Uitspraak 200608137/1


Volledige tekst

200608137/1.
Datum uitspraak: 23 mei 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2006, in zaak no. 200600566/1.

1. Procesverloop

Bij uitspraak van 25 oktober 2006, in zaak no. 200600566/1, heeft de Afdeling het door verzoeker ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard.

Bij brief van 7 november 2006 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 maart 2007, waar het college van burgemeester en wethouders van Ferwerderadiel (hierna: het college), vertegenwoordigd door S. Terpstra, ambtenaar der gemeente, is verschenen. Voorts is de Gereformeerde Kerk Ferwert, vertegenwoordigd door W. de Ruiter, als partij gehoord. Verzoeker is met bericht niet verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek heeft de Afdeling het onderzoek heropend.

Er zijn nog stukken van verzoeker ontvangen. Deze zijn aan de andere partijen gezonden.

De Afdeling heeft de zaak verder behandeld ter zitting van 7 mei 2007, waar verzoeker in persoon en het college, vertegenwoordigd door S. Terpstra, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is de Gereformeerde Kerk Ferwert, vertegenwoordigd door W. de Ruiter, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

2.2. Herziening is een buitengewoon rechtsmiddel met aanwending waarvan een onherroepelijke rechterlijke uitspraak kan worden geredresseerd indien aan de voorwaarden van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb is voldaan. Een betoog, ertoe strekkend dat de einduitspraak waarvan herziening wordt verzocht, berust op een onjuiste rechtsopvatting kan niet dienen als grond voor herziening.

Voorzover het betoog van verzoeker er op neerkomt dat de Afdeling in de uitspraak van 25 oktober 2006 een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het bestemmingsplan "Ferwerd '89" berust het op een zodanige grond. Daarin is dan ook geen succesvol verzoek om herziening gelegen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat van de door verzoeker in dat verband aangevoerde feiten en omstandigheden, nog daargelaten de vraag in hoeverre de juistheid daarvan aannemelijk kan worden geacht, niet gezegd kan worden dat deze hem vóór de uitspraak redelijkerwijs niet bekend hadden kunnen zijn, indien hij daartoe tijdig de nodige inspanningen zou hebben verricht.

2.3. Verzoeker heeft verder aangevoerd dat de Afdeling in de uitspraak van 25 oktober 2006 ten onrechte heeft overwogen dat hij ter zitting de gronden heeft ingetrokken die betrekking hadden op de procedure bij de rechtbank. Voorts voert verzoeker aan dat de Afdeling in deze uitspraak ten onrechte aan zijn brief van 5 september 2006, waarin hij heeft vermeld eigenaar te zijn van een deel van het terrein waarop het bouwplan is gesitueerd, is voorbij gegaan.

2.3.1. Het herstellen van rechterlijke misslagen, voor zover daar al sprake van zou zijn, kan niet worden begrepen onder de in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb bedoelde feiten of omstandigheden. De Afdeling ziet daarin evenmin reden om tot vervallenverklaring van de uitspraak over te gaan. Vervallenverklaring is een buitenwettelijke beslissing die slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt genomen. Zodanig uitzonderlijk geval doet zich hier niet voor. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat blijkens het proces-verbaal van de zitting van de Afdeling van 18 september 2006 verzoeker, onder handhaving van zijn inhoudelijke beroepsgronden, ermee heeft ingestemd dat bespreking door de Afdeling van de formele beroepsgronden betrekking hebbend op de uitspraak van de rechtbank achterwege mocht blijven, hetgeen niet anders kan worden beschouwd dan als een intrekking van deze beroepsgronden. Ter zake van de brief van 5 september 2006 overweegt de Afdeling dat deze brief zich in het dossier bevindt en derhalve kan worden aangenomen dat de Afdeling daarmee bekend was en de inhoud daarvan bij haar overwegingen heeft betrokken.

2.4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen, nu geen sprake is van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-heuvel, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2007

47.