Uitspraak 200704686/1


Volledige tekst

200704686/1.
Datum uitspraak: 27 februari 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Vught,
appellant,

tegen de uitspraak in zaak nr. 06/3082 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 juni 2007 in het geding tussen:

1. de naamloze vennootschap "Orange Nederland N.V.", gevestigd te
's-Gravenhage,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"T-Mobile Netherlands B.V.", gevestigd te 's-Gravenhage,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"KPN Mobile The Netherlands B.V.", gevestigd te 's-Gravenhage,
4. de naamloze vennootschap "Vodafone Libertel N.V.", gevestigd te Maastricht,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"Telfort B.V.", gevestigd te Amsterdam

en

appellant.

1. Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vught (hierna: het college) Dutch Tower B.V. (hierna: Dutch Tower) onder oplegging van een dwangsom gelast om vóór 1 maart 2006 de tijdelijke zendmast ten behoeve van mobiele telecommunicatie op het perceel ongenummerd aan de Boulevard nabij de "IJzeren Man" te Vught (hierna: het perceel) te verwijderen.

Bij besluit van 13 juni 2006 heeft het college het daartegen door Orange Nederland N.V., T-Mobile Netherlands B.V., KPN Mobile The Netherlands B.V., Vodafone Libertel N.V. en Telfort B.V. (hierna: Orange e.a.) gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 25 juni 2007, verzonden op 26 juni 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door Orange e.a. ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 juni 2006 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 4 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 6 augustus 2007.

Bij brief van 3 september 2007 hebben Orange e.a. van antwoord gediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van Orange e.a., welke aan de andere partijen zijn toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 januari 2008, waar het college, vertegenwoordigd door D.N. Bastin en mr. J. Heijsman, ambtenaren in dienst van de gemeente, Orange Nederland N.V., vertegenwoordigd door U. Dannijs, werkzaam bij Orange Nederland N.V., mr. M. de Rijke en mr. F.J. Webbink, advocaten te Den Haag, en T-Mobile Netherlands B.V., KPN Mobile The Netherlands B.V., Vodafone Libertel N.V. en Telfort B.V., vertegenwoordigd door voormelde mr. M. de Rijke en mr. F.J. Webbink, advocaten te Den Haag, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Bij besluit van 15 maart 2001 heeft het college aan de rechtsvoorgangster van Dutch Tower voor een periode van een half jaar vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een zendmast op het perceel. Orange e.a. hebben met Dutch Tower een overeenkomst gesloten om in de zendmast hun antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie te plaatsen.

2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

2.3. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat sprake is van een zodanig bijzonder geval dat ook het belang van Orange e.a. behoort te worden aangemerkt als rechtstreeks bij het besluit van 27 september 2005 te zijn betrokken. Het voert daartoe aan dat, nu alleen Dutch Tower als overtreder een dwangsom kan verbeuren, slechts zij bij dat besluit als belanghebbende is aan te merken. Het wijst in dat verband op de uitspraken van de Afdeling van 2 oktober 2002, in zaak nr. 200201127/1 en van 13 oktober 2004, in zaak nr. 200402623/1 .

2.3.1. Zoals de Afdeling in voormelde uitspraken heeft overwogen, is in beginsel slechts de overtreder belanghebbende bij de oplegging van een last onder dwangsom, omdat alleen hij de dwangsom kan verbeuren. Dit sluit echter niet uit dat ook een ander dan de overtreder belanghebbende kan zijn als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij een besluit tot opleggen van een last onder dwangsom.

Nu de oplegging van de dwangsom strekt tot verwijdering van de zendmast, heeft deze tot gevolg dat ook de aan Orange e.a. toebehorende antenne-installaties zullen moeten worden verwijderd. Gelet op deze omstandigheid en het door Orange e.a. in beroep ingenomen standpunt dat het bij verwijdering van de zendmast niet mogelijk is om voor het westelijk deel van Vught een netwerk voor het verspreiden en ontvangen van mobiele telefonie in stand te houden, moet worden geoordeeld dat Orange e.a. ten gevolge van het besluit in hun belang worden getroffen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de belangen van Orange e.a. in dit geval zodanig rechtstreeks bij het besluit tot verwijdering van de zendmast onder oplegging van een dwangsom betrokken zijn, dat zij bij dat besluit moeten worden aangemerkt als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het betoog faalt.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Vught tot vergoeding van bij Orange Nederland N.V., T-Mobile Netherlands B.V., KPN Mobile The Netherlands B.V., Vodafone Libertel N.V. en Telfort B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Vught aan hen onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. bepaalt dat van de gemeente Vught een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.

w.g. Offers w.g. Oudenaller
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2008

270-530.