Uitspraak 201000038/1/H1


Volledige tekst

201000038/1/H1.
Datum uitspraak: 22 september 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2009 in zaak nr. 08/3427 in het geding tussen:

appellant

en

het college van burgemeester en wethouders van Hilversum (hierna: het college).

1. Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2004 heeft het college geweigerd [appellant] bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een woonhuis met garage op het perceel [locatie], kadastraal bekend gemeente Hilversum, sectie D, no. 3874 (hierna: het perceel).

Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en dat besluit onder aanvulling van de motivering ervan in stand gelaten.

Bij uitspraak van 24 november 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 februari 2010.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de stichting Stichting Gooisch Natuurreservaat (hierna: de stichting) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.W.P. Marsman, advocaat te Amsterdam, is verschenen. Voorts is daar de stichting, vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het bouwplan betreft het oprichten van een tweede woning met garage op het perceel. De te realiseren woning is voorzien achter de daar aanwezige woning en wordt ontsloten via de Zandweg. Dit is een onverhard pad dat de dichtstbijzijnde verharde weg, de Utrechtseweg, en het door de stichting beheerde natuurmonument Laapersveld verbindt.

2.2. In de uitspraak van 20 juni 2007 in zaak nr. 200607297/1 heeft de Afdeling overwogen dat voor de bepaling van de achtergevelrooilijn van het bouwplan de Utrechtseweg als oriëntatiepunt dient. Bij uitspraak van 4 juni 2008 in zaak nr. 200706543/1 (www.raadvanstate.nl) heeft zij een verzoek van [appellant] om die uitspraak te herzien afgewezen.

2.3. De Afdeling volgt [appellant] niet in zijn betoog dat de uitspraak van 20 juni 2007 vervallen verklaard dient te worden. Vervallenverklaring heeft geen grondslag in de wet en kan mede om die reden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden toegepast. Zodanig uitzonderlijk geval doet zich hier niet voor. Dat, als gesteld, voor het eerst bij de behandeling ter zitting bij de Afdeling in de procedure die tot de uitspraak van 20 juni 2007 heeft geleid betekenis is toegekend aan het al dan niet voorkomen van de Zandweg op de bij het bestemmingsplan "Komvoorschriften 1934" behorende plankaart, is - wat daar verder van zij - daarvoor onvoldoende.

2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de Afdeling in de uitspraak van 4 juni 2008 ten onrechte van die van 20 juni 2007 is afgeweken. Volgens hem had het college op basis van de uitspraak van 4 juni 2008 tot de conclusie moeten komen dat de Zandweg voor het bepalen van de achtergevelrooilijn van het bouwplan als oriëntatiepunt dient te worden genomen, zodat het bouwplan niet met de bouwverordening in strijd komt.

2.4.1. De uitspraak van 20 juni 2007 heeft gezag van gewijsde. Derhalve staat ten processe vast dat voor de bepaling van de achtergevelrooilijn van het bouwplan de Utrechtseweg als oriëntatiepunt dient. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in strijd is met de bouwverordening en het ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet bouwvergunning daarvoor moest weigeren.

Het betoog faalt.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2010

374-552.