Uitspraak 202300579/3/A2


Volledige tekst

202300579/3/A2.
Datum uitspraak: 8 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het verzoek van:

Optare Rei B.V. (hierna: Optare Rei), gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,

om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.

Procesverloop

Optare Rei heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2022 in zaak nr. 20/6052.

Optare Rei heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2.       Bij de intrekking van het hoger beroep, heeft Optare Rei verzocht om proceskostenveroordeling en schadevergoeding. Bij deze uitspraak beslist de Afdeling op het verzoek om proceskostenveroordeling en bij andere uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:1847, beslist zij op het verzoek om schadevergoeding.

Recht proceskostenvergoeding

3.       Bij besluit van 4 oktober 2017 heeft het college aan Optare Rei twee bestuurlijke boetes opgelegd van in totaal € 41.000,00. Bij besluit van 24 oktober 2023 heeft het college de voornoemde boeteopleggingen ingetrokken.

4.       Daarmee is het college aan Optare Rei tegemoetgekomen, als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. De Afdeling zal dan ook een proceskostenveroordeling uitspreken ten aanzien van het beroep en het hoger beroep.

5.       Optare Rei heeft ook verzocht om vergoeding van de proceskosten die zij heeft gemaakt in de bezwaarfase. Gelet op artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, worden dergelijke kosten uitsluitend door het college vergoed als de boeteopleggingen zijn herroepen wegens aan het college te wijten onrechtmatigheid. Het college heeft in strijd met artikel 3:46 van de Awb het intrekkingsbesluit van 24 oktober 2023 niet gemotiveerd. Dat brengt mee dat uit dat besluit niet kan worden afgeleid wat de reden is geweest voor het intrekken van de boeteopleggingen van 4 oktober 2017. Daarnaast heeft het college bij brief van 15 november 2023 te kennen gegeven dat het geen verweer voert ten aanzien van een verzoek om proceskostenveroordeling. Onder deze omstandigheden gaat de Afdeling ervan uit dat het besluit van 4 oktober 2017 wegens aan het college te wijten onrechtmatigheid is herroepen. De Afdeling zal dan ook een proceskostenveroordeling uitspreken ten aanzien van de bezwaarfase.

6.       Optare Rei heeft ook verzocht om vergoeding van kosten die zij heeft gemaakt in verband met een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit betreft een andere procedure en op dit verzoek zal daarom in deze uitspraak niet worden beslist. De Afdeling merkt hierover slechts op dat zij bij uitspraak van 23 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:795, heeft geoordeeld dat het college in die procedure geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Vaststelling proceskostenvergoeding

7.       De Afdeling zal, anders dan waarom Optare Rei heeft verzocht, geen vergoeding toekennen voor het verschijnen op een zitting bij de Afdeling. Een dergelijke zitting heeft in de hogerberoepsprocedure namelijk niet plaatsgevonden. Dat het college volgens Optare Rei pas kort voor de aanvankelijk geplande zitting bij de Afdeling de boeteopleggingen heeft ingetrokken en niet bereid was om met Optare Rei tot een overeenstemming te komen over een proceskostenvergoeding, maakt het voorgaande niet anders. De Afdeling zal voor de overige door Optare Rei aangevoerde proceshandelingen die in bezwaar, beroep en hoger beroep zijn verricht, wel een vergoeding toekennen.

8.       De Afdeling ziet verder geen aanleiding om op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht af te wijken van het forfaitaire tarief voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand of om wegingsfactor 1,5 of 2 toe te passen, zoals Optare Rei heeft verzocht. Optare Rei heeft hierbij aangevoerd dat de procedure erg lang heeft geduurd en dat ze voor deze en verschillende hiermee verband houdende procedures bijna € 30.000,00 heeft betaald voor noodzakelijk verleende juridische bijstand. Voor zover Optare Rei hiermee heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, zal de Afdeling bij de andere uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:1847, op dat verzoek beslissen. Dat de gemaakte kosten voor juridische bijstand hoog zijn, is op zichzelf in dit geval geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in voornoemde bepaling of grond om de zaak als zwaar of zeer zwaar aan te merken, zodat een wegingsfactor van 1,5 of 2 gerechtvaardigd is.

Slotsom

9.       Het verzoek dient als kennelijk gegrond op na te melden wijze te worden ingewilligd.

10.     Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 8:41, zevende lid, van de Awb moet het college aan Optare Rei het door haar in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 902,00 vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Optare Rei B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Optare Rei B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.248,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.K. van de Riet, griffier.

w.g. Drop
voorzitter

w.g. Van de Riet


griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2024

994

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).

-        Verzet moet schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak worden gedaan.

-        In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met wat er in deze uitspraak staat.

-        Als de indiener over het verzet door de Afdeling wil worden gehoord, moet dit in het verzetschrift worden gevraagd. De zitting gaat dan alleen over de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak waartegen uw verzet is gericht.

BIJLAGE - Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:46

Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.

Artikel 7:15,

[…]

2. De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

[…]

Artikel 8:41

[…]

7. Indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, vergoedt het bestuursorgaan aan de indiener het door deze betaalde griffierecht.

[…]

Artikel 8:75a

1. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

[…]

Artikel 8:108

1. Voor zover in deze titel niet anders is bepaald, zijn op het hoger beroep de titels 8.1 tot en met 8.3 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 8.1 tot en met 8:10, 8:41, tweede lid, en 8:74.

[…]

Besluit proceskosten bestuursrecht

Artikel 1

Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:

a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,

[…]

Artikel 2

1. Het bedrag van de kosten worden bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:

a. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief;

[…]

3. In bijzondere omstandigheden kan van het eerste lid worden afgeweken.