Uitspraak 202201504/1/A3


Volledige tekst

202201504/1/A3.
Datum uitspraak: 1 mei 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Dongen (hierna samen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West­-Brabant van 3 februari 2022 in zaak nr. 20/9351 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Dongen.

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2020 heeft het college een handhavingsverzoek van [appellant] afgewezen.

Bij besluit van 5 oktober 2020 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 februari 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 april 2024, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door F. Özcan-Avci en G.M. van Dijck-Boudewijns, zijn verschenen. Ook is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] woont op het adres [locatie] in Dongen. Vanaf het adres kijkt hij uit op een groenstrook van 3 meter breed en 200 meter lang op het perceel Haanse Hoef 5 (inmiddels hernoemd als Leeuweriklaan). Het perceel was eigendom van [partij]. Op 26 augustus 2008 heeft het college aan [partij] een kapvergunning verleend voor de groenstrook. Aan de vergunning waren voorschriften verbonden, waaronder een herplantplicht. De bomen zijn in 2012 door [partij] herplant.

2.       Op 2 en 3 maart 2020 heeft [partij] de bomen op de groenstrook laten kappen. Volgens [appellant] is dat in strijd met de herplantplicht die volgt uit de verleende kapvergunning van 26 augustus 2008 en het daarbij horende beplantingsplan. Daarnaast had [partij] volgens [appellant] een nieuwe kapvergunning moeten hebben. Hij heeft het college daarom verzocht om handhaving. Volgens het college was er op grond van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Dongen (hierna: APV) geen nieuwe kapvergunning nodig, omdat de stamomtrek van de bomen minder dan 100 centimeter was, gemeten op een hoogte van 1,3 meter. Daarnaast heeft de groenstrook in het geldende bestemmingsplan de bestemming ‘Wonen’ gekregen. Omdat er volgens het college geen sprake is van een overtreding heeft het het handhavingsverzoek afgewezen.

De uitspraak van de rechtbank

3.       De rechtbank heeft overwogen dat uit het vergunningvoorschrift van de kapvergunning van 26 augustus 2008 niet valt af te leiden dat er ook een (blijvende) instandhoudingsverplichting gold voor [partij]. Naar het oordeel van de rechtbank is het een bewuste keuze van het college geweest om geen instandhoudingsverplichting op te nemen in de vergunning. Volgens de rechtbank bestaat er geen permanent durend recht op herplanting. Nu [partij] in 2012 de bomen heeft herplant is voldaan aan de vergunningvoorschriften. Als volgens [appellant] de groenstrook destijds niet in overeenstemming met de herplantplicht is aangeplant, had hij toen een handhavingsverzoek kunnen indienen bij het college.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het op grond van artikel 4.11, eerste lid, van de APV verboden is om zonder vergunning bomen te kappen, die gemeten op een hoogte van 1,3 meter een stamomtrek van 100 centimeter of meer hebben. Omdat de in geding zijnde bomen in 2020 zijn gekapt, kan volgens de rechtbank niet meer worden nagegaan of voor de bomen een kapvergunning noodzakelijk was.

Het hoger beroep

Moest de groenstrook in stand worden gehouden?

4.       [appellant] voert aan dat uit de voorschriften van de kapvergunning van 26 augustus 2008 en het bijbehorende beplantingsplan volgt dat het de bedoeling was om de groenstrook te waarborgen. Dat volgt onder meer uit de gebruikte termen "in de toekomst" en "in de eerste jaren na aanplant". Ook volgt dat uit de keuze voor de zomereik in het beplantingsplan. Dat is namelijk een boom die zeer oud en breed kan worden. Daarnaast is in de "Ruimtelijke onderbouwing uitbreiding Haanse Hoef" van 5 december 2005 opgenomen dat de groenstrook zou worden uitgegeven aan de woningen met een beding voor onderhoud en handhaving. Verder is de herplantplicht die bij de kapvergunning in 2008 is opgelegd bedoeld ter compensatie van de destijds gekapte bomen. Daarmee is behoud van de groenstrook gewaarborgd. Dat is volgens [appellant] ook bevestigd door de Afdeling in haar uitspraak van 2 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM6471, in een procedure die ging over de kapvergunning.

