurtcentrum kan worden gekwalificeerd. Voorts heeft de raad in redelijkheid een aftrek kunnen toepassen wegens dubbel gebruik van de parkeerplaatsen. Hierbij is in aanmerking genomen dat hoewel enige overlap in de openingstijden van de supermarkt en het horecabedrijf mogelijk zal zijn, de openingstijden niet geheel zullen overlappen.

Ingevolge artikellid 4.2.3. van de planvoorschriften dienen binnen de onder 4.1.1. genoemde bestemming ("Verkeer (V)") ten behoeve van winkelvoorzieningen en een café ten minste 28 openbare parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met dit artikellid de realisatie van de benodigde parkeerplaatsen voldoende is gewaarborgd.

2.9. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. betogen tevens dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd of de te verwachten geluidsbelasting op de woningen boven de voorkeursgrenswaarde aanvaardbaar is.

2.9.1. De raad stelt dat hoewel sprake is van een 30 km-zone waarop de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) niet van toepassing is, er toch een akoestisch onderzoek is uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt volgens de raad dat de maximale geluidsbelasting op de woningen na realisering van het plan tussen de 53 en de 55 dB zal liggen. Deze geluidsbelasting heeft de raad aanvaardbaar geacht.

2.9.2. Door Adviesbureau RBOI is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport 'Eemnes, Torenzicht, akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit' van 30 juni 2009 (hierna: het akoestisch onderzoek).

2.9.3. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de voorziene woningen vanwege de wegen binnen het plangebied na ontwikkeling van het plan tussen de 53 en de 55 dB ligt. De raad heeft over de aanvaardbaarheid van het verwachte geluidsniveau naar voren gebracht dat, indien de uitzonderingsbepalingen van artikel 74 van de Wgh niet van toepassing zouden zijn, zodat de overige bepalingen ter zake van de maximale geluidniveaus onverkort zouden gelden, in deze situatie voor zover nodig het vaststellen van hogere waarden in de rede zou hebben gelegen. Aldus dient volgens de raad ten aanzien van de aanvaardbare geluidniveaus een zekere bandbreedte te worden aangehouden, om te voorkomen dat voor het aan de orde zijnde 30 km/u gebied een zwaardere toets zou gelden dan in een gebied dat wel onder de werking van de Wgh zou vallen. Hierbij heeft de raad tevens naar voren gebracht dat het plaatsen van geluidwerende schermen langs de wegen, mede gezien het beoogde open karakter van het openbaar gebied, op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige en financiële aard zou stuiten. Voorts heeft de raad toegelicht dat op basis van een nader akoestisch onderzoek is besloten om voor de wegen binnen het plangebied gebruik te maken van geluidsreducerende klinkers als wegverharding in plaats van gewone klinkers, waardoor het verwachte geluidsniveau iets lager zal zijn dan in eerste instantie is berekend.

De Afdeling acht dit uitgangspunt voor de hier aan de orde zijnde situatie niet onredelijk. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de te verwachten geluidsniveaus niet onaanvaardbaar zijn.

2.10. Voorts voeren Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. nog aan dat ten onrechte en zonder nadere motivering de maximale hoeveelheid te bouwen wooneenheden bij de vaststelling van het plan is verhoogd van veertien naar zestien.

2.10.1. De raad heeft gesteld dat in verband met een ingediende zienswijze de toegestane hoeveelheid woningen is gewijzigd van veertien naar zestien. Dit is gebaseerd op het feit dat op de gronden waar het café is gepland, na beëindiging van dat gebruik ook wonen is toegestaan, aldus de raad.

2.10.2. In artikellid 5.5.1 van de planregels is een regeling opgenomen die erin voorziet dat na beëindiging van het horecabedrijf de desbetreffende gronden niet meer voor horecadoeleinden mogen worden gebruikt. De Afdeling is van oordeel dat de raad voldoende heeft onderbouwd waarom de toegestane hoeveelheid woningen bij de vaststelling van het plan is gewijzigd. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben voorts niet nader onderbouwd waarom de voorziene hoeveelheid van zestien woningen ter plaatse niet aanvaardbaar zou zijn. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de toegestane hoeveelheid woningen niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

2.11. [appellant sub 1] en Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. betogen dat het plan onvoldoende zorgvuldig is voorbereid nu de restverontreiniging in de bodem onder de bestaande bebouwing niet is onderzocht voordat het plan werd vastgesteld. [appellant sub 1] voert voorts aan dat een risico bestaat op verspreiding van de verontreiniging via het grondwater als de grond niet wordt gesaneerd. Onvoldoende is gemotiveerd waarom het nader onderzoek naar de restverontreiniging niet mogelijk was, aldus [appellant sub 1].

2.11.1. De raad stelt dat ten behoeve van het plan meerdere onderzoeken zijn gedaan naar de bodemverontreiniging. Uit die onderzoeken blijkt dat de bodem van het perceel Torenzicht 68-78 is vervuild. De exacte omvang van de vervuiling kon echter niet nader worden onderzocht vanwege de bestaande gebouwen op het perceel. Het perceel zal voor de realisatie van het plan worden gesaneerd, aldus de raad.

