Uitspraak 200506472/1


Volledige tekst

200506472/1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2005

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:

de vereniging "Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst", gevestigd te Elspeet, gemeente Nunspeet,
verzoekster,

om opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 7 juli 2005, in zaak no. 200503766/1, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:

1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Nunspeet,
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Nunspeet,

en

het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij uitspraak van 7 juli 2005, in zaak no. 200503766/1, heeft de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van verweerder van 31 maart 2005, kenmerk 3173, geschorst. De uitspraak is aangehecht.

Bij brief van 21 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 augustus 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door M. de Jong, juridisch adviseur, en [verzoekers] in persoon en bijgestaan door mr. H.M. van der Bij, advocaat te Amersfoort, en [partij] in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door ing. P. Baas en mr. R.F. van Aalst, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Bij bovengenoemd besluit van 31 maart 2005 heeft verweerder, voor zover hier van belang, bepaald dat het bovengronds schieten op de hagelbanen in de door verzoekster geëxploiteerde inrichting onder het stellen van voorwaarden zal worden gedoogd tot het moment dat de op 8 maart 2005 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning van kracht wordt. Bij bovengenoemde uitspraak van 7 juli 2005 heeft de Voorzitter dit besluit bij wijze van voorlopige voorziening geschorst. Daartoe heeft hij, kort samengevat, overwogen dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij het gedogen van bovengrondse schietactiviteiten onder de in voorwaarde 1 opgenomen grenswaarden voor het rating sound level, welke waarden zowel het heersende referentieniveau als de in de Circulaire schietlawaai van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 1 augustus 1979 (hierna: de Circulaire) voor de van toepassing zijnde omgevingscategorie aanbevolen waarde van 45 dB(A) aanzienlijk overschrijden, acceptabel acht.

2.2. Verzoekster voert aan dat uit een, na bovengenoemde uitspraak van 7 juli 2005 verricht, onderzoek van 14 juli 2005 is gebleken dat na het treffen van bepaalde maatregelen voor het rating sound level aan de grenswaarde uit de Circulaire van 45 dB(A) kan worden voldaan. Zij verzoekt, wat het rating sound level betreft, om de voorlopige voorziening te treffen dat als grenswaarde geldt 45 dB(A).

2.3. De Voorzitter overweegt allereerst dat de grenswaarde uit de Circulaire niet zonder meer 45 dB(A) bedraagt. Zoals hij reeds in bovengenoemde uitspraak van 7 juli 2005 heeft overwogen, wordt in de Circulaire aanbevolen dat de grenswaarde voor het rating sound level in de van toepassing zijnde omgevingscategorie gedurende de dagperiode het heersende referentieniveau niet overschrijdt. Indien het heersende referentieniveau meer bedraagt dan 45 dB(A) mag de grenswaarde voor het rating sound level volgens de Circulaire maximaal 45 dB(A) bedragen.

Nu het heersende referentieniveau aanzienlijk lager is dan 45 dB(A), ziet de Voorzitter in het onderzoek van 14 juli 2005 geen wijziging in de situatie die de Voorzitter in zaak no. 200503766/1 aanleiding gaf tot schorsing van het besluit van verweerder van 31 maart 2005. Voorts is de Voorzitter van oordeel dat de door verzoekster verlangde voorlopige voorziening, die erop neerkomt dat de Voorzitter een gedoogsituatie zou construeren die afwijkt van het geschorste gedoogbesluit, in dit geval te ver voert, temeer nu verweerder nog een beslissing dient te nemen op het tegen bovengenoemd besluit van 31 maart 2005 gemaakte bezwaar en de bruikbaarheid van het onderzoek van 14 juli 2005 blijkens het verhandelde ter zitting nog ter discussie staat.

Het verzoek tot het opheffen of wijzigen van de bij uitspraak van 7 juli 2005 getroffen voorlopige voorziening dient daarom te worden afgewezen.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.

w.g. Hirsch Ballin w.g. Heijerman
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2005

255-446.