Uitspraak 202400747/5/V1


Volledige tekst

202400747/5/V1.
Datum uitspraak: 3 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) van [de vreemdeling], verzoekster, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 17 januari 2024 in zaak nr. 23/12266 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.

Bij besluit van 16 oktober 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om de vreemdeling binnen twee weken in het bezit te stellen van het gevraagde document.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:867, heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist, en het verzoek van de vreemdeling afgewezen.

De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend en heeft de voorzieningenrechter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij een arbeidsmarktaantekening in haar paspoort krijgt, zodat zij kan werken totdat de Afdeling op het hoger beroep van de staatssecretaris heeft beslist.

2.       De voorzieningenrechter heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening van de staatssecretaris bij uitspraak van 29 februari 2024 toegewezen. Dat betekent dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren, totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Dat betekent in dit geval dat de staatssecretaris geen verblijfsdocument aan de vreemdeling hoeft te verstrekken. Daarom bestaat er ook geen aanleiding om het verzoek van de vreemdeling toe te wijzen, voor zover dat wat de vreemdeling verzoekt al bereikt kan worden in deze procedure.

3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.

w.g. Verburg
voorzieningenrechter

w.g. Van den Oosterkamp
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024

999