Uitspraak 200400572/1


Volledige tekst

200400572/1.
Datum uitspraak: 21 juli 2004

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Helmond,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 december 2003 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond.

1. Procesverloop

Bij besluit van 9 april 1998 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond (hierna: het college) het verzoek van [appellante] afgewezen om met toepassing van bestuursdwang op te treden tegen het gebruik als magazijn van het gebouw, gelegen op het perceel Margrietlaan 67 te Helmond.

Bij besluit van 2 december 1999 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 mei 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch het tegen het besluit van 2 december 1999 ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 31 mei 2001 hoger beroep ingesteld.

Naar aanleiding van de aangevallen uitspraak heeft het college bij besluit van 11 december 2001 opnieuw beslist op het bezwaar van appellante en het bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 6 januari 2002 beroep ingesteld bij de rechtbank.

Bij brief van 9 januari 2002 is dit beroep door de rechtbank doorgezonden naar de Afdeling.

Bij uitspraak van 7 augustus 2002 heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 mei 2001 bevestigd en het beroep van appellante tegen het besluit van het college van 11 december 2001 gegrond verklaard en het besluit vernietigd.

Bij besluit van 15 oktober 2002 heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 9 april 1998 opnieuw ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 4 december 2003, verzonden op 10 december 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 14 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 26 maart 2004 heeft het college van antwoord gediend.

Na afsluiting van het vooronderzoek heeft appellante een reactie ingediend. Deze is aan de andere partij ter kennis gebracht.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juli 2004, waar het college, vertegenwoordigd door Mr. M.J.J. Meelker-Lensen, ambtenaar bij de gemeente Helmond, is verschenen. Appellante is met bericht van verhindering niet verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Niet in geschil is, en de Afdeling stelt ook vast, dat het magazijn is opgericht zonder de daarvoor vereiste bouwvergunning. Het college kon derhalve handhavend optreden.

2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.3. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat er ten tijde van de in dit geding bestreden beslissing op bezwaar voldoende concreet zicht was op legalisering van het magazijn. De gemeenteraad van Helmond heeft bij besluit van 1 oktober 2002, derhalve vòòr de datum van de beslissing op bezwaar, het bestemmingsplan "Herziening U.P. Centrum/Margrietlaan 67" vastgesteld. Daarin is aan de gronden waarop het magazijn is gevestigd de bestemming "Bedrijfsdoeleinden en Erf II" toegekend. De bouw van het magazijn is op grond van deze bestemming toegelaten.

Niet valt in te zien dat de raad, gelet op de in het procesverloop genoemde uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2002 (gepubliceerd in AB 2003, 403) niet bevoegd was een bestemmingsplan voor het perceel vast te stellen. Ook het betoog van appellante dat de rechtbank ten onrechte een bestemmingsplan dat nog niet in werking was ten tijde van de beslissing op bezwaar bij de beoordeling heeft betrokken, treft geen doel. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat verwacht moest worden dat gedeputeerde staten het bestemmingsplan niet zouden goedkeuren. Overigens heeft de Afdeling bij uitspraak 4 februari 2004 (zaak no. 200304095/1) het beroep van appellante tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan ongegrond verklaard.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.

w.g. Claessens w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2004

17-381.