Uitspraak 200905177/1/R1


Volledige tekst

200905177/1/R1.
Datum uitspraak: 23 juni 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante A] en [appellante B] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellante]), beiden gevestigd te [plaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2009 heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Middelharnis bij besluit van 4 september 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Hernesseroord".

Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juli 2009, beroep ingesteld.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 mei 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.L. Zijlma, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.T.F. Vermeulen, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn de raad, vertegenwoordigd door M. Villerius, werkzaam bij de gemeente, en de Stichting Beheer Zorgvastgoed, vertegenwoordigd door drs. P. van der Veen, werkzaam bij Van Keulen & Van Zutphen B.V., daar als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

2.2. Het plan ziet op een gebied met een oppervlakte van ongeveer 43 hectare ten noordoosten van Middelharnis en biedt de planologische basis voor de omvorming van het gebied naar een open woongebied met woningen voor zorgbehoevenden en voor de reguliere woningmarkt in een parkachtige omgeving. Ten noorden van het plangebied is het bedrijventerrein Oostplaat gelegen.

2.3. Het beroep van [appellante] richt zich tegen de goedkeuring van de plandelen met de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden (UW-I)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-II)" en "Uit te werken woondoeleinden (UW-XII)", voor zover ten tijde van de vaststelling van het plan niet rechtmatig hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in de zin van de Wet geluidhinder (hierna: hogere geluidgrenswaarden) waren vastgesteld, terwijl dat in verband met de geluidsbelasting van de gevels van woningen vanwege het wegverkeer noodzakelijk was.

2.3.1. Ingevolge artikel 1, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh), zoals deze luidde ten tijde van de vaststelling van het plan, wordt onder een industrieterrein verstaan: een terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit.

Ingevolge artikel 40, van de Wgh, zoals deze luidde ten tijde van de vaststelling van het plan, wordt, indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Wgh, zoals deze luidde ten tijde van de vaststelling van het plan, kan een krachtens artikel 40 vastgestelde zone uitsluitend worden gewijzigd of opgeheven bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan, met dien verstande dat opheffing alleen kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen industrieterrein meer is.

Ingevolge artikel 44, van de Wgh, zoals deze luidde ten tijde van de vaststelling van het plan, is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het betrokken industrieterrein, van de gevel van woningen binnen een krachtens artikel 40 vast te stellen zone, behoudens artikel 45, 50 dB(A).

Ingevolge artikel 45, eerste lid, van de Wgh, zoals deze luidde ten tijde van de vaststelling van het plan, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, bedoeld in artikel 44, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen 55 dB(A) niet te boven mag gaan.

2.3.2. Ingevolge artikel 76, eerste lid, van de huidige Wgh worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone van een weg als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting vanwege de weg waarlangs die zone ligt, op de gevel van woningen de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

Ingevolge artikel 76, tweede lid, onder a, voor zover hier van belang, worden in afwijking van het eerste lid, bij de vaststelling van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld, hogere waarden in acht genomen, voor zover met toepassing van artikel 83 voor de vaststelling van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld.

Ingevolge artikel 82, eerste lid, voor zover hier van belang, is behoudens het in artikel 83 bepaalde, de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.

Ingevolge artikel 83, eerste lid, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB en voor woningen in stedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan.

Ingevolge artikel 83, tweede lid, kan bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot in stedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd, voor de aanwezige of te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan.

2.3.3. Blijkens het rapport "Akoestisch onderzoek en luchtkwaliteitonderzoek bestemmingsplan Hernesseroord" van Kuiper Compagnons van 9 mei 2008 wordt ter plaatse van de plandelen met de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden (UW-I)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-II)" en "Uit te werken woondoeleinden (UW-XII)" de waarde van 48 dB, zoals bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Wgh, overschreden als gevolg van het wegverkeer op de Oosthavendijk en de Industrieweg. De maximaal toelaatbare waarde van 63 dB in de zin van artikel 83, tweede lid, van de Wgh wordt niet overschreden.

2.3.4. Bij besluit van 21 juli 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Middelharnis hogere geluidgrenswaarden vanwege industrielawaai en wegverkeer vastgesteld voor 253 nieuw te bouwen woningen in het plangebied.

De Afdeling heeft in haar uitspraak van 12 augustus 2009, nr. 200807186/1/M2 het besluit van 21 juli 2008 vernietigd, omdat het besluit was gebaseerd op bepalingen uit de Wgh die uitsluitend voorzien in het stellen van hogere geluidgrenswaarden voor de geluidsbelasting vanwege industrieterreinen, terwijl het bedrijventerrein Oostplaat niet kan worden aangemerkt als een industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wgh, zoals deze luidde ten tijde van de vaststelling van het plan. De Afdeling heeft aanleiding gezien om het gehele besluit te vernietigen, nu het besluit merendeels betrekking had op het vaststellen van hogere geluidgrenswaarden voor de geluidsbelasting vanwege industrielawaai en het deel van het besluit dat betrekking had op het vaststellen van hogere geluidgrenswaarden vanwege wegverkeer daarmee verweven was.

