Uitspraak 200909325/1/R2


Volledige tekst

200909325/1/R2.
Datum uitspraak: 10 november 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bopa B.V., gevestigd te Putten, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boni-Markten B.V., gevestigd te Nijkerk,
4. [appellant sub 4] en anderen, allen wonend dan wel gevestigd te [plaats],

en

1. de raad van de gemeente Eemnes,
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpshart" vastgesteld.

Bij besluit van 9 november 2009 heeft het college aan [vergunninghoudster] bouwvergunning verleend voor het oprichten van 13 commerciële eenheden, een parkeergarage en 43 woningen op het perceel kruising Laarderweg-Noordersingel in Eemnes.

De besluiten van 26 oktober 2009 en 9 november 2009 zijn gelijktijdig bekend gemaakt.

Tegen het eerstgenoemde besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2009, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2009, Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2009, en [appellant sub 4] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2009, beroep ingesteld.
Tegen het laatstgenoemde besluit hebben Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2009, en [appellant sub 4] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2009, beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een gezamenlijk verweerschrift ingediend.

De raad, [appellant sub 4] en anderen en [vergunninghoudster] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2010, waar [appellanten sub 1], vertegenwoordigd door W.N. Haan, werkzaam bij OpTrek, [appellant sub 2], Bopa B.V. en Boni-Markten B.V., vertegenwoordigd door mr. M. Kuiper, advocaat te Harderwijk, [appellant sub 4] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Bekooy, advocaat te Arnhem, bijgestaan door drs. R.A.P. Effting, werkzaam bij RBOI, Adviseurs Ruimtelijke Ordening, ing. J.M. Hengeveld, werkzaam bij DHV B.V. Ruimte en Mobiliteit, en drs. D. van Beusekom, werkzaam bij Goudappel Coffeng B.V., zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door M.C. Aartse.

2. Overwegingen

2.1. De besluiten van 26 oktober 2009 en 9 november 2009 zijn op grond van artikel 3.30, eerste lid, onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt.

2.2. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van [appellant sub 4] en anderen vanwege proceseconomische redenen het beroep ingetrokken voor zover het is ingediend door [10 appellanten]. Voor het overige heeft de vertegenwoordiger het beroep van [appellant sub 4 en anderen gehandhaafd.

2.2.1. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. het beroep voor zover dat is gericht tegen het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen, ingetrokken.

2.3. De door [appellant sub 4] en anderen eerst 17 respectievelijk 15 dagen voor de zitting ingediende nadere stukken met betrekking tot de uitgevoerde onderzoeken worden wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing gelaten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het, gezien de aard en de aanzienlijke omvang van genoemde stukken met bijbehorende bijlagen, voor de raad niet mogelijk was hierop op passende wijze te reageren. Voorts is niet gebleken dat deze stukken niet eerder in de onderhavige procedure naar voren hadden kunnen worden gebracht. [appellant sub 4] en anderen hebben geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het voor hen redelijkerwijs niet mogelijk was deze stukken eerder in te dienen.

Ten aanzien van het bestemmingsplan

Het plan

2.4. Het plan voorziet in een nieuw centrum voor Eemnes, bestaande uit winkels, horeca en woningen, in het gebied waar voorheen het gemeentehuis stond bij de kruising Laarderweg-Noordersingel-Braadkamp. Het doel van het plan is een verbetering van het voorzieningenniveau en de winkelstructuur in de kern Eemnes. Daarnaast wordt met het plan beoogd een echt centrum in het dorp te creëren.

De raad heeft het vorige bestemmingsplan "Dorpshart" op 25 juni 2007 vastgesteld. Dit bestemmingsplan is op 4 maart 2008 goedgekeurd.

De Afdeling heeft bij uitspraak van 15 april 2009, in zaak nummer 200802617/1, het goedkeuringsbesluit gedeeltelijk vernietigd onder meer vanwege het ontbreken van een ontwerpplan waarin voor het bestaande winkelcentrum Torenzicht een andere bestemming is opgenomen, het berekenen van de toekomstige verkeersintensiteiten met een verkeerde norm en het ontbreken van een belangenafweging met betrekking tot de verwachte geluidsbelasting. Voorts heeft de Afdeling, voor zover hier van belang, gelet op de samenhang tussen de plandelen, zelf voorziend goedkeuring onthouden aan de plandelen met de bestemmingen "Centrumdoeleinden (C)", "Verkeersdoeleinden (V)" en "Verkeers- en verblijfsdoeleinden (VV)".

Formele en algemene aspecten

2.5. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. betogen dat het ontwerpplan ten onrechte ter inzage is gelegd zonder voorafgaande instemming van de raad en dat ten tijde van de vergadering van de raadscommissie nog niet alle onderzoeken waren afgerond.

2.5.1. De Afdeling stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de terinzagelegging. In de Wro, noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het college verplicht was om de raad voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpplan hiervan in kennis te stellen. Van alle aan het plan ten grondslag liggende stukken was een rapport beschikbaar en was voorts voldoende informatie in de plantoelichting opgenomen. Voor zover in enkele gevallen nog geen definitieve versie van een onderzoeksrapport beschikbaar was, leidt dit onder deze omstandigheden niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.

2.6. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. betogen tevens dat de raad ten onrechte niet is ingegaan op de inspraakreactie, zienswijze, bedenkingen en beroepsgronden die zijn ingediend in de vorige procedure.

2.6.1. Naar aanleiding van de procedure omtrent het vorige bestemmingsplan "Dorpshart" heeft de raad nieuwe onderzoeken laten uitvoeren. Het bestemmingsplan is op basis van die onderzoeken aangepast en opnieuw in procedure gebracht. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voormelde stukken geen betrekking hebben op het plan zoals dat voorligt en dat in deze procedure dan ook niet zonder nadere toelichting naar die stukken kon worden verwezen.

Het betoog faalt.

2.7. Voorts betogen Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. dat de plandelen waaraan in de vorige procedure geen goedkeuring is onthouden, ten onrechte opnieuw in het plan zijn opgenomen.

2.7.1. De raad heeft ervoor gekozen in het plan precies hetzelfde plangebied op te nemen als in de vorige procedure, hoewel niet het gehele bestemmingsplan was vernietigd. Hierbij heeft hij zich op het standpunt gesteld dat dit de overzichtelijkheid ten goede komt en versnippering voorkomt.

2.7.2. De Afdeling overweegt hierover dat in de Wro, noch in enig ander wettelijk voorschrift een bepaling valt aan te wijzen op grond waarvan de raad in een geval als hier aan de orde niet voor bepaalde plandelen bestemmingen mag vaststellen die op grond van een eerder bestemmingsplan al voor die gronden gelden.

Het betoog faalt.

2.8. [appellant sub 4] en anderen voeren aan dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar een alternatieve locatie voor het dorpshart.

2.8.1. De raad stelt dat wel onderzoek is gedaan naar alternatieve locaties, zoals de locatie het Vierkante bosje, een locatie ten noorden van het voormalige gemeentehuis en een uitbreiding van het bestaande winkelcentrum Torenzicht. Maar uiteindelijk bleek geen van die locaties geschikt in verband met de oppervlakte, de ligging en/of de bereikbaarheid, aldus de raad.

2.8.2. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de het plangebied en de bestemmingen een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Uit het hiervoor aangehaalde standpunt van de raad blijkt dat een dergelijke afweging heeft plaatsgevonden. Hetgeen is aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in dit geval de grenzen van zijn beoordelingsvrijheid heeft overschreden.

