Uitspraak 202201881/1/R3


Volledige tekst

202201881/1/R3.
Datum uitspraak: 24 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te De Lier, gemeente Westland (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),

2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] , wonend te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),

appellanten,

en

de raad van de gemeente Zuidplas,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "150 kV Hoogspanningsleiding Zuidplaspolder" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 29 november 2023, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. A. Vreugdenhil, advocaat te Naaldwijk, [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Krijgsman en drs. D. van den Bos, zijn verschenen. Voorts is op de zitting TenneT TSO B.V., vertegenwoordigd door mr. S. Zehenpfenning en [partij], als partij gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 30 september 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan maakt de aanleg mogelijk van een ondergrondse hoogspanningsverbinding tussen de hoogspanningsstations in Zevenhuizen en Bleiswijk. De hoogspanningsverbinding is ten behoeve van de leveringszekerheid van elektriciteit in Zuidplas en omgeving. Het bestemmingsplan kent de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning" toe aan delen van een aantal percelen. Zo rust de dubbelbestemming ook op een deel van de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. De dubbelbestemming loopt grotendeels ten noorden van de A12.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn het niet eens met de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Zij hebben daarom beroep tegen het bestemmingsplan ingesteld.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Beroepsgronden [appellant sub 1]

Onevenredige gevolgen

4.       [appellant sub 1] is eigenaar van het perceel dat kadastraal bekend is als gemeente Zevenhuizen, sectie F, nr. 919, op een deel waarvan het bestemmingsplan ziet. [appellant sub 1] betoogt dat het bestemmingsplan onevenredige gevolgen met zich brengt doordat het bestemmingsplan hem beperkt in de gebruiksmogelijkheden van zijn bedrijfsperceel en leidt tot waardevermindering van zijn perceel. Daardoor is het bestemmingsplan in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

[appellant sub 1] voert aan dat hij voornemens is om op zijn perceel te bouwen; hij zou graag de bestaande kassen willen uitbreiden, hemelwateropslag in de vorm van waterbassins of een zonnepark willen realiseren. Volgens [appellant sub 1] zijn deze bouwmogelijkheden er niet onder het bestemmingsplan. Deze bouwmogelijkheden waren er wel onder de bestemmingsplannen "Zuidplas-Noord" en "Herziening Zuidplaspolder 2", welke beide op zijn perceel rusten. Een deel van het perceel heeft op grond van het bestemmingsplan "Zuidplas-Noord" de bestemming "Agrarisch -Glastuinbouw"; deze bestemming maakt de gewenste ontwikkelingen mogelijk. Het zuidelijke deel van het perceel heeft op grond van het bestemmingsplan "Herziening Zuidplaspolder 2" de bestemming "Agrarisch". Volgens [appellant sub 1] maakt ook de agrarische bestemming de gewenste voorzieningen mogelijk, maar daarvoor moet gebruik worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid van het college.

Ingevolge artikel 3.2.2, onder a, van de regels van het bestemmingsplan mogen op gronden met de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning" alleen bouwwerken gebouwd worden ten behoeve van die bestemming. Daarnaast is het ingevolge artikel 3.5.1 van de planregels ook niet toegestaan om graafwerkzaamheden te verrichten. Deze bepalingen maken het volgens [appellant sub 1] niet mogelijk om de gewenste voorzieningen te realiseren.

4.1.    Ten aanzien van de planologische mogelijkheden voor de bouwplannen van [appellant sub 1] stelt de raad dat het gedeelte waar de dubbelbestemming op rust alleen betrekking heeft op het deel van het perceel waar het bestemmingsplan "Herziening Zuidplaspolder 2" van toepassing is. Voor die gronden geldt nu al dat er alleen gebouwd kan worden na vaststelling van een wijzigingsplan. Dat betreft een bevoegdheid van het college, maar het is daartoe niet verplicht. Binnen het deel van het perceel waar het bestemmingsplan "Zuidplas-Noord" van toepassing is, gelden geen beperkingen door het nieuwe bestemmingsplan. Daardoor is het grootste gedeelte van het perceel aan te wenden voor uitbreiding van het bedrijf of het aanleggen van een zonnepark of hemelwateropslag.

