Uitspraak 202207197/1/R3


Volledige tekst

202207197/1/R3.
Datum uitspraak: 3 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te De Lier, gemeente Westland,
appellante,

en

de raad van de gemeente Westland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Wilgenbuurt" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] en BPD Ontwikkeling B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op de zitting van 5 maart 2024, waar [appellante], bijgestaan door mr. M.M. Breukers, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door M. Koster, J.E.G. van Veldhuizen en P.D.F. Stok, zijn verschenen. Verder is op de zitting BPD Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, [partij A] en [partij B], als partij gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 5 augustus 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van woningen ten oosten van het centrum van De Lier. De Vreeburchlaan vormt de westelijke begrenzing van het plangebied. Ten noorden grenst het plangebied aan de Veilingweg en aan de oostzijde aan de Oostelijke Randweg. Ten zuiden van het plangebied ligt de Laan tussen land en tuin.

3.       [appellante] woont direct ten westen van het plangebied aan [locatie] in De Lier. Ter plaatse van haar perceel geldt het bestemmingsplan "Liermolen". Dit kent aan haar perceel voor zover daar de Vreeburchlaan overheen loopt, de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toe. [appellante] kan zich niet met het bestemmingsplan verenigen omdat zij vreest dat dit zal leiden tot verkeersoverlast in de omgeving van het plangebied.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Verkeer

5.       [appellante] betoogt dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare toename van fiets- en autoverkeer op de Vreeburchlaan. In dit verband wijst zij erop dat het in de huidige situatie zo is dat de Vreeburchlaan in zuidoostelijke richting doodlopend is, nu deze niet aansluit op de Laan tussen land en tuin. Wanneer deze wegen met elkaar worden verbonden vreest zij als gevolg daarvan een forse verkeerstoename vanuit het plangebied.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare verkeerstoename in de omgeving van het plangebied. De raad heeft in het verweerschrift toegelicht dat de Vreeburchlaan alleen is bestemd voor langzaam verkeer. Daarbij benadrukt de raad dat autoverkeer uitsluitend gebruik kan maken van de wijkontsluiting op de Laan tussen land en tuin. De raad heeft op de zitting toegelicht dat hij voornemens is om een paaltje in de rijbaan te laten plaatsen, zodat alleen fietsers en voetgangers van de wijkontsluiting op de Vreeburchlaan gebruik kunnen maken. De raad stelt verder dat de door [appellante] aangevoerde verbinding tussen de Vreeburchlaan en de Laan tussen land en tuin in deze procedure niet aan de orde kan komen, omdat het bestemmingsplan "Liermolen" daarin voorziet.

5.2.    De Afdeling stelt voorop dat, zoals de raad terecht opmerkt, de verbinding tussen de Vreeburchlaan en de Laan tussen land en tuin buiten de omvang van deze procedure valt omdat een ander bestemmingsplan dan dit plan daarin voorziet. Dat neemt niet weg dat [appellante], ondanks dat haar perceel niet in het plangebied ligt, kan opkomen tegen de ruimtelijke gevolgen van het plan. De Afdeling ziet in wat [appellante] heeft aangevoerd echter onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de in het plangebied voorziene woonwijk zal leiden tot een onaanvaardbare toename van fietsverkeer op de Vreeburchlaan. De Afdeling begrijpt dat de in het plangebied mogelijk gemaakte woonwijk door de eventuele toename van fietsverkeer over de Vreeburchlaan enige invloed zal hebben op het woongenot van [appellante], maar niet is gebleken dat deze toename van fietsverkeer tot onaanvaardbare gevolgen zal leiden.

5.3.    De Afdeling ziet in het betoog van [appellante] dat het plan leidt tot een onaanvaardbare toename van autoverkeer op de Vreeburchlaan, aanleiding voor het oordeel dat het plan op dit punt in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Hoewel de raad op de zitting heeft verklaard dat het de bedoeling is dat de wijkontsluiting op de Vreeburchlaan niet door autoverkeer gebruikt zal worden, volgt deze bedoeling niet uit de planregels. Aan de ontsluiting van de woonwijk op de Vreeburchlaan is de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend. Uit artikel 5.1, aanhef en onder a, van de planregels volgt dat de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden onder meer bestemd zijn voor verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Uit artikel 5.1, aanhef en onder b, van de planregels volgt dat de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, reclame-uitingen en water. Daarmee sluit artikel 5.1 van de planregels het gebruik van de wijkontsluiting door gemotoriseerd verkeer niet uit, mede omdat het bestemmingsvlak ongeveer 9,7 m breed is.

Het voorgaande betekent dat de raad niet in het plan heeft geregeld wat hij heeft beoogd te regelen, namelijk dat de wijkontsluiting op de Vreeburchlaan slechts bestemd is voor langzaam verkeer en calamiteitenverkeer. Het betoog, voor zover het betrekking heeft op de vrees voor verkeersoverlast door autoverkeer, slaagt dan ook.

Privaatrechtelijke belemmering

6.       [appellante] betoogt dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat er sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering. Volgens haar staat haar eigendomsrecht eraan in de weg dat het plangebied via de Vreeburchlaan wordt ontsloten, omdat zij als eigenaar van een deel van de Vreeburchlaan kan voorkomen dat verkeer over dat deel van de weg kan rijden.