Distributieplanologisch onderzoek

2.9. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen stellen dat het distributieplanologisch onderzoek (hierna: dpo) onvoldoende objectief is uitgevoerd en is gebaseerd op onjuiste gegevens. Het plan zal dan ook leiden tot een groot overaanbod en een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. voeren hiertoe onder meer aan dat het dpo van Ecorys Nederland B.V. (hierna: Ecorys) verwachtingen en schattingen bevat die niet zijn onderbouwd. Tevens bestaat volgens hen de kans dat de voorziene bestemming "Centrum (C)" niet geheel zal worden gerealiseerd, hetgeen gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid. Bovendien is leegstand van gebouwen niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening, aldus Bopa B.V. en Boni-Markten B.V.. [appellant sub 4] en anderen brengen onder meer naar voren dat bij de berekening van de winkelruimte is uitgegaan van onjuiste gegevens voor de koopkrachtbinding, koopkrachttoevloeiing, bevolkingsaanwas en inkomenselasticiteit.

2.9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan weliswaar zal leiden tot een beperkt overaanbod in 2019, maar dat dit niet meebrengt dat sprake is van duurzame ontwrichting. Ecorys heeft het dpo geactualiseerd en aangepast. Hierbij is volgens de raad uitgegaan van betrouwbare gegevens en kengetallen. Nu het plan hoogstens tot een beperkt overaanbod leidt, behoeft ook niet te worden gevreesd voor leegstand, aldus de raad.

2.9.2. Ten behoeve van het plan heeft Ecorys het dpo geactualiseerd en opgenomen in het rapport 'Actualisatie DPO Dorpshart Eemnes, naar een nieuw bestemmingsplan' van 22 juni 2009 (hierna: het dpo Ecorys). Bij het dpo Ecorys is ervan uitgegaan dat het winkelcentrum Torenzicht grotendeels zal worden vervangen door woningbouw. Daarvoor is een bestemmingsplan in procedure gebracht. Alleen de Boni-supermarkt blijft daar gevestigd. Ook is rekening gehouden met de bestaande detailhandel in het winkelcentrum Eemhof. Voor de dagelijkse sector en voor de niet-dagelijkse sector is de uitbreidingsruimte berekend.

Het plan maakt 2.655 m² winkelvloeroppervlak (hierna: wvo) aan supermarkten mogelijk. In tabel 5.2 van het dpo Ecorys is vermeld dat het haalbaar aanbod in 2009 2.098 m² wvo is. Bij een bestaande oppervlakte van 1.722 m² wvo resteert nog 376 m² wvo aan uitbreidingsruimte.

Na realisatie van het plan zal het voorziene wvo 4.131 m² zijn. Voor 2019 is het haalbaar aanbod berekend op 3.782 m² wvo, waarbij derhalve een overschot van 349 m² wvo ontstaat.

Voor de niet-dagelijkse sector maakt het plan 822 m² wvo mogelijk. In tabel 5.3 van het dpo Ecorys is vermeld dat het haalbaar aanbod in 2009 1.042 m² wvo is. Bij een bestaande oppervlakte van 614 m² wvo bestaat nog 428 m² wvo uitbreidingsruimte.

Na realisatie van het plan zal het voorziene wvo 1.436 m² zijn. Het haalbaar aanbod voor 2019 is berekend op 1.675 m² wvo, waarbij derhalve nog een uitbreidingsruimte van 239 m² wvo bestaat.

Tevens is de bestaande situatie vergeleken met een maatstaf van alle Nederlandse kernen met een inwoneraantal tussen 7.500 en 12.500 inwoners. Daaruit blijkt volgens het dpo Ecorys dat het bestaande aanbod in de dagelijkse en in de niet-dagelijkse sector in Eemnes ruim onder het gemiddelde ligt. Voorts is daaruit af te leiden aan welke branches in de niet-dagelijkse sector met name behoefte is.

2.9.3. Over het betoog van [appellant sub 4] en anderen dat bij de bestaande oppervlakte in 2019 ten onrechte de voorziene distributieruimte niet is meegerekend, overweegt de Afdeling dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een expeditieruimte het aanbod wvo niet vergroot. De expeditieruimte behoefde dan ook niet bij het dpo Ecorys te worden betrokken.

2.9.3.1. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben aangevoerd dat Ecorys ten behoeve van het dpo ten onrechte geen koopstromenonderzoek heeft gedaan. De Afdeling overweegt hierover dat uit paragraaf 5.1 van het dpo Ecorys blijkt dat de berekening van het haalbaar aanbod onder meer is gebaseerd op het rapport 'Koopstromenonderzoek Randstad 2004' van Goudappel Coffeng uit januari 2005. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben niet aannemelijk gemaakt dat bij het dpo Ecorys niet van dit onderzoek mocht worden uitgegaan.

2.9.3.2. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen betogen voorts dat in het dpo Ecorys de bevolkingsgroei ten onrechte is gecompenseerd met de verwachte aanwas door nieuwbouw.

In het dpo Ecorys is in tabel 4.2 vermeld dat volgens de prognose van het CBS de bevolking van Eemnes zal groeien tot 9.186 inwoners in 2019. Niet in geschil is dat deze groei is gebaseerd op geboorte- en sterftecijfers. In tabel 4.3 is vermeld dat als gevolg van de bouw van nieuwe woningen in de planperiode wordt verwacht dat de bevolking met nog eens 1.375 inwoners zal toenemen.

Bopa B.V. en Boni-Markten B.V en [appellant sub 4] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de bouw van nieuwe woningen alleen zal leiden tot een afname van de hoeveelheid personen per huishouden. De Afdeling is dan ook van oordeel dat in het dpo Ecorys in redelijkheid is uitgegaan van een extra bevolkingsgroei door nieuwbouw van woningen doordat personen van buiten Eemnes naar Eemnes zullen verhuizen.

2.9.3.3. Tevens stellen zij dat het in het dpo Ecorys gehanteerde bestedingsniveau te hoog is. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. wijzen hierbij op het bestedingsniveau in de vergelijkbare kern Huizen. [appellant sub 4] en anderen wijzen er nog op dat met een te hoog bestedingsniveau in 2007 is gerekend.

In paragraaf 4.3.2 van het dpo Ecorys zijn de gemiddelde bestedingen per hoofd in de dagelijkse en niet-dagelijkse sector vermeld. Voor de dagelijkse sector in 2008 is uitgegaan van een gemiddelde besteding van 2.543 euro per hoofd van de bevolking. Voor de niet-dagelijkse sector in 2008 is uitgegaan van een gemiddelde besteding van 2.630 euro. Hoewel door een ander onderzoeksbureau voor de gemeente Huizen een afwijkend bestedingsniveau is berekend, althans zo stellen Bopa B.V. en Boni-Markten B.V., komen voormelde cijfers ongeveer overeen met de cijfers die over 2008 zijn gepubliceerd op de internetpagina van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel. De Afdeling is dan ook van oordeel dat het dpo Ecorys op deze gegevens mocht worden gebaseerd.

Voor zover [appellant sub 4] en anderen hierbij nog hebben betoogd dat de bij het corrigeren van het bestedingsniveau naar het inkomensniveau van Eemnes toegepaste inkomenselasticiteit van 0,25 voor de dagelijkse sector te hoog is, overweegt de Afdeling dat de raad heeft uiteengezet dat deze norm een standaardnorm betreft die wordt aanbevolen bij het hanteren van inkomenselasticiteit in de dagelijkse sector. [appellant sub 4] en anderen hebben niet nader onderbouwd waarom bij het dpo Ecorys niet van deze norm had mogen worden uitgegaan.

2.9.3.4. Over het betoog van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen dat het voor de verwachte koopkrachtbinding gehanteerde percentage van 85 voor de dagelijkse sector te hoog is, overweegt de Afdeling het volgende. In paragraaf 5.1 van het dpo Ecorys is vermeld dat de verwachte koopkrachtbinding is gebaseerd op een volledig en gemoderniseerd aanbod in de dagelijkse sector. Daarbij is van belang dat de supermarkten aanvullend zijn ten opzichte van elkaar en zich dus in verschillende marktsegmenten bevinden. Voorts is daarin vermeld dat indien een centrum van hogere orde zich op een afstand van minstens 6 kilometer bevindt, een binding tussen de 76 en 89% kan worden gerealiseerd. In het dorpshart worden twee supermarkten van ongeveer 1.000 m² wvo gerealiseerd die zich in verschillende marktsegmenten bevinden. Voorts heeft de raad in zijn verweerschrift toegelicht dat de centra van hogere orde in de omgeving, zoals Hilversum, Bussum en Huizen, op een afstand van minstens 10 kilometer liggen. Eemnes ligt ten opzichte van die centra derhalve enigszins geïsoleerd, waardoor een relatief hoge binding van 85% haalbaar wordt geacht. De Afdeling acht dit standpunt niet onredelijk.

