Uitspraak 200510436/1


Volledige tekst

200510436/1.
Datum uitspraak: 13 januari 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], beweerdelijk handelend namens de vereniging "Gemeentebelangen Smilde - Beilen - Westerbork", gevestigd te Smilde,

en

het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Midden-Drenthe,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2005 heeft verweerder (hierna: het centraal stembureau) voor de vereniging "Verenigde Gemeentebelangen Midden-Drenthe" op haar verzoek de aanduiding 'Gemeentebelangen' ingeschreven in het register voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Midden-Drenthe.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2005, beroep ingesteld.

Bij brief van 28 december 2005 heeft de vereniging "Verenigde Gemeentebelangen Midden-Drenthe" een reactie ingediend.

Bij brief van 29 december 2005 hebben appellanten nadere stukken ingediend.

Bij brief van 2 januari 2006 heeft het centraal stembureau een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 3 januari 2006 heeft de Kiesraad een reactie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2006, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Uit het door appellanten ondertekende beroepschrift blijkt dat zij beroep instellen namens de vereniging "Gemeentebelangen Smilde - Beilen - Westerbork". Wanneer de ondertekenaar van een beroepschrift, waarmee een geding aanhangig is gemaakt, het oogmerk heeft niet voor zichzelf, maar voor een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon in beroep te komen, dient van de bevoegdheid tot het indienen van een zodanig beroep te blijken. Derhalve kan, teneinde deze bevoegdheid vast te stellen, op grond van artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden verlangd dat de ondertekenaar zijn bevoegdheid aantoont en kan indien daaraan niet wordt voldaan het beroep ingevolge artikel 6:6 van die wet niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

2.2. Bij het door appellanten ingediende beroepschrift is geen machtiging of ander stuk overgelegd waaruit de gestelde vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt.

Bij aangetekende brief van 23 december 2005 is appellanten gewezen op dit verzuim en is hun alsnog tot en met 30 december 2005 de gelegenheid geboden dit te herstellen. Hierbij is tevens vermeld dat, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Bij brief van 29 december 2005 hebben appellanten een opgaaf betreffende wijzigingen in het Handelsregister alsmede de statuten met betrekking tot de vereniging "Gemeentebelangen Smilde - Beilen - Westerbork" overgelegd, waaruit blijkt dat op 15 november 2004 een wijziging van de inschrijving van die vereniging heeft plaatsgevonden. Appellanten zijn van mening dat bij de beoordeling of sprake is van vertegenwoordigingsbevoegdheid dient te worden uitgegaan van de situatie zoals die was vóór deze wijziging. Bij de beoordeling of sprake is van vertegenwoordigingsbevoegdheid is evenwel het uittreksel uit het Handelsregister dat de ten tijde van het instellen van het beroep en/of sedertdien geldende situatie weergeeft doorslaggevend. Uit een door de vereniging "Verenigde Gemeentebelangen Midden-Drenthe" overgelegd uittreksel uit het Handelsregister van 11 oktober 2005 blijkt dat de vereniging die appellanten stellen te vertegenwoordigen staat ingeschreven als de vereniging "Gemeentebelangen Smilde - Beilen - Westerbork in liquidatie" en dat appellanten geen bestuurders (meer) zijn en niet bevoegd zijn deze vereniging te vertegenwoordigen. Appellanten hebben weliswaar gesteld dat de juistheid van de in dat uittreksel vermelde gegevens door hen wordt betwist en daarover nog een gerechtelijke procedure loopt, doch deze stelling - wat hiervan ook zij - kan er niet toe leiden dat in de onderhavige procedure niet wordt afgegaan op de gegevens, zoals deze blijken uit het meest recente uittreksel uit het Handelsregister. Hieruit volgt dat het beroep niet is ingesteld door de daartoe bevoegde bestuurder(s).

2.3. Het beroep is niet-onvankelijk.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Dallinga
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2006

18-435.