2.3.5. Het college van gedeputeerde staten heeft goedkeuring onthouden aan de aanduiding "Geluidszone industrieterrein Oostplaat" op de plankaart en aan artikel 3 van de planvoorschriften, omdat op het bedrijventerrein Oostplaat geen inrichtingen als bedoeld in artikel 1 van de Wgh, zoals deze luidde ten tijde van de vaststelling van het plan, zijn gevestigd. Het college heeft derhalve onderkend dat voor de woningen in het plangebied geen hogere geluidgrenswaarden voor de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein konden worden vastgesteld. Uit voornoemde uitspraak volgt echter dat ten tijde van de vaststelling van het plan de vereiste hogere geluidgrenswaarden voor de geluidsbelasting vanwege wegverkeer niet waren vastgesteld. Gevolg hiervan is dat de waarde van 48 dB, zoals bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Wgh, ter plaatse van de plandelen met de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden (UW-I)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-II)" en "Uit te werken woondoeleinden (UW-XII)" wordt overschreden als gevolg van de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer. Derhalve is het plan vastgesteld in strijd met artikel 76, eerste lid, in samenhang met artikel 82, eerste lid, van de Wgh. Door deze plandelen niettemin goed te keuren heeft het college gehandeld in strijd met deze artikelen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.

2.3.6. Voorts stelt de Afdeling vast dat geen betekenis toekomst aan de aanduidingen "50 dB(A) geluidscontour industrieterrein Oostplaat" en "55 dB(A) geluidscontour industrieterrein Oostplaat", nu het college goedkeuring heeft onthouden aan artikel 3 van de planvoorschriften. Door deze aanduidingen niettemin goed te keuren heeft het college gehandeld in strijd met het beginsel van rechtszekerheid.

2.4. Het beroep van [appellante] richt zich verder tegen de goedkeuring van de plandelen met de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden (UW-II)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-VII)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-IX)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-XI)" en "Uit te werken woondoeleinden (UW-XII)", voor zover het gronden betreft die zijn gelegen binnen 300 meter tot bedrijven op het bedrijventerrein Oostplaat in milieucategorie 4. [appellante] betoogt dat ter plaatse geen goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

2.4.1. Het college van gedeputeerde staten stelt zich op het standpunt dat alleen goedkeuring is onthouden aan delen van plandelen met de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden (UW-VII)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-IX)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-XI)" en "Uit te werken woondoeleinden (UW-XII)", voor zover op deze gronden nieuwe woningen op een kortere afstand van het bedrijventerrein Oostplaat zijn voorzien dan de bestaande gevoelige (woon)bestemmingen in het plangebied. Hierbij heeft het college betrokken dat de milieuruimte voor de op het bedrijventerrein toegelaten bedrijven reeds wordt begrensd door de thans aanwezige gevoelige bestemmingen in het plangebied.

2.4.2. Voor het bedrijventerrein Oostplaat geldt het bestemmingsplan "Oostplaat". In dit plan zijn aan gronden direct grenzend aan de noordzijde van het plangebied de bestemmingen "Sportieve recreatie (Rs)", "Veldsporten (Rs(v))" en "Dagrecreatie, volkstuinen (Rd(v))" en de aanduiding "grens wijzigingsbevoegdheid" toegekend. De gronden ten noorden hiervan hebben in voornoemd bestemmingsplan de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)". De gronden van het bedrijventerrein ten oosten van de Industrieweg hebben in het voornoemde plan de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)" en de aanduiding "Gebied met categorie -1 t/m 3- bedrijven".

Ingevolge artikel 4, eerste lid, onder a, sub 1, van de bij het bestemmingsplan "Oostplaat" behorende planvoorschriften zijn op gronden met de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)" als bedrijven toegelaten de categorieën 1, 2, 3 of 4, met dien verstande dat binnen het gedeelte op de kaart aangegeven met bedrijven categorie 1 t/m 3 uitsluitend bedrijven zijn toegestaan welke voorkomen in de categorieën 1, 2 of 3 en waarbij voor de bedrijfsactiviteiten de in de bijlage bij deze voorschriften opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten van toepassing is.

2.4.3. Blijkens zijn schriftelijke uiteenzetting heeft de raad bij de vaststelling van het plan de aanvaardbaarheid van de uit te werken woonbestemmingen beoordeeld in het licht van de richtafstanden in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: VNG-brochure).