2.9.3.5. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen betogen voorts dat de berekende uitkomsten sterk afwijken van de situatie in vergelijkbare en omliggende gemeenten. Het berekende aanbod per inwoner is veel groter dan het gemiddeld aanwezige wvo in Hilversum, Huizen, Blaricum, Laren en Baarn, zo stellen zij.

De Afdeling overweegt hierover dat Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen niet inzichtelijk hebben gemaakt waarom de feitelijke situatie in andere gemeenten, waar een kleiner wvo per inwoner aanwezig is, tot de conclusie zou moeten leiden dat het dpo Ecorys onjuiste uitkomsten bevat. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het dpo Ecorys kunnen baseren.

2.9.3.6. [appellant sub 4] en anderen hebben voorts nog betoogd dat de uitbreidingsruimte in Eemnes ten onrechte is vergeleken met een maatstaf van 155 kernen in Nederland terwijl de specifieke kenmerken van die kernen onbekend zijn en dat de geplande discountsupermarkt een bovenlokale aantrekkende werking heeft en dus meer personen van buiten de gemeente zal trekken.

In tabel 5.3 van het dpo Ecorys is vermeld wat de te verwachten uitbreidingsruimte is in de niet-dagelijkse sector. Deze uitbreidingsruimte is berekend op basis van voormelde gegevens over het aantal inwoners en het bestedingsniveau. In tabel 5.4 worden de uitkomsten van de berekende uitbreidingsruimte vergeleken met de maatstaf van 155 kernen met een inwonersaantal tussen de 7.500 en 12.500. [appellant sub 4] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat die vergelijking tot het oordeel zou moeten leiden dat de raad zich niet op het dpo Ecorys had mogen baseren. Voorts kan de door [appellant sub 4] en anderen gestelde hogere toevloeiing van koopkracht door de bovenlokale werking van de discountsupermarkt alleen leiden tot een hoger haalbaar aanbod dan in het dpo Ecorys is berekend. Dit betoog kan derhalve evenmin leiden tot de conclusie dat het plan niet op het dpo Ecorys had mogen worden gebaseerd.

2.9.4. Gelet op het vorenstaande hebben Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat het dpo Ecorys niet voldoende objectief is uitgevoerd of is gebaseerd op onjuiste gegevens. Gezien het verwachte haalbaar aanbod in 2019 van 3.782 m² wvo in de dagelijkse sector en 1.675 m² wvo in de niet-dagelijkse sector ten opzichte van het na realisering van het plan bestaande aanbod van 4.131 m² wvo in de dagelijkse sector en 1.436 m² wvo in de niet-dagelijkse sector, is de Afdeling van oordeel dat geen sprake zal zijn van een substantieel overaanbod. Het plan zal dan ook niet leiden tot het verdwijnen van een dermate groot aantal winkels dat moet worden gevreesd voor een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau. Tevens is met het dpo Ecorys voldoende onderbouwd dat aan het voorziene wvo binnen de planperiode behoefte bestaat en dat mag worden aangenomen dat de bestemming "Centrum (C)" binnen de planperiode zal worden verwezenlijkt. Het betoog van [appellant sub 4] en anderen dat geen maatschappelijke behoefte bestaat aan het winkelcentrum faalt.

Parkeren

2.10. [appellanten sub 1], Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen betogen dat het plan niet in voldoende parkeerplaatsen voorziet. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen voeren onder meer aan dat ten onrechte is uitgegaan van de minimumnormen. Volgens [appellanten sub 1] is onvoldoende onderbouwd hoe het plan nu in totaal 320 parkeerplaatsen mogelijk maakt. Voorts betogen zij dat voor het voorziene gebouw aan de Braadkamp ten onrechte met een te kleine oppervlakte is gerekend, dat voor de eerste verdieping van dat gebouw ten onrechte met een lagere parkeernorm is gerekend en dat bovendien geen rekening is gehouden met de andere aanwezige functies in de directe omgeving waarvoor parkeerplaatsen nodig zijn. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen voeren op dit punt nog aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de wekelijkse markt op de Braadkamp.

Daarnaast betogen [appellanten sub 1] dat artikel 5.1.4 van de planregels onvoldoende duidelijk en zeker is, waardoor niet vast staat of bij de horecabestemming voldoende parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd.

2.10.1. De raad stelt dat voor de meeste bestemmingen gebruik is gemaakt van de hoogste parkeernorm uit publicatie 182, 'Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering' (hierna: publicatie 182) van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW). Alleen voor de supermarkten en de tennisbanen is gebruik gemaakt van een lagere norm binnen de aangeraden bandbreedte. Het toepassen van de lagere norm voor de supermarkten is gebaseerd op publicatie 272, 'Verkeersgeneratie voorzieningen - kengetallen gemotoriseerd verkeer' (hierna: publicatie 272), waarin is vermeld dat bij twee nabijgelegen, vergelijkbare supermarkten de bezoekers deels dezelfde personen zijn. Daardoor zijn er minder parkeerplaatsen nodig. Ten aanzien van de tennisbanen wordt verwacht dat het grootste deel van de bezoekers met de fiets zal komen omdat Eemnes een relatief kleine kern is en er dus maximaal twee kilometer zal moeten worden afgelegd. Op basis van deze gegevens is berekend dat op het piekmoment 310 parkeerplaatsen nodig zijn.

2.10.2. Op 5 februari 2007 is de 'Memo parkeerbalans Dorpshart Eemnes' van RMA B.V., stedenbouw, onderzoek en landschap, opgesteld (hierna: de memo). De memo is gedeeltelijk gebaseerd op de normen van het CROW. In de memo is vermeld dat uit de parkeerbalans volgt dat de maximale parkeerbehoefte 269 is. Volgens de memo betekent dit dat er op elk moment van de week genoeg parkeerplaatsen beschikbaar zijn om aan de parkeerbehoefte te voldoen van alle gebruikers van het dorpshart.

2.10.3. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen heeft de raad door Civitas Advies, Specialisten Infrastructuur en Openbare Ruimte, een nieuwe parkeerbalans laten opstellen. Deze parkeerbalans is opgenomen in het rapport 'Parkeeronderzoek Dorpshart' van 28 oktober 2009 (hierna: het parkeeronderzoek). Ten tijde van het vaststellingsbesluit was een voorlopig rapport van 26 augustus 2009 beschikbaar. In het parkeeronderzoek is vermeld dat op basis van de normen van het CROW die zijn opgenomen in publicatie 182, de maximale parkeerbehoefte 310 is. Binnen het plangebied zijn 320 parkeerplaatsen mogelijk. Volgens het parkeeronderzoek betekent dit dat er een overschot op de parkeerbalans is en dat in de praktijk dan ook geen parkeeroverlast zal voorkomen.

2.10.4. Niet in geschil is dat bij het berekenen van de parkeerbehoefte gebruik is gemaakt van de aanbevolen parkeernormen van het CROW. Voor de meeste voorziene functies is gebruik gemaakt van de aanbevolen maximumnorm. Alleen voor de tennisvelden is gebruik gemaakt van de minimumnorm. Voor zover Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen betogen dat voor de tennisvelden ook gebruik had moeten worden gemaakt van de maximumnorm, overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat gezien de beperkte grootte van de kern Eemnes, de meerderheid van de bezoekers met de fiets zal komen en dat daarom van de aanbevolen minimumnorm kan worden uitgegaan. Voorts is voor de twee supermarkten een correctiefactor toegepast. De correctiefactor is gebaseerd op publicatie 272, waarin is vermeld dat de aanwezigheid van twee supermarkten niet tot gevolg heeft dat de verkeersgeneratie en dus ook de parkeerbehoefte gelijk is aan de som van die van de afzonderlijke supermarkten. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen hebben niet onderbouwd waarom bij de parkeerbehoefte van de supermarkten desondanks geen rekening zou mogen worden gehouden met deze correctiefactor.