4.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit de kapvergunning van 26 augustus 2008 en het bijbehorende beplantingsplan niet valt af te leiden dat er ook een (blijvende) instandhoudingsverplichting gold. De groenstrook had kunnen worden gewaarborgd door in de koopovereenkomsten een boete- en kettingbeding te laten opnemen voor onderhoud en instandhouding van de strook, of door de bestemming van de groenstrook in het bestemmingsplan te regelen. Hoewel uit de stukken lijkt te volgen dat het de bedoeling was om een boete- en kettingbeding op te laten nemen in de koopovereenkomsten, is dit feitelijk niet gebeurd. Daaruit volgt dus niet dat [partij] verplicht was de groenstrook in stand te houden. Daarnaast is de groenstrook ook niet opgenomen in het bestemmingsplan. Op de plek van de groenstrook geldt de bestemming ‘Wonen’. Instandhouding van de groenstrook kan dus niet worden afgedwongen op grond van het bestemmingsplan. In de uitspraak van 2 juni 2010 heeft de Afdeling overwogen dat ter compensatie van de te kappen bomen een beplantingsstrook zal worden aangelegd. Dat is in 2012 ook gebeurd, maar na de uitspraak van de Afdeling is de bestemming van de groenstrook in het bestemmingsplan veranderd. Dat betekent dat er vanaf dat moment in beginsel geen juridische verplichting meer was om de groenstrook in stand te houden.

4.2.    Het betoog slaagt niet.

Was er een kapvergunning nodig om de bomen te mogen kappen?

5.       Verder voert [appellant] aan dat de rechtbank heeft miskend dat de bomen zijn gekapt in strijd met de APV. De bomen hadden namelijk een stamomtrek van meer dan 100 centimeter, gemeten op 1,3 meter vanaf de grond. [appellant] heeft een foto overgelegd waarop volgens hem te zien is dat tijdens de aanplant in 2012 een boom een diameter had van 35 centimeter. Dat betekent dat de boom op dat moment al een omtrek had van ruim 109 centimeter. De bomen zijn daarna alleen maar gegroeid. Volgens [appellant] heeft het college de juistheid van de foto niet betwist en heeft het bovendien ook zelf geen onderzoek gedaan naar de omtrek van de bomen.

5.1.    Op grond van artikel 4.11, eerste lid, van de APV is het verboden om zonder vergunning bomen te kappen, die gemeten op een hoogte van 1,3 meter een stamomtrek van 100 centimeter of meer hebben. Op de zitting bij de Afdeling hebben het college en [partij] de stelling van [appellant], dat de bomen een stamomtrek van meer dan 100 centimeter hadden ten tijde van de aanplant en de kap, betwist. Het college heeft toegelicht dat bij het herplanten beuken zijn verplaatst vanaf de Haanse Hoef naar de groenstrook. In 2009 heeft Schalk Linde 10, een taxatiebureau in de groene sector, de bomen opgemeten. De gemiddelde stamomtrek was toen 63 centimeter. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] met de foto niet aannemelijk gemaakt dat de bomen ten tijde van de herplant al een stamomtrek van meer dan 100 centimeter hadden. Aan de hand van de foto is immers niet vast te stellen waar deze is genomen en om welke boom het gaat, terwijl diameter en omtrek van de boom evenmin kunnen worden geverifieerd.

De Afdeling zal daarom uitgaan van een gemiddelde stamomtrek ten tijde van de herplant in 2012 van 63 centimeter. Gemiddeld groeit de stamomtrek bij bomen als deze met 2 centimeter per jaar. Dat betekent dat de bomen in 2020 een gemiddelde stamomtrek van 79 centimeter zouden hebben. Het college heeft echter op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat bomen die worden verplant één of twee jaar achter blijven in groei. Ook zijn er een aantal droge zomers geweest. Daarnaast heeft [partij] op de zitting bij de Afdeling verklaard dat het bedrijf dat de bomen in 2020 heeft gekapt vóór de kap de bomen heeft opgemeten en geen van de bomen een stamomtrek van meer dan 100 centimeter had. De Afdeling vindt het dan ook niet aannemelijk dat de bomen ten tijde van de kap een stamomtrek van meer dan 100 centimeter hadden. Dat betekent dat er geen vergunning nodig was om de bomen te kappen op grond van artikel 4.11, eerste lid, van de APV.

5.2.    Het betoog slaagt niet.

6.       Omdat [partij] de bomen in de groenstrook mocht kappen, hoeft wat [appellant] verder heeft aangevoerd, over de vraag of het college opnieuw een herplantplicht kon opleggen, niet meer besproken te worden.

Conclusie

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.

w.g. Verheij
voorzitter

w.g. Dijkshoorn
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024

735-1000