Op grond van artikel 3.2.2 van het bestemmingsplan mag inderdaad niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van de bestemming "Leiding-Hoogspanning". Op grond van artikel 3.3.1 van de planregels is het echter mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 van de planregels. Wat betreft artikel 3.5.1 van de planregels stelt de raad dat voor de werkzaamheden die in dat artikel genoemd zijn een omgevingsvergunning is vereist. In artikel 3.5.3 worden voorwaarden gesteld aan de verlening van die omgevingsvergunning ten aanzien van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

4.2.    Ten aanzien van de onevenredige gevolgen die het bestemmingsplan volgens [appellant sub 1] met zich brengt, overweegt de Afdeling het volgende. Het bestemmingsplan geldt ter plaatse van een zuidelijk deel van het perceel van [appellant sub 1] en geldt naast het bestemmingsplan "Herziening Zuidplaspolder 2". Bouwplannen op dit deel van het perceel zijn op grond van het bestemmingsplan "Herziening Zuidplaspolder 2" niet bij recht toegestaan, maar worden pas mogelijk na wijziging van de bestemming met behulp van een wijzigingsplan. Het bestemmingsplan bevat in artikel 3.2.2, onder a, van de regels een verbod om te bouwen anders dan ten behoeve van de bestemming "Leiding-Hoogspanning". In artikel 3.3.1 is evenwel een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waardoor voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van het verbod. Een vergunning voor afwijking van het verbod kan worden verleend, indien de belangen en de veiligheid van de betrokken ondergrondse hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

Nu is vastgesteld dat de gewenste ontwikkelingen van [appellant sub 1] voor vaststelling van het bestemmingsplan waartegen dit beroep is gericht op grond van het bestemmingsplan "Herziening Zuidplaspolder 2" ook pas na vaststelling van een wijzigingsplan zijn toegestaan, is de Afdeling van oordeel dat de vergunningplicht die uit het nu aangevochten bestemmingsplan volgt geen onevenredige gevolgen met zich brengt.

Het betoog slaagt niet.

Onzorgvuldig onderzoek

5.       [appellant sub 1] betoogt dat de raad de feiten en zijn belangen onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht, waardoor het bestemmingsplan in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.

Volgens [appellant sub 1] heeft de raad onvoldoende zorgvuldig onderzoek gedaan door niet het alternatief te onderzoeken dat hij heeft aangedragen. [appellant sub 1] heeft de raad verzocht om onderzoek te doen naar het enkele meters naar het zuiden verschuiven van het tracé, waardoor de dubbelbestemming niet meer op zijn perceel rust. Volgens [appellant sub 1] is alleen gekeken naar het verschuiven met enkele kilometers. Dat deze lichte aanpassing van het tracé niet is onderzocht is volgens [appellant sub 1] onzorgvuldig.

5.1.    De raad stelt dat er uitgebreid onderzoek is gedaan naar de optimale ligging van het tracé. De onderzoeken zijn als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd; het gaat om de Afwegingsnotitie voorkeurstracé ondergrondse hoogspanningsverbinding Bleiswijk-Zevenhuizen/Zuidplaspolder van juni 2021 en de als bijlage bij die notitie opgenomen Haalbaarheidsstudie 150kV-tracé Zuidplaspolder uit 2019. Uit de onderzoeken en bewonersavonden is de huidige locatie als optimale locatie voor het tracé naar voren gekomen. De raad is van mening dat het bestemmingsplan voldoende zorgvuldig is voorbereid.