Over het betoog van [appellanten sub 1] over het plandeel met de bestemming "Horeca (H)" op de Braadkamp overweegt de Afdeling dat in het verweerschrift is vermeld dat de hoeveelheid parkeerplaatsen voor die bestemming inderdaad is berekend met 17 m² aan bruto vloeroppervlak (hierna: bvo) minder dan op grond van het plan is toegestaan. Volgens de raad leidt dit tot een verschil in de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen van 2,5. Nu volgens het parkeeronderzoek zelfs op het piekmoment op koopavond meer parkeerplaatsen binnen het plangebied aanwezig zullen zijn dan waaraan behoefte is, ziet de Afdeling in dit betoog geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet in de parkeerbehoefte zal kunnen voldoen.

Voor zover [appellanten sub 1] nog hebben betoogd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het vloeroppervlak op de tweede bouwlaag, overweegt de Afdeling dat in artikel 5, eerste lid, van de planregels is opgenomen dat alleen de eerste bouwlaag voor horeca mag worden gebruikt. Voor de andere bouwlagen behoeft derhalve niet te worden gerekend met de aanbevolen parkeernorm voor horeca. Dit betoog faalt.

2.10.5. Over het betoog van [appellanten sub 1] dat ten onrechte de parkeerplaatsen bij de Rabobank zijn meegerekend terwijl die buiten openingstijden niet beschikbaar zijn voor publiek, overweegt de Afdeling het volgende. Uit de parkeerbalans blijkt dat de grootste parkeerbehoefte bestaat op koopavond. Er is dan behoefte aan 310 plekken. Op de overige momenten is hoogstens behoefte aan 277 parkeerplekken. Het plan voorziet in 320 parkeerplekken, waaronder de 26 bestaande bij de Rabobank. Zonder de parkeerplekken bij de Rabobank zou het plan voorzien in (320-26=)294 parkeerplekken. Alleen op de koopavond zijn de parkeerplekken van de Rabobank derhalve nodig om aan de behoefte te kunnen voldoen. De raad heeft onbetwist gesteld dat de Rabobank op koopavond open is en dat op het piekmoment derhalve van die parkeerplekken gebruik kan worden gemaakt. Gelet hierop konden de parkeerplekken bij de Rabobank in redelijkheid bij het parkeeronderzoek worden betrokken.

Voor zover Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen er nog op wijzen dat ten onrechte particuliere parkeerplaatsen bij woningen zijn meegerekend, overweegt de Afdeling dat de desbetreffende woningen in het plangebied liggen. Deze woningen zijn dan ook betrokken bij het onderzoek naar de parkeerbehoefte. De raad heeft zich gelet hierop op goede gronden op het standpunt gesteld dat met de bij deze woningen beschikbare particuliere parkeerplaatsen bij het berekenen van de behoefte rekening mocht worden gehouden.

2.10.6. Voorts is bij het parkeeronderzoek een overzichtskaartje gevoegd waarop is aangegeven op welke plekken binnen het plangebied de parkeerplaatsen zijn dan wel zullen worden gerealiseerd. Gesteld noch gebleken is dat dit kaartje onjuist is of dat de daarop aangegeven parkeerplaatsen niet kunnen worden gerealiseerd. Hierbij is blijkens de parkeerbalans rekening gehouden met alle functies binnen het plangebied.

Over de weekmarkt overweegt de Afdeling dat op weekdagen voldoende restcapaciteit bestaat om de behoefte op te vangen in het geval de weekmarkt tot gevolg zal hebben dat een aantal parkeerplaatsen niet beschikbaar zal zijn. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen hebben dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de geplande weekmarkt zal leiden tot parkeerproblemen.

2.10.7. Op grond van artikellid 5.1.4 van de planregels, mogen de voor "Horeca (H)" aangewezen gronden slechts daarvoor worden gebruikt indien zeker is gesteld dat voldoende parkeerruimte op de gronden met de bestemming "Verkeer (V)" is gerealiseerd. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met dit artikellid de realisatie van de benodigde parkeerplaatsen voldoende is gewaarborgd.

2.10.8. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich bij het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat binnen het plangebied voldoende parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd om aan de parkeerbehoefte te voldoen en om parkeerproblemen te voorkomen.

Verkeer

2.11. [appellant sub 2], Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen stellen dat het plan zal leiden tot een veel te hoge verkeersintensiteit en tot verkeersonveiligheid, mede gezien de ligging in een 30 km-zone. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. voeren hiertoe aan dat de verwachte verkeersintensiteiten verkeerd zijn berekend en dat hierbij een onjuiste aftrek is toegepast voor Torenzicht. Tevens is volgens hen gerekend met een onjuist aantal bewegingen per m² wvo en is bovendien uitgegaan van verkeerde gegevens voor het basisjaar 2009. Volgens [appellant sub 4] en anderen is de autonome groei onderschat en zijn de verkeersstromen onjuist ingeschat. Hierbij is tevens onvoldoende rekening gehouden met fietsers en voetgangers, aldus [appellant sub 4] en anderen. Zij stellen voorts dat de berekende verkeersgeneratie door de voorziene supermarkten is onderschat.

Volgens [appellant sub 2] zijn ten onrechte geen infrastructurele aanpassingen voorzien terwijl het zware verkeer in combinatie met de klinkerbestrating van de weg en de snelheidsremmende 'punaises' volgens hem tot meer schade door trillingen leidt.

2.11.1. De raad stelt dat bij de berekening van de huidige en de te verwachten verkeersintensiteiten met alle relevante ontwikkelingen rekening is gehouden. De verkeersintensiteiten zijn gebaseerd op tellingen uit voorgaande jaren en berekend met de kengetallen uit publicatie 272 en publicatie 256, 'Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden' (hierna: publicatie 256), van het CROW. Voorts blijkt volgens de raad uit beide uitgevoerde onderzoeken dat het verkeer veilig kan worden afgewikkeld en dat het plangebied goed bereikbaar zal zijn voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. Het profiel van de Laarderweg wordt bovendien aangepast om de verkeersveiligheid te bevorderen. Hierbij zal ook rekening worden gehouden met de aanwezigheid van fietsers en voetgangers. Daarnaast zal de verkeerssituatie een aandachtspunt blijven en kunnen in de toekomst, indien nodig, nog verdere verkeersmaatregelen worden genomen, aldus de raad.

2.11.2. De raad heeft door DHV Groep ten behoeve van het plan een onderzoek laten uitvoeren naar de te verwachten verkeersintensiteiten. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport 'Dorpshart Eemnes, Verkenning toekomstige verkeersintensiteiten' van juni 2009 (hierna: het verkeersonderzoek 2009). In het verkeersonderzoek 2009 is vermeld dat de basisintensiteit is gebaseerd op tellingen. Omdat de tellingen dateren van verschillende jaren zijn ze opgehoogd naar het jaar 2009, waarbij gebruik is gemaakt van een autonoom groeipercentage van 1,5%. Voor de toekomstige intensiteiten is gerekend met een percentage van 1,5% en met een percentage van 2,26%. Volgens het verkeersonderzoek 2009 kan dit laatste percentage als een 'worst case scenario' worden beschouwd. Vervolgens is daarbij nog het effect van de planologische ontwikkelingen opgeteld. Hierbij is rekening gehouden met de ontwikkeling van het dorpshart, met het reeds gerealiseerde woon-zorgcomplex aan de Ploeglaan, met de ontwikkeling van een gezondheidscentrum aan de Braadkamp en met de ontwikkelingen zoals voorzien in het bestemmingsplan "Torenzicht". De verkeersbewegingen die bij deze ontwikkelingen horen, zijn berekend op basis van de kengetallen zoals deze zijn opgenomen in de publicaties 256 en 272. De verwachte etmaalintensiteiten in 2019 zijn opgenomen in tabel 2 op pagina 6 van het verkeersonderzoek 2009.