2.11.2. Hoofdstuk 4.5 van de plantoelichting vermeldt dat in april 2005 een bodemonderzoek is uitgevoerd, gericht op de restverontreiniging die is achtergebleven na eerdere sanering op de locatie. Op basis van de gegevens die bekend zijn over de gedempte sloot op de locatie wordt verwacht dat de omvang van de sterke grondverontreiniging onder de bebouwing ongeveer 35 m³ is. In het grondwater zijn tijdens het nader onderzoek alleen licht verhoogde concentraties cadmium aangetoond. Voorts is hierin vermeld dat een definitief plan zal worden ontwikkeld voor de inrichting van de locatie. Op grond daarvan zal worden bepaald hoe de gronden zullen worden gesaneerd.

2.11.3. Het door Tauw B.V. uitgevoerde bodemonderzoek is neergelegd in het rapport 'Verkennend en nader bodemonderzoek Laarderweg 35 te Eemnes' van 11 april 2005 (hierna: het bodemonderzoek). In de conclusies van het bodemonderzoek is vermeld dat wordt aanbevolen de verontreiniging te saneren. Door de sloop van de bebouwing is de verontreiniging makkelijk te bereiken en te saneren door middel van ontgraving. De bebouwde terreindelen zijn zowel in het verkennend als nader bodemonderzoek niet onderzocht. Het wordt aanbevolen om die terreindelen na de sloop van de bebouwing alsnog te onderzoeken.

2.11.4. De Afdeling is gezien de uitkomsten van het bodemonderzoek van oordeel dat de raad voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet mogelijk was om de grond onder de bestaande gebouwen te onderzoeken zolang die gebouwen daar nog staan. Voorts staat vast dat de aanwezige verontreiniging zal worden gesaneerd voordat met de realisering van het plan zal worden begonnen. Gelet hierop hebben [appellant sub 1] en Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. niet inzichtelijk gemaakt waarom de raad zich bij het vaststellen van het plan niet op het bodemonderzoek had mogen baseren.

2.12. In hetgeen [appellant sub 1] en Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

De beroepen van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. voor zover gericht tegen het plan, en van [appellant sub 1] geheel, zijn ongegrond.

Het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen

2.13. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. betogen dat ten onrechte geen exploitatieplan is vastgesteld voor het verhaal van kosten. Voorts hebben zij betoogd dat ook voor de inrichting van parkeerplaatsen in het openbaar gebied en de uitvoering daarvan in een exploitatieplan eisen hadden moeten worden opgenomen.

2.13.1. Wat betreft de eisen voor de inrichting van het openbaar gebied en de uitvoering daarvan hebben Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. ter zitting hun beroepschrift van 5 januari 2010 uitgebreid met een beroep tegen het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onder b. en c., van de Wro.

Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) liep de wettelijke beroepstermijn van 28 november 2009 tot en met 8 januari 2010. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben wat betreft het instellen van beroep tegen het niet vaststellen van deze onderdelen van een exploitatieplan de wettelijke beroepstermijn overschreden. Wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft op grond van artikel 6:11 van de Awb de niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Niet is gebleken van zodanige feiten of omstandigheden dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. in verzuim zijn geweest. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het beroep van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. voor zover het betreft het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onder b. en c., van de Wro niet-ontvankelijk is.

2.13.2. Ingevolge artikel 6.12, eerste lid, van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, voor zover hier van belang, kan de gemeenteraad, in afwijking van het eerste lid, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wro, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan voor gronden, begrepen in een gelijktijdig vastgesteld bestemmingsplan.

Ingevolge het vijfde lid, voor zover hier van belang, wordt als belanghebbende bij een besluit als bedoeld in artikel 6.12, eerste en tweede lid, in elk geval aangemerkt degene die een grondexploitatieovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de in het desbetreffende besluit opgenomen gronden, of die eigenaar is van die gronden.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.13.3. Het beroep van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. is wat betreft het verhaal van kosten gericht tegen het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro.

Indien de raad in dit geval een exploitatieplan zou hebben vastgesteld, zouden Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij de desbetreffende delen van het exploitatieplan. Daartoe is van belang dat Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. geen eigenaars zijn van gronden in het exploitatiegebied en evenmin een grondexploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 8.2, vijfde lid, van de Wro hebben gesloten met betrekking tot gronden in het exploitatiegebied. Gelet hierop en nu ook anderszins niet is gebleken van belangen van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. die rechtstreeks betrokken zouden zijn bij de vaststelling van genoemde onderdelen van een exploitatieplan, kunnen zij evenmin worden aangemerkt als belanghebbenden bij het niet vaststellen van de desbetreffende delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro.

Het beroep van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. is ook in zoverre niet-ontvankelijk.

Proceskostenveroordeling

2.14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bopa B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boni-Markten B.V. niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] geheel en het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bopa B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boni-Markten B.V. voor zover ontvankelijk, ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Smit-Colenbrander
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2010

545.