5.2.    De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging moet maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. De raad heeft op de zitting toegelicht dat het door [appellant sub 1] voorgestelde alternatief om het tracé enkele meters naar het zuiden te verschuiven is onderzocht maar dat dat niet haalbaar bleek te zijn. Dit heeft te maken met dat er op die plek al diverse leidingen liggen, zoals gasleidingen en leidingen voor glasvezelkabels. Er dient een bepaalde afstand te worden bewaard tussen de leidingen; hierdoor is de keuze voor de locatie van de hoogspanningsleiding beperkt. Ook is het niet mogelijk om de hoogspanningsleiding nog meer richting de weg te verschuiven: daar bevinden zich nog meer leidingen en ook een tunnelbak. Daarnaast is voor de aanleg van de hoogspanningsleiding onder de weg goedkeuring van Rijkswaterstaat nodig. Deze omstandigheden brengen met zich dat er geen andere locatie voor de plaatsing van de hoogspanningsleiding mogelijk was dan de huidige gekozen plek op het perceel van [appellant sub 1].

Met het bovenstaande heeft de raad toereikend gemotiveerd waarom niet voor het alternatief van [appellant sub 1] is gekozen.

Het betoog slaagt niet.

Waardevermindering

6.       [appellant sub 1] voert aan dat nu het bestemmingsplan beperkingen met zich brengt, de waarde van het gehele perceel aanzienlijk zal dalen. Het volledige perceel van [appellant sub 1] heeft een grootte van 20.772 m2 waarvan 2.265 m2 binnen het nieuwe bestemmingsplan valt. Volgens [appellant sub 1] zorgt de vaststelling van het bestemmingsplan ervoor dat die 2.265 m2 perceel niks meer waard is.

6.1.    De raad stelt dat als [appellant sub 1] vindt dat hij schade lijdt door de nieuwe ontwikkeling en de schade niet op een andere wijze is gecompenseerd, hij daarvoor een verzoek om planschadevergoeding kan indienen bij de gemeente wanneer het bestemmingsplan onherroepelijk is.

6.2.    De Afdeling overweegt dat wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het perceel van [appellant sub 1] betreft, geen aanleiding bestaat voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Daarnaast stelt de raad terecht dat [appellant sub 1] een verzoek om planschadevergoeding kan indienen.

Het betoog slaagt niet.

Beroepsgronden van [appellant sub 2]

7.       [appellant sub 2] betoogt dat de raad zijn belangen onvoldoende heeft afgewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan. [appellant sub 2] is eigenaar van het perceel dat kadastraal bekend is als gemeente Zevenhuizen, sectie F, nr. 765 (hierna: het perceel). Op het zuidelijke gedeelte van dit perceel komt de dubbelbestemming "Leiding-Hoogspanning" te rusten. [appellant sub 2] voelt zich gedwongen om mee te werken aan de realisatie van het bestemmingsplan en is het daar niet mee eens. Volgens [appellant sub 2] worden zijn bebouwingsmogelijkheden beperkt door het bestemmingsplan. [appellant sub 2] voert ook aan dat de raad onterecht niet naar het alternatief heeft gekeken om de dubbelbestemming te leggen op nabijgelegen percelen die in eigendom zijn bij de overheid. Ook een eerder door [appellant sub 2] bedacht tracé is volledig gewijzigd na overleg met betrokkenen.

Beperking bouwmogelijkheden

7.1.    De raad stelt dat de huidige bestemming "Agrarisch" uit het geldende bestemmingsplan "Het Nieuwe Midden", die op het perceel rust, geen bouwmogelijkheden met zich brengt. Het nieuwe bestemmingsplan verandert daarom niks aan de bestaande situatie. Daarnaast is het nieuwe bestemmingsplan een parapluplan en verandert dit niks aan eventuele ontwikkelingen die het geldende bestemmingsplan mogelijk maakt. Ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid stelt de raad dat het gaat om een bevoegdheid en niet om een verplichting. Als laatste verwijst de raad naar de eerder genoemde Afwegingsnotitie waarin de alternatieve locaties zijn onderzocht.