2.11.3. Door Goudappel Coffeng, Adviseurs verkeer en vervoer, is een nader onderzoek naar de te verwachten verkeerssituatie uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport 'Verkeersonderzoek dorpshart Eemnes', van 26 april 2010 (hierna: het verkeersonderzoek 2010). In het verkeersonderzoek 2010 is onderzocht wat de extra verkeersproductie is ten opzichte van de huidige situatie. De verkeersgeneratie van de voorziene functies is gebaseerd op de kengetallen uit de publicaties 256 en 272. In de conclusies van het verkeersonderzoek 2010 is vermeld dat de ontwikkeling van het dorpshart zal leiden tot meer verkeer in de directe omgeving van het dorpshart. Op andere plekken in Eemnes zal de intensiteit echter afnemen, omdat op een andere locatie boodschappen worden gedaan. De ontwikkeling van het dorpshart zal niet leiden tot nieuwe knelpunten in de verkeersafwikkeling. De Laarderweg kan bovendien dusdanig worden ingericht dat een veilige verkeerssituatie zal ontstaan. Volgens het verkeersonderzoek 2010 zal ook de afsluiting van de Laarderweg in verband met de weekmarkt niet tot problemen leiden indien de afsluiting pas na de ochtendspits ingaat.

2.11.4. [appellant sub 4] en anderen hebben aangevoerd dat het afsluiten van de Laarderweg in verband met de te houden weekmarkt tot een onaanvaardbare verkeerssituatie zal leiden. [appellant sub 2] heeft aangevoerd dat in het plan ten onrechte geen infrastructurele aanpassingen zijn opgenomen en dat de beoogde inrichting als verblijfsgebied in samenhang met snelheidsovertredingen zal leiden tot een verkeersonveilige situatie.

De Afdeling overweegt hierover dat deze beroepsgronden geen betrekking hebben op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze beroepsgronden dienen derhalve buiten beschouwing te blijven.

2.11.5. In het verkeersonderzoek 2009 is voor de basisintensiteit in 2009 uitgegaan van tellingen uit eerdere jaren. De verkeersintensiteit is vervolgens vermeerderd met een autonome groei van 1,5%. Vervolgens is de verwachte verkeersintensiteit na realisatie van het plan berekend, waarbij tevens rekening is gehouden met autonome groei. Het verkeersonderzoek 2010 is gebaseerd op tellingen uit 2009. Ook in dit onderzoek is de verwachte verkeersintensiteit na realisatie van het plan berekend waarbij rekening is gehouden met autonome groei. Aan [appellant sub 4] en anderen kan weliswaar worden toegegeven dat de verkeersintensiteiten die betrekking hebben op de Laarderweg waarmee in het verkeersonderzoek 2009 is gerekend, iets lager zijn dan de intensiteiten waarmee in het verkeersonderzoek 2010 is gerekend, maar dit heeft niet tot gevolg dat de toekomstige verkeersintensiteiten zijn onderschat, nu uit de uitkomsten blijkt dat tussen de in de twee onderzoeken voor 2019 berekende intensiteiten slechts een klein verschil zit. Het betoog van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen dat de verwachte verkeersintensiteit is gebaseerd op een te lage basisintensiteit in 2009 slaagt derhalve niet. Voorts is in de onderzoeken vermeld dat een autonome groei van 1,5% gebruikelijk is in verkeersonderzoeken. [appellant sub 4] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat in afwijking van dit percentage bij het berekenen van de verwachte verkeersintensiteit had moeten worden uitgegaan van een autonome groei van 2,5%.

2.11.6. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 2] hebben voorts aangevoerd dat voor de verwachte verkeersgeneratie ten onrechte is gerekend met een gemiddelde norm voor het hele winkelcentrum van 70,3 verkeersbewegingen per 100 m² bvo. In het verkeersonderzoek 2009 is vermeld dat deze norm is gebaseerd op publicatie 272 en geldt voor een groot wijkcentrum. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben niet nader onderbouwd waarom van deze norm niet mocht worden uitgegaan.

Voor zover Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. nog hebben betoogd dat ten onrechte een aftrek is toegepast voor het verdwijnen van winkelcentrum Torenzicht, overweegt de Afdeling het volgende. Uit het verkeersonderzoek 2009 evenals uit het verkeersonderzoek 2010 blijkt dat bij het berekenen van de te verwachten verkeersgeneratie door het plan rekening is gehouden met het grotendeels verdwijnen van het buurtwinkelcentrum Torenzicht en met de realisatie van woningen op die locatie. Ten behoeve van deze ontwikkelingen is door de raad op 26 oktober 2009 het bestemmingsplan "Torenzicht" vastgesteld. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de te verwachten verkeersgeneratie niet is onderschat.

2.11.7. Voorts hebben [appellant sub 4] en anderen betoogd dat bij de verdeling van de verkeersstromen het aandeel verkeer op de Noordersingel is onderschat. Op die weg zal volgens hen een veel te hoge intensiteit van meer dan 8.000 motorvoertuigen per etmaal ontstaan.

Ter zitting heeft de raad verklaard dat het verkeersonderzoek 2009 aan het plan ten grondslag ligt. In het verkeersonderzoek 2009 is ervan uitgegaan dat een aandeel van 17% van de motorvoertuigen via de Noordersingel zal moeten worden afgewikkeld. Dit leidt tot een verwachte intensiteit in 2019 van 5.900 motorvoertuigen per etmaal. Hoewel in het verkeersonderzoek 2010 is uitgegaan van een aandeel van 30% van de motorvoertuigen dat via de Noordersingel zal rijden, leidt dit volgens het verkeersonderzoek 2010 slechts tot een verwachte intensiteit op de Noordersingel in 2019 van 5.400 motorvoertuigen per etmaal. Volgens de toelichting van de raad ter zitting worden de verschillen in het verwachte aandeel en in de uitkomsten veroorzaakt door het gebruiken van verschillende gegevens en uitgangspunten bij de berekeningen. Dit maakt echter geen verschil voor de conclusies die uit de onderzoeken kunnen worden getrokken. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het verschil in uitkomsten niet leidt tot de conclusie dat het verkeersonderzoek 2009 in zoverre niet aan het plan ten grondslag had mogen worden gelegd.

Voorts is paragraaf 4.2 van het verkeersonderzoek 2010 gewijd aan een onderzoek naar de verkeersveiligheid en aan mogelijke, verkeersveilige oplossingen voor de inrichting van het plangebied. Gelet hierop is voldoende onderbouwd dat een verkeersveilige uitvoering van het plan mogelijk is. Niet is gebleken dat hierbij onvoldoende rekening is gehouden met de veiligheid van fietsers en voetgangers.

2.11.8. Gelet op het vorenstaande heeft de raad bij het bestreden besluit in redelijkheid van het verkeersonderzoek 2009 kunnen uitgaan. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet tot onaanvaardbare verkeersintensiteiten of een verkeersonveilige situatie zal leiden.

Luchtkwaliteit en geluidhinder

2.12. [appellant sub 2], [appellant sub 4] en anderen en Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. voeren aan dat de plandelen met de bestemming "Centrum (C)" zullen leiden tot een toename van de luchtverontreiniging en de geluidhinder. [appellant sub 4] en anderen wijzen hierbij op het feit dat deze gevolgen ten onrechte niet zijn afgewogen tegen de belangen van de bevolking bij een goed woon- en leefklimaat. Tevens voeren Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen aan dat de raad ten onrechte een geluidbelasting tot 63 dB aanvaardbaar acht, dat sprake is van een wegreconstructie en dat ten onrechte geen rekening is gehouden met cumulatie. Voorts wijzen zij erop dat het onderzoek ten onrechte op de verkeersintensiteiten uit het verkeersonderzoek 2009 is gebaseerd, dat de wijziging van het wegdek tot een hogere geluidsbelasting leidt en dat het plan ten onrechte niet voorziet in maatregelen om geluidhinder te beperken.