6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de eigendomssituatie van [appellante] niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat, omdat het plangebied rechtstreeks wordt ontsloten op de Laan tussen land en tuin.

6.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957.

Omdat het bestemmingsplan voorziet in een hoofdontsluiting op de Laan tussen land en tuin voor al het verkeer, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen zo duidelijke privaatrechtelijke belemmering is dat verwezenlijking van het plan niet mogelijk is.

Het betoog slaagt niet.

Maximum aantal wooneenheden

7.       [appellante] betoogt dat het plan rechtsonzeker is. In de plantoelichting is vermeld dat het plan voorziet in maximaal 220 woningen. In artikel 8.2.2, onder a, van de planregels is bepaald dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal. Op de verbeelding is niet de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" opgenomen.

7.1.    De raad erkent dat de formele verankering van het maximum aantal wooneenheden op de verbeelding ontbreekt, terwijl op de analoge verbeelding op drie vlakken met de bestemming "Woongebied" aanduidingen van respectievelijk 2, 2 en 216 wooneenheden waren opgenomen. De raad verzoekt de Afdeling daarom om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en op de verbeelding ter plaatse van de betreffende gronden de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op te nemen met vermelding van de getallen 2, 2 en 216.

7.2.    De Afdeling overweegt dat de raad weliswaar heeft beoogd in het plangebied maximaal 220 woningen mogelijk te maken, maar dat uit de verbeelding, bezien in samenhang met de planregel, niet blijkt dat het aantal woningen is gemaximeerd. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat dit onderdeel betreft niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, wat in strijd is met artikel 3:2 van de Awb.

Het betoog slaagt.

Conclusie

8.       Gelet op wat [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het artikel 5.1, onder a, van de planregels betreft en voor zover de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op de verbeelding ontbreekt, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre moet worden vernietigd.

9.       Omdat niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, namelijk door te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde artikel 5.1, onder a, van de planregels. Hierbij betrekt de Afdeling dat de raad op de zitting heeft verklaard dat hij zich kan vinden in een aanpassing van artikel 5.1 van de planregels waarmee wordt bereikt dat binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied", naast calamiteitenverkeer, alleen langzaam verkeer is toegelaten. [appellante] en BPD Ontwikkeling B.V. hebben op de zitting aangegeven dat zij zich met een dergelijke aanpassing kunnen verenigen.

10.     Artikel 5.1, onder a, van de planregels komt als volgt te luiden:

"a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik door langzaam verkeer ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;"

11.     Ook ten aanzien van het ontbreken van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op de verbeelding, ziet de Afdeling aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Hierbij betrekt de Afdeling dat [appellante] en BPD Ontwikkeling B.V. op de zitting hebben aangegeven dat zij zich met de bedoelde aanvulling van de verbeelding kunnen verenigen.

12.     De Afdeling zal bepalen dat op de verbeelding van het plan de volgende aanduidingen worden opgenomen:

- "maximum aantal wooneenheden: 216" ter plaatse van de gronden in het plangebied met de bestemming "Woongebied" die grenzen aan de Veilingweg, de Oostelijke Randweg en de Laan tussen land en tuin;

- "maximum aantal wooneenheden: 2" ter plaatse van de gronden in het plangebied met de bestemming "Woongebied" aan de zijde van de Vreeburchlaan ter hoogte van het deel gelegen tussen de Zwedenstraat en de Finlandstraat;

-  "maximum aantal wooneenheden: 2" ter plaatse van de gronden in het plangebied met de bestemming "Woongebied" die grenzen aan de Vreeburchlaan en de Laan tussen land en tuin.

13.     De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.

14.     De raad moet de proceskosten van [appellante] vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Westland van 19 oktober 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Wilgenbuurt", voor zover het betreft:

- artikel 5.1, onder a, van de planregels;

- voor zover de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op de verbeelding ontbreekt;

III.      bepaalt dat artikel 5.1, onder a, van de planregels als volgt komt te luiden:

"a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik door langzaam verkeer ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;"

IV.     bepaalt dat op de verbeelding van het plan:

- de aanduiding "maximum aantal wooneenheden: 216" wordt opgenomen ter plaatse van de gronden in het plangebied met de bestemming "Woongebied" die grenzen aan de Veilingweg, de Oostelijke Randweg en de Laan tussen land en tuin;

- de aanduiding "maximum aantal wooneenheden: 2" wordt opgenomen ter plaatse van de gronden in het plangebied met de bestemming "Woongebied" aan de zijde van de Vreeburchlaan ter hoogte van het deel gelegen tussen de Zwedenstraat en de Finlandstraat;

- de aanduiding "maximum aantal wooneenheden: 2" wordt opgenomen ter plaatse van de gronden in het plangebied met de bestemming "Woongebied" die grenzen aan de Vreeburchlaan en de Laan tussen land en tuin;

V.      bepaalt dat deze uitspraak wat de onderdelen III en IV betreft in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover vernietigd;

VI.     draagt de raad van de gemeente Westland op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen III en IV worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;

VII.     veroordeelt de raad van de gemeente Westland tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Westland aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Lap
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024

288-1091