Uitspraak 202205969/1/R1


Volledige tekst

202205969/1/R1.
Datum uitspraak: 17 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[verzoeker], gevestigd te Lutjewinkel, gemeente Hollands Kroon,

verzoeker,

om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2022, in zaak nr. ECLI:NL:RVS: 2022:2677.

Procesverloop

Bij uitspraak van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2677, heeft de Afdeling het beroep van [partij] tegen het besluit van 16 september 2021 van de raad van de gemeente Hollands Kroon gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.

[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.

[partij] en de raad hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 februari 2024, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. S. Smit, advocaat te Alkmaar, is verschenen. Voorts zijn ter zitting de raad, vertegenwoordigd door B. Visser, en [partij] als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Bij besluit van 16 september 2021 heeft de raad de aanvraag van [partij] om een bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie 1] te Lutjewinkel, afgewezen. Dat bestemmingsplan zou voorzien in de bouw van een tweede vrijstaande woning op het perceel van [partij] ten zuiden van de bestaande woonboerderij. De raad heeft geweigerd het bestemmingsplan vast te stellen omdat de beoogde ontwikkeling een mogelijke belemmering vormt voor de bedrijfsactiviteiten van het naastgelegen bedrijf van [verzoeker] op het perceel  [locatie 2]. [partij] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De Afdeling heeft op dit beroep beslist zoals hiervoor onder "Procesverloop" is vermeld.

2.       Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:

"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."

3.       Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kunnen alleen partijen een verzoek om herziening indienen. Bij de uitspraak van 14 september 2022 waarvan herziening is verzocht, was [verzoeker] geen partij. Daarom zal zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3598.

4.       De Afdeling stelt echter vast dat zij [verzoeker], die een autobedrijf exploiteert op het perceel dat grenst aan het plangebied en wiens positie voor de raad reden vormde om het plan niet vast te stellen, ten onrechte niet op de voet van artikel 8:26, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid heeft gesteld om als partij aan het geding, dat leidde tot de uitspraak van 14 september 2022, deel te nemen.

De Afdeling zal ambtshalve bezien of de uitspraak van 14 september 2022 om die reden vervallen moet worden verklaard. Vervallenverklaring is een buitenwettelijk middel dat slechts in zeer bijzondere gevallen wordt gehanteerd. Het dient uitsluitend tot herstel van evidente, niet voor rectificatie vatbare fouten van de rechter die niet door het instellen van enig rechtsmiddel kunnen worden ondervangen.

In dit geval ziet de Afdeling geen reden voor vervallenverklaring van de uitspraak van 14 september 2022. Daarbij is het volgende van belang. [partij] heeft tegen het besluit van 16 september 2021 in zijn beroepschrift aangevoerd dat aan het besluit een ondeugdelijke belangenafweging ten grondslag ligt en dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten en af te wegen belangen. De Afdeling heeft in de uitspraak van 14 september 2022 onder 4.2 het volgende overwogen:

"De Afdeling stelt vast dat de afstand tussen het naastgelegen bedrijf en de beoogde ontwikkeling circa 20 m bedraagt. De Afdeling stelt verder vast en ter zitting is niet door de raad betwist dat het naastgelegen bedrijf valt binnen categorie 2, dat niet is gebleken van concrete plannen van de ondernemer om de bedrijfsvoering uit te breiden naar categorie 3.1 en dat sprake is van een gemengd gebied. Op grond van de bij de planregels als bijlage opgenomen Staat van bedrijven in samenhang gelezen met de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is daarom een afstandseis van 10 m van toepassing. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad daarnaar bij de voorbereiding van het bestreden besluit onvoldoende onderzoek verricht. Onder deze omstandigheden steunt de afwijzing van het verzoek om het ontwerpbestemmingsplan vast te stellen ook niet op een deugdelijke en kenbare belangenafweging. De enkele stelling van de raad dat de belangen van het bedrijf zwaarder wegen dan die van [partij], is daarvoor onvoldoende. Het betoog slaagt."

Na deze uitspraak heeft de raad bij besluit van 24 november 2022 het bestemmingsplan "[locatie 1] Lutjewinkel" gewijzigd vastgesteld. Het plan maakt de bouw van een tweede vrijstaande woning op het perceel [locatie 1] mogelijk. Tegen de vaststelling van dit plan heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. In het kader van die procedure heeft [verzoeker] aan de orde kunnen stellen of de raad er bij de aan te houden afstand tussen zijn autobedrijf en omliggende woningen terecht van uit is gegaan dat het plangebied is gelegen in "gemengd gebied" als bedoeld in de brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en of de raad zich met een verwijzing naar de daaruit voortvloeiende richtafstand van 10 m op het standpunt kon stellen dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Zoals blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:1529, heeft [verzoeker] dat ook gedaan. Gelet op het voorgaande zijn de belangen van [verzoeker] voldoende verzekerd in de beroepsprocedure over het besluit van 24 november 2022 en is er geen aanleiding om tot het buitenwettelijke middel van vervallenverklaring van de uitspraak van 14 september 2022 over te gaan.

5.       Het verzoek om herziening is niet-ontvankelijk. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.

w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Deen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024

604