7.2.    De Afdeling overweegt dat de raad is uitgegaan van een verkeerde bestemming die op het perceel van [appellant sub 2] zou rusten. Op het perceel rust op grond van het bestemmingsplan "Het Nieuwe Midden" namelijk niet de bestemming "Agrarisch", maar de bestemming "Gemengd - uit te werken 1". Deze bestemming biedt na vaststelling en inwerkingtreding van een uitwerkingsplan meerdere mogelijkheden voor bouwen op het perceel. Ingevolge artikel 12.4.1, onder a, van de regels van dat plan mogen op de gronden uitsluitend bouwwerken worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft. Dit betekent dat niet gebouwd mag worden zolang er geen uitwerkingsplan in werking is getreden. Voor het perceel is geen uitwerkingsplan vastgesteld. Dit houdt in dat de conclusie van de raad - dat op grond van het bestemmingsplan "Het Nieuwe Midden" ook al niet op de betreffende gronden kan worden gebouwd - juist is maar op een verkeerd uitgangspunt berust.

Het betoog slaagt.

Alternatieven

7.3.    Ten aanzien van het onderzoek naar een alternatieve locatie overweegt de Afdeling het volgende. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. De raad heeft in de bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegde Afwegingsnotitie meerdere alternatieve locaties onderzocht en is onderbouwd tot deze locatie als optimale plek gekomen.

Daarnaast heeft de raad op de zitting toegelicht dat een alternatieve locatie op nabijgelegen percelen niet mogelijk is. De hoogspanningsleiding dient namelijk een lus te maken op het perceel van [appellant sub 2]; dit heeft te maken met de omstandigheid dat de leiding op deze locatie onder twee wegen door moet en dit altijd loodrecht op de weg moet gebeuren.  Daarnaast dient tussen de leidingen van de hoogspanningsleiding om de kilometer een mof te worden geplaatst. Dit is tevens berekend en daardoor is de positie enkel mogelijk op het perceel van [appellant sub 2]. Een andere locatie is technisch gezien niet mogelijk.

Met het bovenstaande in acht genomen heeft de raad het door [appellant sub 1] voorgestelde alternatief afgewogen bij de vaststelling van het plan en toereikend gemotiveerd waarom niet voor dat alternatief is gekozen.

Het betoog slaagt niet.

Staat de wijze van overleg en overeenstemming in de weg aan vaststelling van het bestemmingplan

8.       [appellant sub 2] is het ook niet eens met de manier waarop de procedure is verlopen. Zo heeft er onvoldoende overleg tussen [appellant sub 2] en de gemeente plaatsgevonden. Volgens [appellant sub 2] had de raad het bestemmingsplan pas mogen vaststellen, nadat met alle grondeigenaren overeenstemming was bereikt.

8.1.    De raad stelt dat op het moment van het indienen van het verweerschrift er sprake was van overleg tussen [appellant sub 2] en Tennet TSO B.V., met de insteek om er minnelijk uit te komen. Tennet TSO B.V. is voornemens om een zakelijke overeenkomst te sluiten met [appellant sub 2]. Daarnaast stelt de raad dat op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht gerechtigden van onroerende zaken verplicht kunnen worden om te gedogen dat op of in hun grond bepaalde werken, waarvan het algemeen nut is erkend, worden aangelegd.

8.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957.

Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat de raad het bestemmingsplan pas had mogen vaststellen, nadat met alle grondeigenaren overeenstemming was bereikt, overweegt de Afdeling het volgende. De omstandigheid dat niet met alle eigenaren tot een akkoord kan worden gekomen, hoeft niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg te staan. In artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht is voor de aanleg van de leidingen een gedoogplicht opgenomen. Artikel 2, vijfde lid, van die wet geeft de mogelijkheid die gedoogplicht bij besluit op te leggen. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat dit besluit al is genomen.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat er geen zo duidelijke privaatrechtelijke belemmering is dat verwezenlijking van het plan niet mogelijk is.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

9.       De betogen van [appellant sub 1] tegen het bestemmingsplan slagen niet. Het beroep van [appellant sub 1] is daarom ongegrond.

