Uitspraak 200600792/1


Volledige tekst

200600792/1.
Datum uitspraak: 6 februari 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging "Gemeentebelangen Smilde-Beilen-Westerbork (in liquidatie)", gevestigd te Smilde en [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

en

het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Midden-Drenthe,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2006 heeft verweerder (hierna: het hoofdstembureau) de kandidatenlijst van de politieke groepering "Gemeentebelangen Smilde-Beilen-Westerbork" voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Midden-Drenthe geldig verklaard.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 30 januari 2006, beroep ingesteld.

Bij brief van 31 januari 2006 heeft het hoofdstembureau een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 31 januari 2006 heeft de Kiesraad een reactie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2006, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. P.L. Verhulst, advocaat te Vries, en [gemachtigde], zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel G 3, derde lid, aanhef en onder d, van de Kieswet, wordt bij het verzoek aan het centraal stembureau tot registratie van de aanduiding van een politieke groepering een verklaring van de politieke groepering overgelegd, houdende aanwijzing van haar gemachtigde en plaatsvervangend gemachtigde, welke geldt zolang zij niet door een andere is vervangen.

Ingevolge artikel H 1, eerste lid, van de Kieswet, voor zover thans van belang, kunnen op de dag van de kandidaatstelling bij de voorzitter van het hoofdstembureau, van negen tot vijftien uur, kandidatenlijsten worden ingeleverd.

Ingevolge artikel H 3, tweede lid, van de Kieswet, voor zover thans van belang, kan aan degene die de lijst inlevert door de gemachtigde als bedoeld in artikel G 3, de bevoegdheid worden verleend boven de lijst de aanduiding van de desbetreffende groepering te plaatsen, zoals deze door het centraal stembureau is geregistreerd. Een verklaring van de gemachtigde waaruit deze bevoegdheid blijkt, wordt bij de lijst overgelegd.

Ingevolge artikel I 4 van de Kieswet, beslist het hoofdstembureau op de derde dag na de kandidaatstelling in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over de geldigheid van de lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering.

Ingevolge artikel I 6, tweede lid, van de Kieswet, schrapt het hoofdstembureau, in de volgorde in dit lid aangewezen, de aanduiding van een politieke groepering, indien:

a. een daarop betrekking hebbende verklaring als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3 ontbreekt;

b. de aanduiding geplaatst is boven meer dan één van de bij het hoofdstembureau ingeleverde lijsten.

2.2. Vast staat dat bij het centraal stembureau van de gemeente Midden-Drenthe de aanduiding "Gemeentebelangen Smilde-Beilen-Westerbork" was geregistreerd.

Op 19 januari 2006 is bij het centraal stembureau een verklaring van het bestuur van de vereniging "Gemeentebelangen Smilde-Beilen-Westerbork" overgelegd, houdende het verzoek tot inschrijving in het register als bedoeld in artikel G 3, derde lid, aanhef en onder d, van de Kieswet, van [gemachtigde] en [plaatsvervangend gemachtigde]. Deze verklaring is ondertekend door degenen die op het bijgevoegde uittreksel uit het Handelsregister van 19 januari 2006 als bestuursleden van de vereniging "Gemeentebelangen Smilde-Beilen-Westerbork" staan vermeld.

Op 23 januari 2006 is vervolgens door de [gemachtigde], bij het inleveren van de kandidatenlijst bij het hoofdstembureau daarboven de aanduiding van de politieke groepering "Gemeentebelangen Smilde-Beilen-Westerbork" geplaatst, als bedoeld in artikel H 3, tweede lid, van de Kieswet.

2.3. Anders dan appellanten hebben betoogd, is er geen grond voor het oordeel dat in dezen is gehandeld in strijd met de Kieswet. Zoals de Afdeling ook heeft overwogen in de bij partijen bekende uitspraak van 13 januari 2006 in zaak no. 200510436/1, dient uitgegaan te worden van de gegevens zoals deze blijken uit het meest recente uittreksel uit het Handelsregister. Nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen een beschikking van de sector kanton van die rechtbank met betrekking tot de inschrijving in het Handelsregister van de bestuursleden bij vonnis van 19 januari 2006 uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, is de inschrijving per diezelfde datum gewijzigd. Met gebruikmaking van het meest recente uittreksel uit het Handelsregister, te weten van 19 januari 2006, zijn vervolgens de gemachtigden als bedoeld in artikel G 3, derde lid, aanhef en onder d, van de Kieswet aangewezen. Het hoofdstembureau heeft [gemachtigde] dan ook terecht als gemachtigde geaccepteerd.

Artikel I 6, tweede lid, van de Kieswet bevat een limitatieve opsomming van de gronden waarop het hoofdstembureau de aanduiding van een politieke groepering moet schrappen. Geen van die gronden doet zich hier voor. Dat over de vertegenwoordigingsbevoegdheid nog procedures lopen en dat terzake door [gemachtigde] en anderen frauduleus zou zijn gehandeld, zoals in het beroepschrift en ter zitting is betoogd, doet, wat daar verder ook van zij, hieraan niet af en kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hoofdstembureau heeft de onderhavige kandidatenlijst dan ook terecht geldig verklaard en de boven die kandidatenlijst geplaatste aanduiding "Gemeentebelangen Smilde-Beilen-Westerbork" terecht gehandhaafd.

2.4. Hoewel appellanten op zichzelf terecht betogen dat het hoofdstembureau op het proces-verbaal van de op grond van artikel I 4 van de Kieswet op 26 januari 2006 door hem gehouden zitting ter beslissing over de geldigheid van de ingeleverde kandidatenlijsten, ten onrechte heeft aangekruist dat door de in de zittingsruimte aanwezige kiezers geen bezwaren zijn ingebracht, kan dit niet leiden tot vernietiging van het besluit van 26 januari 2006, nu gelet op hetgeen hiervoor is overwogen uit de toepasselijke bepalingen van de Kieswet dwingend voortvloeit dat het bestreden besluit inhoudelijk rechtens juist is.

2.5. Het beroep is ongegrond.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Dallinga
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2006

18-453.