Uitspraak 200703428/1


Volledige tekst

200703428/1.
Datum uitspraak: 23 januari 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. de vereniging "Fietsersbond", gevestigd te Utrecht,
2. de stichting "Stichting Wandelplatform-LAW", gevestigd te Amsterdam,
appellanten,

tegen de uitspraak in de zaken nrs. 06/1442, 06/1445, 06/1446, 06/1448, 06/1449 en 06/1450 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 april 2007 in het geding tussen:

appellanten en anderen

en

de raad van de gemeente Vught.

1. Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2005, voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, heeft de raad van de gemeente Vught (hierna: de raad), voor zover thans van belang, besloten de spoorwegovergang Cromvoirtsepad te Vught te onttrekken aan het openbaar verkeer.

Bij uitspraak van 2 april 2007, verzonden op 4 april 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch, voor zover thans van belang, de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellante sub 1 bij brief van 14 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en appellante sub 2 bij brief van gelijke datum, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 19 juli 2007 heeft de raad van antwoord gediend.

Bij besluit van 13 december 2007 heeft de raad zijn besluit van 22 december 2005 ingetrokken en besloten de spoorwegovergang Cromvoirtsepad te Vught af te sluiten voor autoverkeer.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante sub 1 en de raad. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2007, waar appellante sub 1, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en appellante sub 2, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door ing. J.G.H. Rompen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Nu bij besluit van 13 december 2007 het besluit van 22 december 2005 is ingetrokken moet worden bezien of bij een inhoudelijke beoordeling van de hoger beroepen nog een belang bestaat. Appellante sub 1 heeft betoogd dat een zodanig belang is gelegen in het verkrijgen van een veroordeling van de raad in de reeds gemaakte proceskosten.

2.2. Dit betoog slaagt niet. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 maart 2005 in zaak nr. 200406181/1) geeft de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. Indien, afgezien van de vraag of aanleiding bestaat tot een proceskostenveroordeling over te gaan, geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de zaak, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een dergelijke grond kan zijn gelegen in de omstandigheid dat het bestuursorgaan aan de appellant is tegemoetgekomen. Met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht is een proceskostenveroordeling in dit geval mogelijk, nu sprake is van tegemoetkomen in de hiervoor bedoelde zin.

2.3. De conclusie is dat de hoger beroepen wegens het vervallen van processueel belang niet-ontvankelijk zijn en dat de raad op na te melden wijze in de proceskosten dient te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Vught tot vergoeding van:

- bij appellante sub 1 in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 34,16 (zegge: vierendertig euro en zestien cent); het dient door de gemeente Vught aan appellante sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

- bij appellante sub 2 in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 115,32 (zegge: honderdvijftien euro en tweeëndertig cent); het dient door de gemeente Vught aan appellante sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. gelast dat de gemeente Vught aan elk van de appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 709,00 (zegge: zevenhonderdnegen euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008

369-497.