Uitspraak 200603122/1


Volledige tekst

200603122/1.
Datum uitspraak: 17 januari 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak no. Awb 05/143 van de rechtbank Middelburg van 13 maart 2006 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van Borsele.

1. Procesverloop

Bij brief van 30 september 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borsele (hierna: het college) het verzoek van appellante om alsnog een voor beroep vatbaar besluit te nemen in het kader van haar reeds gedane principe-verzoek voor het oprichten van een plantenkwekerij en daarbij behorende bebouwing op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.

Bij besluit van 7 januari 2005 heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 13 maart 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 23 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 mei 2006. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 24 juli 2006 heeft het college van antwoord gediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2006, waar appellante vertegenwoordigd door [vennoot A] en [vennoot B] en het college vertegenwoordigd door mr. A.I. Elling en ing. J.A.M. Koolen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 15 februari 2006, in zaakno. 200502472/1 met betrekking tot de kwekerij van appellante overwogen dat het bestemmingsplan "Landelijk gebied" de kwekerij en bebouwing ten behoeve van die kwekerij toelaat en een wijziging van het bestemmingsplan hiervoor niet is vereist. Hetgeen appellante blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting met het instellen van het onderhavige hoger beroep nastreeft, namelijk het verkrijgen van een rechterlijk oordeel over de vraag of voor het oprichten van een schuur en een kas ten behoeve van de kwekerij van appellante een wijziging van het bestemmingsplan vereist is, was ten tijde van dat beroep derhalve al bereikt. Nu appellante niet gesteld heeft schade te hebben geleden ten gevolge van de brief van 30 september 2004, heeft appellante geen procesbelang meer bij een behandeling van het hoger beroep. Het hoger beroep dient wegens het vervallen van procesbelang niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.

w.g. Troostwijk w.g. Van Driel
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2007

414