Uitspraak 202400747/3/V1 en 202400747/4/V1


Volledige tekst

202400747/3/V1 en 202400747/4/V1.
Datum uitspraak: 29 februari 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

1.       de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;

2.       [de vreemdeling],
verzoekers,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 17 januari 2024 in zaak nr. 23/12266 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.

Bij besluit van 16 oktober 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om de vreemdeling binnen twee weken in het bezit te stellen van het gevraagde document.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 1 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:438, heeft de voorzieningenrechter, vooruitlopend op de behandeling van het verzoek, bij wijze van ordemaatregel bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank, voordat de Afdeling op het resterende deel van het verzoekschrift heeft beslist.

De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.

2.       De beoordeling van de grieven vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de Afdeling een voorlopige voorziening. Dat betekent dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.

3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;

II.       wijst het verzoek van de vreemdeling af.

Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.

w.g. Soffers
voorzieningenrechter

w.g. De Lange
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2024

999