Uitspraak 200607297/1


Volledige tekst

200607297/1.
Datum uitspraak: 20 juni 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. [appellant sub 1], wonend te Hilversum,
2. het college van burgemeester en wethouders van Hilversum, gevestigd te Hilversum,
appellanten,

tegen de ongedateerde uitspraak in zaak no. AWB 05/1922 van de arrondissementsrechtbank Amsterdam in het geding tussen:

de stichting "Stichting Gooisch Natuurreservaat",

en

het college van burgemeester en wethouders van Hilversum.

1. Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hilversum (hierna: het college) geweigerd aan appellant sub 1 bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het oprichten van een woonhuis met garage op het perceel [locatie], gelegen achter nummer […], kadastraal bekend gemeente Hilversum, sectie […], no. […].

Bij besluit van 1 februari 2005 heeft het college, voor zover thans van belang, het door appellant sub 1 daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de gevraagde bouwvergunning eerste fase verleend.

Bij ongedateerde uitspraak, verzonden op 31 augustus 2006, heeft de arrondissementsrechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door de stichting "Stichting Gooisch Natuurreservaat" (hierna: de stichting) daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van het college van 20 april 2004 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief van 12 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 13 oktober 2006, en appellant sub 1 bij brief van 5 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 13 november 2006. Appellant sub 1 heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 1 november 2006. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 13 december 2006 heeft de stichting een reactie ingediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant sub 1 en de stichting. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2007, waar appellant sub 1, vertegenwoordigd door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door J. van Nes, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de stichting gehoord, vertegenwoordigd door ing. P.J. Ubbink, bijgestaan door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem.

2. Overwegingen

2.1. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan niet in overstemming is met de "Komvoorschriften 1934" van de gemeente Hilversum.

2.2. Ingevolge artikel 2 van de als bestemmingsplan geldende "Komvoorschriften 1934", zoals nadien gewijzigd, (hierna: de komvoorschriften), mogen in de gedeelten van de gemeente, vermeld op de bij deze verordening behorende staten I en II en nader aangeduid op de daarin genoemde kaart A, A¹ en A², slechts villa's worden gebouwd, en wel, naar gelang de aanduiding aldaar, hetzij enkele, hetzij enkele of dubbele.

Ingevolge artikel 3 moeten de in artikel 2 bedoelde villa's, naar gelang het de verschillende gedeelten van de staten I en II en op de kaarten A, A¹ en A² bedoelde terreinen betreft, voldoen aan de aldaar onderscheidenlijk voor die delen bepaalde maten ten aanzien van de gevelbreedte, de oppervlakte der villa's, de afstanden welke open moeten blijven tussen de zijgevels en de evenwijdig of nagenoeg evenwijdig daaraan lopende zij-erfgrenzen van de percelen en tussen de zijgevels onderling.

Blijkens de bij de komvoorschriften behorende kaart heeft het perceel Utrechtseweg 93 de aanduiding "E.V., geen D.V.".

2.3. De Afdeling stelt voorop dat de aanduiding "E.V., geen D.V.", zijnde een enkele villa geen dubbele villa, niet zo beperkt dient te worden uitgelegd, dat op het perceel [locatie], welk perceel thans uit twee kadastrale percelen bestaat, ter plaatse slechts één villa gerealiseerd mag worden. De komvoorschriften bieden ruimte voor de door appellant sub 1 en het college voorgestane uitleg van vorenbedoelde aanduiding, dat deze duidt op het type woning dat ter plaatse mag worden gerealiseerd. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de op de bij de komvoorschriften behorende kaart opgenomen perceelgrenzen niet bepalend zijn voor de bouwmogelijkheden maar uitsluitend de plangrenzen aangeven.

2.4. De rechtbank heeft het vorenstaande niet onderkend. Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak in verband met hetgeen hierna wordt overwogen.

2.5. Niet in geschil is en ook de Afdeling gaat er van uit, dat aan de Bouwverordening van de gemeente Hilversum (hierna: de bouwverordening) op grond van artikel 9, tweede lid, van de Woningwet, aanvullende werking ten opzichte van de komvoorschriften toekomt.

Ingevolge artikel 2.5.12 van de bouwverordening is het, onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.13, verboden bouwvergunningplichtige bouwwerken te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn.

2.6. Het bouwplan voorziet in de oprichting van een woning aan de achterzijde van de [locatie] op het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Hilversum, sectie […], no. […]. Deze achterzijde ligt aan een onverhard pad dat loopt tussen de dichtstbijzijnde openbare verharde weg, de Utrechtseweg, en het door de stichting beheerde beschermd natuurmonument Lappersveld.

Blijkens de kaart behorende bij de komschriften is het pad als zodanig niet opgenomen ter hoogte van de bouwkavel. Voorts zijn alle overige kavels die even als die van appellant sub 1 aan de oostzijde van de Utrechtsweg zijn gelegen, georiënteerd op de Utrechtseweg.

In verband hiermede dient naar het oordeel van de Afdeling voor de bepaling van de achtergevelrooilijn van het bouwplan de Utrechtseweg als oriëntatiepunt te worden genomen.

2.7. Het vorenstaande in aanmerking nemende staat vast dat ten gevolge van het bouwplan de achtergevelrooilijn wordt overschreden, zodat verlening van de bouwvergunning, gelet op het limitatief-imperatief stelsel van artikel 44 van de Woningwet, zonder verlening van ontheffing, niet mogelijk was.

2.8. In verband met het vorenstaande is de rechtbank, zij op het andere gronden, met juistheid tot het oordeel gekomen dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking kwam.

2.9. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.

2.10. Het college dient ten aanzien van de stichting op na te melden wijze in de proceskosten van de Stichting te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden waar deze op rust;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Hilversum tot vergoeding van bij de stichting "Stichting Gooisch Natuurreservaat" in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 668,83 (zegge: zeshonderdachtenzestig euro en drieëntachtig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Hilversum aan de stichting "Stichting Gooisch Natuurreservaat" onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.

w.g. Bartel w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2007

328