2.12.1. De raad stelt dat hoewel de concentraties stoffen in de lucht licht toenemen, uit het luchtkwaliteitonderzoek blijkt dat de concentraties de grenswaarden niet overschrijden en dat aan de eisen van de Wet Luchtkwaliteit wordt voldaan. Daarmee is tegelijkertijd sprake van een goede ruimtelijke ordening. Voor een nadere belangenafweging bestaat dan ook geen aanleiding, aldus de raad.

De raad stelt voorts dat in de bebouwde kom van Eemnes bijna alle wegen bij besluit van 12 februari 2001 zijn aangemerkt als 30 km-zone. Gelet hierop is de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) niet op de wegen in en om het plangebied van toepassing. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening is echter nog wel naar de geluidsbelasting gekeken, aldus de raad. Uit het akoestisch onderzoek blijkt volgens de raad dat bij een aantal woningen de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh van 48 dB wordt overschreden, maar dat nergens de maximale grenswaarde van 63 dB wordt overschreden. Gelet hierop acht de raad het woon- en leefklimaat ter plaatse van die woningen aanvaardbaar. Tevens blijkt uit het akoestisch onderzoek dat op de gevels van de voorziene appartementen geen sprake is van cumulatie van geluidhinder, aldus de raad.

2.12.2. Bij het voorbereiden van het plan heeft Adviesbureau RBOI een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport 'Eemnes, Dorpshart Eemnes, luchtkwaliteitonderzoek 2009' van 19 juni 2009 (hierna: het luchtkwaliteitonderzoek). Volgens het luchtkwaliteitonderzoek zal zich in de jaren 2009, 2010 en 2019 geen overschrijding van de wettelijke grenswaarden voordoen. [appellant sub 2], Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek zodanige gebreken vertoont dat de raad zich hierop bij het nemen van het bestreden besluit niet heeft mogen baseren.

2.12.3. Gelet op artikel 74, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 77 van de Wgh behoeft bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek te worden ingesteld indien voor een weg een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur.

Blijkens het raadsbesluit van 21 februari 2001 is voor alle wegen binnen het plangebied een 30 km-zone ingesteld. Gelet hierop heeft de raad zich bij het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat de Wgh niet van toepassing is op het plan.

2.12.4. Door Adviesbureau RBOI is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport 'Eemnes, Dorpshart, akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (30 km/h-wegen)' van 23 juni 2009 (hierna: het akoestisch onderzoek). Over de aan het akoestisch onderzoek ten grondslag liggende gegevens overweegt de Afdeling dat, gelet op hetgeen hiervoor onder 2.10.8. over het verkeersonderzoek 2009 is overwogen, geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het akoestisch onderzoek niet mocht worden gebaseerd op de verkeersintensiteiten uit het verkeersonderzoek 2009.

Ten aanzien van de gebruikte wegverharding blijkt uit het nader ingediende stuk van de raad dat in het akoestisch onderzoek voor de berekening van de geluidsbelasting in de bestaande situatie gebruik is gemaakt van het verkeerde type wegverharding. Dit maakt naar het oordeel van de Afdeling echter geen verschil voor de te verwachten geluidsbelasting in 2019, nu voor die toekomstige situatie wel is gerekend met het juiste type wegverharding, namelijk klinkers. Gelet hierop faalt het betoog van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen.

Volgens Adviesbureau RBOI zijn de voorziene appartementen zodanig gesitueerd ten opzichte van de wegen in het plangebied dat er geen cumulatie van geluidhinder zal zijn. Om die reden is dan ook geen onderzoek gedaan naar de cumulatie van geluidhinder. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen hebben niet onderbouwd waarom de raad zich niet op dit standpunt van Adviesbureau RBOI zou mogen hebben baseren. Voor zover zij er nog op hebben gewezen dat bij het akoestisch onderzoek geen rekening is gehouden met de specifieke inrichting van het kruispunt in het plangebied, overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat door het invoeren van de rijrichtingen in het rekenmodel voldoende rekening is gehouden met de invulling van het kruispunt.

Over het betoog van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen dat ten onrechte de koopzondagen en -avonden niet bij het onderzoek zijn betrokken, overweegt de Afdeling het volgende. Op basis van het rekenmodel wordt de geluidsbelasting berekend aan de hand van een weekdaggemiddelde. Gelet hierop is het niet mogelijk om los daarvan nog koopzondagen en -avonden in de berekeningen mee te nemen. Bovendien is dit gemiddelde dusdanig dat eventuele pieken op koopzondagen- en avonden daarop geen invloed hebben. De raad heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat met koopzondagen en -avonden bij het akoestisch onderzoek geen rekening behoefde te worden gehouden. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek zodanige gebreken vertoont dat de raad zich hierop bij het nemen van het bestreden besluit niet heeft mogen baseren.

2.12.5. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de gevels van de voorziene woningen vanwege de wegen binnen het plangebied na ontwikkeling van het plan tussen de 56 en de 59 dB ligt. De geluidsbelasting op bestaande woningen ligt tussen de 46,65 en de 54,98 dB.

De raad heeft over de aanvaardbaarheid van het verwachte geluidsniveau naar voren gebracht dat, indien de uitzonderingsbepalingen van artikel 74 van de Wgh niet van toepassing zouden zijn, zodat de overige bepalingen ter zake van de maximale geluidniveaus onverkort zouden gelden, in deze situatie voor zover nodig het vaststellen van hogere waarden op grond van artikel 110a van de Wgh in de rede zou hebben gelegen. Aldus dient volgens de raad ten aanzien van de aanvaardbare geluidniveaus een zekere bandbreedte te worden aangehouden, om te voorkomen dat voor het aan de orde zijnde 30 km/u gebied een zwaardere toets zou gelden dan in een gebied dat wel onder de werking van de Wgh zou vallen. Hierbij heeft de raad tevens naar voren gebracht dat het plaatsen van geluidwerende schermen langs de wegen, mede gezien het beoogde open karakter van het openbaar gebied, op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige en financiële aard zou stuiten. Voorts heeft de raad toegelicht dat op basis van een nader akoestisch onderzoek is besloten om voor de wegen binnen het plangebied gebruik te maken van geluidsreducerende klinkers als wegverharding in plaats van gewone klinkers, waardoor het verwachte geluidsniveau iets lager zal zijn dan in eerste instantie is berekend.

Gezien het vorenstaande acht Afdeling het door de raad gehanteerde uitgangspunt voor de hier aan de orde zijnde situatie niet onredelijk. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van de voorziene en de bestaande woningen geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat.

Financiële uitvoerbaarheid

2.13. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen betogen dat in de plantoelichting onvoldoende inzicht wordt gegeven in de financiële uitvoerbaarheid van het plan en dat onvoldoende is gewaarborgd dat er genoeg financiële middelen beschikbaar zijn voor de realisering van het plan. Daarnaast stellen Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen dat ten aanzien van de aan de projectontwikkelaar verkochte gronden sprake kan zijn van staatssteun.

2.13.1. De raad stelt dat uit de plantoelichting blijkt dat voldoende onderzoek is gedaan naar de financiële uitvoerbaarheid en dat de plantoelichting ook voldoende inzicht biedt in de uitvoerbaarheid. Voorts heeft volgens de raad in 2004 en 2005 een onvoorwaardelijke biedprocedure plaatsgevonden.

2.13.2. Ingevolge artikel 3.1.6, aanhef en onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een bestemmingsplan, alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een toelichting waarin zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.