10.     De raad hoeft geen proceskosten van [appellant sub 1] te vergoeden.

11.     Het betoog van [appellant sub 2] over de beperking van de bouwmogelijkheden slaagt. De raad heeft bij het vaststellen van het plan een onjuist planologisch kader voor ogen gehad. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan heeft dus een gebrek in de motivering. Daarom is het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het perceel dat kadastraal bekend is als gemeente Zevenhuizen, sectie F, nr. 765, genomen in strijd met 3:46 van de Awb. Het beroep van [appellant sub 2] is gegrond, zodat het bestreden besluit op dat punt moet worden vernietigd.

12.     Zoals uit overweging 7.2 volgt is, uitgaande van het juiste planologische kader, de conclusie van de raad dat er geen bouwmogelijkheden waren, wel juist. Omdat die conclusie doorslaggevend is geweest voor de raad om het bestemmingsplan vast te stellen, had de raad zonder dit gebrek niet een ander plan vastgesteld. Daarom zal de Afdeling de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dat is vernietigd, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand te laten. Het plan blijft daardoor gelden.

13.     De raad hoeft geen proceskosten van [appellant sub 2] te vergoeden.

Overschrijding redelijke termijn

14.     De Afdeling ziet in dit geval, omdat de redelijke termijn is verlopen na sluiting van het onderzoek, aanleiding om ambtshalve te beoordelen of aan [appellant sub 1] en aan [appellant sub 2] een schadevergoeding moet worden toegekend in verband met overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

15.     Geschillen moeten binnen een redelijke termijn worden afgedaan. Voor de berechting van een zaak die één rechterlijke instantie omvat, is in beginsel een termijn van twee jaar redelijk. Vanaf de ontvangst van het beroep van [appellant sub 1] op 24 maart 2022 en het beroep van [appellant sub 2] op 22 maart 2022 is meer dan twee jaar verstreken, zodat die termijn is overschreden. De overschrijding moet aan de Afdeling worden toegerekend. Uitgaande van een forfaitair bedrag van € 500,00 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, bedraagt het aan [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] elk toe te kennen bedrag € 500,00 euro.

16.     De Afdeling ziet evenwel in de omstandigheid dat zowel [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] als [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] gezamenlijk beroep hebben ingesteld, aanleiding dit bedrag te matigen, in die zin dat zij per persoon € 250,00 krijgen toegekend. Deze matiging acht de Afdeling redelijk vanwege de matigende invloed die het instellen van een gezamenlijk beroep in het voorliggende geval heeft gehad op de mate van stress, ongemak en onzekerheid die zij hebben ondervonden vanwege de te lang durende procedure. Door gezamenlijk beroep in te stellen hebben zij de voor- en nadelen van het voeren van deze procedure kunnen delen.

17.     De Afdeling zal de Staat (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 250,00 aan [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] elk.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ongegrond;

II.       verklaart het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] gegrond;

III.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Zuidplas van 25 januari 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "150 kV Hoogspanningsleiding Zuidplaspolder", voor zover dat ziet op het perceel dat kadastraal bekend is als gemeente Zevenhuizen, sectie F, nr. 765;

IV.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit, voor zover vernietigd, in stand blijven;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Zuidplas aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 184,00, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VI.      veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) tot betaling van een schadevergoeding van:

- € 250,00 aan [appellant sub 1A];

- € 250,00 aan [appellant sub 1B];

- € 250,00 aan [appellant sub 2A];

- € 250,00 aan [appellant sub 2B].

Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Lap
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2024

288-1057