2.4.4. Blijkens het deskundigenbericht bedraagt de kortste afstand tussen het plandeel met de bestemming "Uit te werken woondoeleinden (UW-II)" en de gronden op het bedrijventerrein Oostplaat met de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)" ongeveer 140 meter. De kortste afstand tussen het goedgekeurde deel van de gronden met de bestemming "Uit te werken woondoeleinden (UW-VII)" en de gronden op het bedrijventerrein Oostplaat met de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)" bedraagt ongeveer 150 meter. De kortste afstand tussen het goedgekeurde deel van de gronden met de bestemming "Uit te werken woondoeleinden (UW-IX)" en de gronden op het bedrijventerrein Oostplaat met de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)" bedraagt ongeveer 200 meter. De kortste afstand tussen het goedgekeurde deel van de gronden met de bestemming "Uit te werken woondoeleinden (UW-XI)" en de gronden op het bedrijventerrein Oostplaat met de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)" bedraagt ongeveer 225 meter. De kortste afstand tussen het goedgekeurde deel van de gronden met de bestemming "Uit te werken woondoeleinden (UW-XII)" en gronden op het bedrijventerrein Oostplaat met de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)" bedraagt ongeveer 260 meter.

Derhalve is in het goedgekeurde deel van het plan woningbouw mogelijk gemaakt op een afstand van minder dan 300 meter van het deel van het bestaande bedrijventerrein Oostplaat waar bedrijven tot en met een milieucategorie 4 zijn toegestaan.

2.4.5. Door uitsluitend te beoordelen of de voorziene woningen de bedrijfsvoering van de bedrijven op het bedrijventerrein Oostplaat niet verder beperken dan de bestaande gevoelige (woon)bestemmingen reeds doen, heeft het college niet beoordeeld of in de nieuwe woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden verwezenlijkt. Gelet hierop heeft het college onvoldoende gemotiveerd dat van de richtafstand van 300 meter tot de plandelen met de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)", waar bedrijven in milieucategorie 4 zijn toegestaan, kan worden afgeweken en dat ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De in de VNG-brochure opgenomen afstanden zijn weliswaar indicatief en afwijking hiervan in verband met de specifieke omstandigheden van het betrokken gebied is mogelijk, echter met dien verstande dat een afwijking zorgvuldig dient te zijn voorbereid en gemotiveerd. Hiervan hebben het college en de raad niet doen blijken. Hetgeen de raad in zijn schriftelijke uiteenzetting heeft aangevoerd over de feitelijke milieubelasting van de bestaande bedrijven op het bedrijventerrein vormt eveneens onvoldoende motivering, aangezien ter zake moet worden uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan "Oostplaat" biedt.

2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, aanleiding geeft voor het oordeel dat de plandelen met de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden (UW-I)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-II)" en "Uit te werken woondoeleinden (UW-XII)" zijn vastgesteld in strijd met artikel 76, eerste lid, in samenhang met artikel 82, eerste lid, van de Wgh. Door het plan in zoverre niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met deze artikelen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.

Voorts is het bestreden besluit genomen in strijd met het beginsel van rechtszekerheid, voor zover het college de aanduidingen "50 dB(A) geluidscontour industrieterrein Oostplaat" en "55 dB(A) geluidscontour industrieterrein Oostplaat" heeft goedgekeurd.
Verder geeft hetgeen [appellante] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in 2.4.4. genoemde plandelen, voor zover deze gronden betreffen die zijn gelegen binnen 300 meter tot de plandelen met de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)" in het bestemmingsplan "Oostplaat" waar bedrijven in milieucategorie 4 zijn toegestaan, niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Door het plan niettemin in zoverre goed te keuren, heeft het college eveneens gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.

Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit op voornoemde punten dient te worden vernietigd.

De Afdeling ziet voorts aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb goedkeuring te onthouden aan de hiervoor genoemde planonderdelen.

2.6. Het college dient ten aanzien van [appellante] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 28 april 2009, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan:

- de plandelen met de bestemmingen "Uit te werken woondoeleinden (UW-I)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-II)" en "Uit te werken woondoeleinden (UW-XII)";

- de plandelen met de bestemming "Uit te werken woondoeleinden (UW-VII)", "Uit te werken woondoeleinden (UW-IX)" en "Uit te werken woondoeleinden (UW-XI), voor zover deze gronden betreffen die zijn gelegen binnen 300 meter tot de plandelen met de bestemming "Bedrijven, met bijbehorende erven (B)" in het bestemmingsplan "Oostplaat";

- de aanduidingen "50 dB(A) geluidscontour industrieterrein Oostplaat" en "55 dB(A) geluidscontour industrieterrein Oostplaat";

III. onthoudt goedkeuring aan de onder II. genoemde planonderdelen;

IV. bepaalt dat deze uitspraak voor zover het betreft het onder III. genoemde in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 28 april 2009;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij [appellante A] en [appellante B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan [appellante A] en [appellante B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderzevenennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van Staat.

w.g. Simons-Vinckx w.g. Huszar
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2010

516-634.