2.13.3. Uit de plantoelichting blijkt dat de raad de financiële uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. In de plantoelichting is hierover onder meer vermeld dat de ontwikkeling van het nieuwe dorpshart zal plaatsvinden op particulier initiatief van een projectontwikkelaar, in samenwerking met de gemeente. Voor de ontwikkeling is een exploitatie opgesteld van de kosten en opbrengsten die het bouwplan met zich brengt. Hieruit blijkt dat het plan economisch uitvoerbaar is. Ten behoeve van de realisatie van het project zijn een samenwerkingsovereenkomst en een realisatieovereenkomst tussen de gemeente en de projectontwikkelaar gesloten.

Gelet hierop is in de plantoelichting voldoende inzicht geboden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan.

2.13.4. Bij een procedure inzake een bestemmingplan dient een stelling als van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen dat er mogelijk sprake is van onrechtmatige staatssteun te worden beoordeeld in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan. De raad heeft bij het verweerschrift stukken gevoegd waaruit blijkt dat in 2004 en 2005 een openbare procedure is gevolgd ten behoeve van de selectie van een projectontwikkelaar voor het hele project met inbegrip van de aankoop van gronden. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de verkoopprijs in competitie tot stand is gekomen en dat de procedure in het tijdschrift Cobouw is bekend gemaakt. Nadat 40 projectontwikkelaars bereid waren gebleken een bod te doen, hebben uiteindelijk vijf projectontwikkelaars daadwerkelijk een bod uitgebracht voor het gehele project. Vervolgens is het beste bod geaccepteerd. In het licht van de bij de verkoop van de gemeentelijke gronden gevolgde procedure en gelet op de toelichting van de raad is de Afdeling van oordeel dat Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat bij de overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Reeds hierom kan niet worden geoordeeld dat de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staan. Overigens heeft [vergunninghoudster] ter zitting verklaard dat zij over voldoende financiële middelen beschikt om ook bij eventuele terugvordering van de gestelde staatssteun het plan uit te voeren.

Gelet op het voorgaande geeft hetgeen Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Overige beroepsgronden

2.14. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. voeren aan dat de plangebieden van de bestemmingsplannen "Dorpshart" en "Torenzicht" in één bestemmingsplan hadden moeten worden opgenomen.

2.14.1. Over de plangrens overweegt de Afdeling dat gelet op de systematiek van de Wro de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.

In hetgeen Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. en [appellant sub 4] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat er weliswaar een sterke samenhang bestaat tussen de twee bestemmingsplannen, maar dat de twee plangebieden niet aan elkaar grenzen en dat de raad gelijktijdig en in samenhang over de vaststelling van de bestemmingsplannen heeft besloten. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de gronden van deze plangebieden in één bestemmingsplan had moeten opnemen.

2.15. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. stellen dat het bebouwingspercentage voor het plandeel met de bestemming "Centrum (C)" dat ziet op het nieuwe dorpshart ten onrechte is verhoogd naar 92%. Tevens is ten onrechte uitbreiding door algemene ontheffingsregels en wijzigingsregels mogelijk, aldus Bopa B.V. en Boni-Markten B.V.

2.15.1. De raad stelt dat bij de invulling van het bouwplan voor het dorpshart is gebleken dat de balkons en luifels net buiten het toegestane bebouwingspercentage zouden vallen. Daarom is besloten om dit percentage te wijzigen. Voorts geldt de algemene ontheffingsregel van 10% niet ten aanzien van het bebouwingspercentage voor de bestemming "Centrum (C)" en voorziet de algemene wijzigingsbevoegdheid niet in de mogelijkheid meer wvo te realiseren, aldus de raad.

2.15.2. Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de planregels, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de regels van het plan voor afwijkingen ten aanzien van de aanduidingen en in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

Op grond van artikel 14 van de planregels zijn burgemeester en wethouders bevoegd bestemmingen te wijzigen ten behoeve van ondergeschikte wijzigingen van ten hoogste 5 meter.

2.15.3. Met deze planregels wordt beoogd een algemene regeling te geven waarbij in de afweging omtrent eventuele verlening van ontheffing of wijziging van een bestemming de specifieke omstandigheden van het geval kunnen worden meegenomen. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het in het plan opnemen van deze bevoegdheden.

Over het bebouwingspercentage overweegt de Afdeling dat de raad voldoende heeft onderbouwd waarom het bebouwingspercentage bij de vaststelling van het plan is gewijzigd. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben niet inzichtelijk gemaakt waarom deze aanduiding niet mocht worden gewijzigd.

2.16. [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen stellen dat op grond van artikel 8.1.1 van de planregels bij de bestemming "Verkeer (V)"ook terrassen zijn toegestaan. Dit is volgens hen rechtsonzeker nu onduidelijk is hoeveel en op welke plekken terrassen zullen worden gerealiseerd, hetgeen gevolgen kan hebben voor de hoeveelheid parkeerplaatsen die beschikbaar is.

2.16.1. De raad stelt dat de regeling in artikel 8.1.1 alleen is bedoeld voor een terras direct grenzend aan de geplande horeca-inrichting. Het is volgens de raad dan ook niet de bedoeling dat terrassen zullen worden ingericht op gronden die voor parkeerplaatsen zijn bedoeld. Bovendien is voor het realiseren van een terras ook nog een terrasvergunning vereist, aldus de raad.

2.16.2. Op grond van artikel 8.1.1, onder e, van de planregels is op de gronden met de bestemming "Verkeer (V)" gebruik voor terras toegestaan. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij heeft beoogd om mogelijk te maken dat de geplande horecavoorziening op de Braadkamp ten noorden van het gebouw een terras van maximaal 100 m² kan plaatsen. Nu daartoe echter in het plan een regeling is opgenomen die mogelijk maakt dat op alle gronden met de bestemming "Verkeer (V)" terrassen van onbeperkte omvang worden geplaatst, is de Afdeling van oordeel dat het plan in zoverre niet met de bij het nemen van een besluit vereiste zorgvuldigheid is vastgesteld.

2.17. [appellant sub 4] en anderen stellen dat het plan voor overlast zal zorgen bij omwonenden vanwege de voorziene tennisbanen en de voorziene horeca. Tevens zijn de voorziene hoogte en grootte van het complex niet passend in de omgeving, aldus [appellant sub 4] en anderen.

2.17.1. De raad stelt dat de ligging van de tennisbanen is opgeschoven naar aanleiding van de ingediende zienswijzen. De afstand tussen de tennisbanen en de nabijgelegen woningen is nu 30 meter. Ook de afstand tussen mogelijke horeca en de nabijgelegen woningen is groot genoeg. Voorts brengt de raad naar voren dat de aanvraag om bouwvergunning door de welstandscommissie is getoetst en aanvaardbaar is bevonden. Bovendien waren op grond van het vorige bestemmingsplan ongeveer dezelfde bouwmassa's mogelijk, aldus de raad.

2.17.2. In de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2009 (hierna: de VNG-brochure) zijn tennisbanen aangemerkt als een activiteit in milieucategorie 3.1 met als aanbevolen richtafstand 50 meter. De toegelaten horeca is aangemerkt als een activiteit in milieucategorie 1 met een aanbevolen richtafstand van 10 meter. Voorts is in de VNG-brochure vermeld dat bij het omgevingstype 'gemengd gebied' de richtafstanden met één stap kunnen worden verlaagd. De aanbevolen richtafstand bij categorie 3.1 wordt dan 30 meter en bij categorie 1 wordt de richtafstand 0 meter. Gezien het gemengde karakter van de bestemmingen binnen het plangebied is de Afdeling van oordeel dat de raad het plangebied in redelijkheid heeft kunnen aanmerken als 'gemengd gebied'. Het verlagen van de richtafstanden heeft dan ook op goede gronden plaatsgevonden. [appellant sub 4] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de aanbevolen richtafstanden in het plan niet zijn aangehouden of dat desondanks sprake zal zijn van onevenredige overlast.

