Uitspraak 200507843/1


Volledige tekst

200507843/1.
Datum uitspraak: 15 februari 2006.

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak no. Awb 04 - 1399 van de rechtbank Haarlem van 22 juli 2005 in het geding tussen:

appellante

en

de voorzitter van de Ring Haarlem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.

1. Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2004 heeft de voorzitter van de Ring Haarlem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: de voorzitter) de declaratie van [notaris], onjuist en te hoog geacht.

Bij besluit van 1 juli 2004 heeft de voorzitter naar aanleiding van het daartegen door [notaris] gemaakte bezwaar, het besluit van 7 april 2004 herroepen voor wat betreft de restitutie van aan appellante in rekening gebrachte posten.

Bij uitspraak van 22 juli 2005, verzonden op 28 juli 2005, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 7 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 18 oktober 2005 heeft de voorzitter van antwoord gediend.

Daartoe op de voet van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld, heeft [notaris] op 19 oktober 2005 een memorie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2006, waar appellante in persoon, bijgestaan door [adviseur], en de [voorzitter] zijn verschenen. Tevens is verschenen [notaris].

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 55, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (hierna: de Wna) is de notaris verplicht om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend.

Ingevolge artikel 55, tweede lid, van de Wna, voorzover thans van belang, kan, indien over de in het eerste lid bedoelde rekening geschil ontstaat, de meest gerede partij bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de voorzitter van het bestuur van de ring, bedoeld in artikel 82, eerste lid, in het arrondissement waar de notaris gevestigd is, een beslissing vragen. De voorzitter kan de partijen oproepen voor overleg en nadere inlichtingen en overlegging van stukken verlangen die voor zijn beslissing van belang kunnen zijn.

2.2. Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de voorzitter artikel 55 van de Wna juist heeft toegepast door haar beslissing te beperken tot het in rekening gebrachte honorarium met betrekking tot het passeren van de hypotheekakte. Daartoe voert zij aan dat de rechtbank een te enge interpretatie aan artikel 55, eerste lid, van de Wna geeft. Appellante brengt naar voren dat wanneer de notaris kosten van derden in zijn declaratie opneemt, deze begrepen moeten worden geacht in de "overige aan de zaak verbonden kosten". Nu de rechtbank de voorzitter bevoegd acht over het honorarium een beslissing te nemen, als bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wna, hoort dit ook te gelden voor de overige aan de zaak verbonden kosten, waaronder de kosten van derden, aldus appellante. Zij verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 23 april 2003, nr. 200204489/1. Appellante betoogt dat geen volledige beoordeling van de declaratie heeft plaatsgevonden, nu de in de declaratie opgenomen kosten van derden niet zijn beoordeeld door de rechtbank.

2.2.1. Uit de tekst van het eerste lid van artikel 55 van de Wna en de plaatsing van dit artikel binnen titel VI, 'De kosten van de ambtelijke werkzaamheden', blijkt dat, waar in dat artikellid wordt gesproken over kosten, wordt gedoeld op kosten die betrekking hebben op de werkzaamheden van de notaris. Voorts volgt uit de wetsgeschiedenis dat artikel 55 aansluit op oude wetgeving waarin uitdrukkelijk was bepaald dat de gespecificeerde rekening die de notaris verplicht was te verstrekken geen andere posten mocht behelzen dan die welke betrekking hadden op werkzaamheden die door de notaris als zodanig waren verricht. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat, gelet op de tekst en de wetsgeschiedenis van artikel 55 en de plaats van dit artikel in de Wna, het onmiskenbaar bedoeling van de wetgever is geweest een declaratiegeschil te beperken tot de kosten van de ambtelijke werkzaamheden, waaronder zijn begrepen de bedragen die de notaris aan zijn cliënten in rekening brengt voor zijn diensten als ambtenaar, dus voor zijn wettelijke werkzaamheden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat voor zover op de declaratie posten worden opgevoerd die niet zijn aan te merken als honorarium, zoals in het onderhavige geval, deze posten alleen dan kunnen worden aangemerkt als "overige aan de zaak verbonden kosten" als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Wna, indien deze direct verband houden met die wettelijke werkzaamheden. De rechtbank heeft evenzeer terecht overwogen dat daar in het onderhavige geval sprake van is voor zover recherchekosten voor de levering en hypotheek zijn opgevoerd, maar dat het vereiste verband ontbreekt waar het de in rekening gebrachte posten voor vergoeding aan de verkoper, de kosten van ingebrekestelling en de kosten van [makelaardij] betreft.

Anders dan appellante meent, zijn kosten van derden geen "overige aan de zaak verbonden kosten" in de zin van de Wna, nu deze niet direct verband houden met de wettelijke werkzaamheden van de notaris. De door appellante aangehaalde uitspraak van de Afdeling leidt zoals de rechtbank terecht heeft overwogen niet tot een ander oordeel, nu daaruit slechts blijkt dat de toetsing door de voorzitter binnen de grenzen van het geschil zoals hiervoor beschreven een volledige dient te zijn. Dat de voorzitter de hem voorgelegde declaratie in volle omgang op haar juistheid dient te beoordelen, betekent niet dat de voorzitter zich uit kan laten over posten die niet zijn aan te merken als honorarium of "overige aan de zaak verbonden kosten" in vorenbedoelde zin.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.

w.g. Vlasblom w.g. Klein
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2006.

176-440.