Uitspraak 200705641/1


Volledige tekst

200705641/1.
Datum uitspraak: 19 maart 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in de zaken nrs. 06/4522 en 06/8438 van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 juli 2007 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Zevenhuizen-Moerkapelle.

1. Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zevenhuizen-Moerkapelle (hierna: het college) aan de provincie Zuid-Holland (hierna: de provincie) bouwvergunning verleend voor het plaatsen van geluidsschermen nabij de Zuidplasweg, Bierhoogteweg en Knibbelweg te Zevenhuizen.

Bij besluit van 8 mei 2006 heeft het college aan de provincie vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het aanleggen van een viaduct/onderdoorgang aan de Knibbelweg te Zevenhuizen.

Bij besluiten van 19 mei 2006 onderscheidenlijk 19 oktober 2006 heeft het college de door [appellant] tegen de besluiten van 4 januari 2006 onderscheidenlijk 8 mei 2006 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 12 juli 2007, verzonden op 13 juli 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) de daartegen door [appellant] ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 7 augustus 2007, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door A. de Vries, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De raad van de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle heeft op 24 augustus 2004 het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219" vastgesteld. Op 17 mei 2005 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan dit bestemmingsplan goedkeuring verleend. Bij de uitspraak van 28 juni 2006 in zaak nr. 200504616/1 heeft de Afdeling dit besluit tot verlening van goedkeuring vernietigd.

2.2. Ingevolge artikel 28, zevende lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) treedt het besluit van gedeputeerde staten omtrent goedkeuring van een bestemmingsplan in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt.

Ingevolge artikel 56b, eerste lid, van de WRO, voor zover thans van belang, wordt indien gedurende de beroepstermijn met betrekking tot een besluit inzake goedkeuring van een bestemmingplan bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, de werking van het besluit opgeschort totdat op het verzoek is beslist.

2.3. Bij de verlening van de bouwvergunning op 4 januari 2006 en de handhaving daarvan bij het besluit op bezwaar van 19 mei 2006 voor het plaatsen van de geluidsschermen heeft het college het bouwplan getoetst aan het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219". Bij de verlening van de vrijstelling en bouwvergunning op 8 mei 2006 en de handhaving daarvan bij het besluit op bezwaar van 19 oktober 2006 voor het aanleggen van het viaduct/onderdoorgang heeft het college eveneens het bouwplan getoetst aan het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219".

2.4. Niet in geschil is dat de geluidsschermen en het viaduct/onderdoorgang in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219".

2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bij het bestreden besluit van 19 mei 2006 het bouwplan dat voorziet in het oprichten van geluidsschermen ten onrechte heeft getoetst aan het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219".

2.5.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 21 april 2004 in zaak nr. 200305009/1 brengt een redelijke wetstoepassing van artikel 28, zevende lid, van de WRO met zich dat aan de vernietiging van een goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten door de Afdeling geen terugwerkende kracht toekomt. Nu bij de voorzitter van de Afdeling geen verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ter zake van genoemd goedkeuringsbesluit van

17 mei 2005 is ingediend, is het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219", gelet op artikel 56b, eerste lid, van de WRO, na afloop van de beroepstermijn in werking getreden.

Het college was ingevolge artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gehouden in bezwaar het besluit van 4 januari 2006 volledig te heroverwegen, waarbij diende te worden getoetst aan de toepasselijke wettelijke voorschriften zoals die ten tijde van de heroverweging luidden. De vernietiging van het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 17 mei 2005 door de Afdeling op 28 juni 2006 neemt dan ook niet weg dat op 19 mei 2006 de bouwvergunning voor het plaatsen van de geluidsschermen in heroverweging terecht is getoetst aan het ten tijde van het bestreden besluit van kracht zijnde bestemmingsplan "Omleidingsweg N219".

De rechtbank is terecht tot ditzelfde oordeel gekomen.

2.6. Nu het bestreden besluit van 19 oktober 2006 dateert van na vorenvermelde uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2006 heeft het college ten onrechte het bouwplan voor het aanleggen van het viaduct/onderdoorgang getoetst aan het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219". Gelet hierop slaagt het betoog van [appellant] dat het college dit bouwplan in heroverweging had moeten toetsen aan het, ten tijde van het besluit van 19 oktober 2006 weer van kracht zijnde, oude bestemmingsplan "Landelijk gebied 1990".

De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.

2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover het betreft het besluit van het college van 19 oktober 2006. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2006 alsnog gegrond verklaren en dit besluit vernietigen.

In verband met het voorgaande dient het college een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

2.8. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 juli 2007 in de zaken nrs. 06/4522 en 06/8438, voor zover het betreft het besluit van 19 oktober 2006;

III. bevestigt de uitspraak voor het overige;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zevenhuizen-Moerkapelle van 19 oktober 2006;

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zevenhuizen-Moerkapelle tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: het dient door de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 349,00 (zegge: driehonderdnegenenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2008

328-552.