Over de voorziene bouwhoogte en -massa overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hetgeen het plan mogelijk maakt, passend is voor een dorpscentrum en niet onevenredig afwijkt van de omliggende bebouwing.

2.18. [appellant sub 4] en anderen voeren voorts aan dat de groene buffer ten onrechte bij het stedelijk gebied is getrokken en dat het behoud van de groene buffer daardoor onvoldoende is gegarandeerd.

2.18.1. Deze beroepsgrond van [appellant sub 4] en anderen heeft betrekking op een plandeel dat ongewijzigd is overgenomen uit het vorige bestemmingsplan "Dorpshart". In de uitspraak van 15 april 2009 in zaak nr. 200802617/1, heeft de Afdeling hierover het volgende overwogen:

"2.12.3. In de plantoelichting is vermeld dat de groene buffer, ten oosten van het huidige gemeentehuis, zoveel als mogelijk blijft bestaan en geen onderdeel wordt van het dorpshart.

2.12.4. […] Over de groene buffer overweegt de Afdeling dat deze is opgenomen in het plan. Hoewel de groene buffer voor een deel ingeklemd zal komen te liggen tussen stedelijke ontwikkelingen, is het een uitgangspunt van de raad om de groene buffer zoveel mogelijk te behouden. Dit heeft de raad ter zitting bevestigd. Gelet op de ligging van de groene buffer heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de desbetreffende gronden binnen het stedelijk gebied moeten vallen. De omstandigheid dat voor de desbetreffende gronden zelf geen stedelijke ontwikkelingen zijn voorzien, maakt hiervoor geen verschil."

2.18.2. Niet is gebleken dat de feiten en omstandigheden sedert de uitspraak van 15 april 2009 zodanig zijn gewijzigd dat aan deze uitspraak geen betekenis meer kan worden toegekend. In hetgeen [appellant sub 4] en anderen naar voren hebben gebracht ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het behoud van de groene buffer onvoldoende is gewaarborgd.

Conclusie

2.19. Gezien hetgeen is overwogen onder 2.16.2, ziet de Afdeling in hetgeen [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.

De beroepen [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen zijn in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient op dit punt wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.

Tevens ziet de Afdeling aanleiding om overeenkomstig artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voor zover dit is vernietigd.

2.20. In hetgeen [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen voor het overige, en [appellant sub 2] en Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. tegen het plan hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

De beroepen, voor zover gericht tegen het plan, van [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen zijn gedeeltelijk, en van [appellant sub 2] en Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. geheel ongegrond.

Ten aanzien van het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen

2.21. Volgens [appellant sub 4] en anderen heeft de raad ten onrechte geen exploitatieplan vastgesteld en heeft de raad ten onrechte daarbij niet expliciet besloten om geen exploitatieplan vast te stellen.

2.21.1. Ingevolge artikel 6.12, eerste lid, van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, voor zover hier van belang, kan de gemeenteraad, in afwijking van het eerste lid, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wro, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan voor gronden, begrepen in een gelijktijdig vastgesteld bestemmingsplan.

Ingevolge het vijfde lid, voor zover hier van belang, wordt als belanghebbende bij een besluit als bedoeld in artikel 6.12, eerste en tweede lid, in elk geval aangemerkt degene die een grondexploitatieovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de in het desbetreffende besluit opgenomen gronden, of die eigenaar is van die gronden.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.21.2. Het beroep van [appellant sub 4] en anderen is in zoverre gericht tegen het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro alsmede tegen het gestelde uitblijven van een besluit van die strekking.

Indien de raad in dit geval een exploitatieplan zou hebben vastgesteld, zouden [appellant sub 4] en anderen niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij het exploitatieplan. Daartoe is van belang dat [appellant sub 4] en anderen geen eigenaars zijn van gronden in het exploitatiegebied en evenmin een grondexploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 8.2, vijfde lid, van de Wro hebben gesloten met betrekking tot gronden in het exploitatiegebied. Gelet hierop en nu ook anderszins niet is gebleken van belangen van [appellant sub 4] en anderen die rechtstreeks betrokken zouden zijn bij de vaststelling van de desbetreffende delen van een exploitatieplan, kunnen zij evenmin worden aangemerkt als belanghebbenden bij het niet vaststellen van de desbetreffende delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro. Daargelaten of tot het niet vaststellen van de desbetreffende delen van een exploitatieplan een expliciet besluit is genomen, zouden [appellant sub 4] en anderen gezien het vorenstaande ook bij het uitblijven van een dergelijk besluit niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.

Het beroep van [appellant sub 4] en anderen is in zoverre niet-ontvankelijk.

Ten aanzien van de bouwvergunning

Het beroep van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V.

2.22. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben ter onderbouwing van hun beroep tegen de verleende bouwvergunning verwezen naar de beroepsgronden die zijn ingediend tegen het plan.

2.22.1. De verleende bouwvergunning is gebaseerd op het bestemmingsplan "Dorpshart".

2.22.2. Gezien artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, mag de reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd, indien deze in strijd is met één van de in dat lid genoemde weigeringsgronden. Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. hebben niet onderbouwd waarom de bouwvergunning in strijd zou zijn met één van deze weigeringsgronden. Het college heeft bij het bestreden besluit dan ook terecht de bouwvergunning verleend.

Het beroep van Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. is ook in zoverre ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 4] en anderen

2.23. [appellant sub 4] en anderen betogen dat het onderzoek naar de geluidsbelasting dat aan de bouwvergunning ten grondslag ligt op onjuiste gegevens is gebaseerd omdat daarbij gebruik is gemaakt van het akoestisch onderzoek. Gelet hierop kan niet worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 en is de vergunning in strijd met de Woningwet verleend, aldus [appellant sub 4] en anderen.

2.23.1. Op grond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang en voor zover hier van belang, mag de reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd, wegens strijd met het Bouwbesluit 2003.

2.23.2. Onder verwijzing naar overweging 2.12.4 overweegt de Afdeling dat [appellant sub 4] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat het akoestisch onderzoek op onjuiste gegevens is gebaseerd. Ter onderbouwing van de bouwaanvraag mocht dan ook van het akoestisch onderzoek gebruik worden gemaakt. Uit het onderzoek 'Nieuwbouw De Minnehof in Eemnes, Akoestisch onderzoek; geluidwering van de gevels' van Schoonderbeek en Partners Advies B.V. van 28 september 2009 blijkt voorts dat aan de eisen van het Bouwbesluit wordt voldaan. Gelet hierop heeft het college bij het bestreden besluit de bouwvergunning terecht verleend.

Het beroep van [appellant sub 4] en anderen is in zoverre ongegrond.

Proceskostenveroordeling

2.24. Ten aanzien van [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken. Ten aanzien van [appellant sub 2] en Bopa B.V. en Boni-Markten B.V. bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 4] en anderen niet-ontvankelijk voor zover dat is gericht tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan;

II. verklaart de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen, voor zover ontvankelijk, gedeeltelijk gegrond;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Eemnes van 26 oktober 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Dorpshart", voor zover dat betrekking heeft op artikel 8.1.1, onder e, van de planregels;

IV. bepaalt dat

a. artikel 8.1.1. onder e, van de planregels als volgt komt te luiden: 'terrassen, alleen ter plaatse van de aanduiding 'terrassen (t)' direct grenzend aan de noordzijde van de gronden met de bestemming "Horeca (H)" en met een maximale oppervlakte van 100 m²'; en dat

b. de aanduiding 'terrassen (t)' in de verbeelding wordt opgenomen zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart 1;

V. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover dat is vernietigd;

VI. verklaart de beroepen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bopa B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boni-Markten B.V. en [appellant sub 2] geheel, en de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen voor het overige ongegrond;

VII. gelast dat de raad van de gemeente Eemnes aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van

a. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellanten sub 1], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en

b. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 4] en anderen vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2010

545.