Uitspraak 202306691/1/A2


Volledige tekst

202306691/1/A2.
Datum uitspraak: 20 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,

en

het college van bestuur van de Universiteit Utrecht (hierna: het college),

verweerder.

Procesverloop

Bij beslissing van 17 april 2023 heeft de selectiecommissie Geneeskunde namens het college aan [appellante] rangnummer […] toegekend voor de decentrale selectie voor toelating tot de bacheloropleiding Geneeskunde aan de Universiteit Utrecht in het studiejaar 2023-2024.

Bij beslissing van 18 september 2023 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2024, waar [appellante], bijgestaan door mr. R.G.J.M. Onderdonck, advocaat te Eindhoven, is verschenen.

Overwegingen

Wettelijk kader

1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2.       [appellante] heeft deelgenomen aan de decentrale selectie voor toelating tot de bacheloropleiding Geneeskunde aan de Universiteit Utrecht in het studiejaar 2023-2024. Zij heeft het rangnummer […] toegekend gekregen, waarmee zij niet is toegelaten tot de opleiding, die 304 plaatsen beschikbaar heeft. Ter motivering van het rangnummer heeft het college gesteld dat [appellante] een lagere score op de kennis- en inzichttoets heeft behaald dan andere kandidaten. Het college heeft deze beslissing in bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de Geschillenadviescommissie Studentenbezwaren (hierna: de Geschillenadviescommissie), in stand gelaten.

Beroep

3.       [appellante] betoogt dat het advies van de Geschillenadviescommissie onjuist is wat betreft de datum van de hoorzitting en de daarbij aanwezige leden van die commissie. Dit kan niet tot een gegrond beroep leiden. De onjuiste vermelding van de datum van de hoorzitting en de daarbij aanwezige leden moet als een kennelijke verschrijving worden aangemerkt, waar [appellante] ook niet door is benadeeld. Daardoor bestaat geen grond voor het oordeel dat het college het advies van de Geschillenadviescommissie niet aan zijn beslissing van 17 april 2023 ten grondslag heeft mogen leggen.

4.       [appellante] betoogt dat het verslag van de hoorzitting onjuist en onvolledig is en pas op 30 oktober 2023 aan haar is toegezonden. Dit is volgens [appellante] in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en de goede procesorde.

4.1.    Op grond van artikel 7:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) moet van het horen een verslag worden gemaakt.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2490), behoeft dit verslag geen letterlijke weergave van het horen te bevatten. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het verslag geen juiste zakelijke weergave bevat van hetgeen partijen tijdens de hoorzitting naar voren hebben gebracht. Het college heeft in beroep wel erkend dat er enkele onjuistheden in het verslag staan. Onjuistheden in het verslag vormen op zichzelf evenwel geen grond voor vernietiging van de beslissing van 18 september 2023. Dat deze onjuistheden aan de besluitvorming ten grondslag liggen, heeft [appellante] niet gesteld en voor zover dat zo zou zijn heeft zij deze in beroep aan de orde kunnen stellen en kunnen bestrijden. Verder is in de Awb niet neergelegd op welk moment het verslag aan betrokkenen dient te worden toegezonden. [appellante] zegt terecht dat het college, door pas op de laatste dag van de beroepstermijn het verslag van de hoorzitting toe te zenden, niet zorgvuldig heeft gehandeld. Hierin is evenwel geen grond gelegen voor vernietiging van deze beslissing, omdat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij hierdoor in haar processuele belangen is geschaad. Zij heeft desgevraagd ter zitting niet duidelijk kunnen maken wat zij door het moment van toezending van het verslag van de hoorzitting niet in haar beroepschrift of nadien heeft kunnen aanvoeren, dat zij wel zou hebben kunnen aanvoeren indien zij eerder over bedoeld verslag had kunnen beschikken. Daarbij is ook van belang dat na afloop van de beroepstermijn nog (nadere) gronden kunnen worden aangevoerd.

5.       [appellante] betoogt dat op grond van artikel 8 van het Reglement selectie bachelor geneeskunde collegejaar 2023-2024 (hierna: het Reglement) de uitslag van de selectie uitsluitend op basis van de selectiecriteria van artikel 4 van het Reglement mag plaatsvinden, omdat in artikel 8 niet wordt verwezen naar artikel 9 van het Reglement dat gaat over de ranking.

5.1.    Voor de opleiding Geneeskunde geldt een capaciteitsbeperking, de zogenoemde ‘numerus fixus’. Omdat het aantal aspirant-studenten het maximaal aantal beschikbare plaatsen voor het studiejaar 2023-2024 overschrijdt moet het college een selectie maken van aspirant-studenten die worden toegelaten tot de opleiding. Om tot deze selectie te komen is het nodig om de aspirant-studenten op basis van selectiecriteria te rangschikken. De selectieprocedure om tot die rangschikking te komen is neergelegd in het Reglement. De artikelen 4, 8 en 9 van dit reglement moeten in onderling verband worden bezien en daaruit volgt dat een rangschikking wordt gemaakt op basis van de uitkomst van de beoordeling van de selectiecriteria van artikel 4 van het Reglement. De uitleg die [appellante] aan deze bepalingen geeft gaat voorbij aan de systematiek van het selecteren van aspirant-studenten voor opleidingen waarvoor een ‘numerus fixus’ geldt.

Het betoog faalt.

6.       [appellante] betoogt dat het college het Reglement wegens strijd met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: de Wgbh/cz) buiten toepassing had moeten laten. Zij voert daartoe aan dat het Reglement niet voorziet in een ‘level playing field’ voor deelname aan de decentrale selectie tussen kandidaten met en kandidaten zonder chronische ziekte. Doordat zij zich door een chronische ziekte niet goed op de selectiedag heeft kunnen voorbereiden en zij de kennis- en inzichttoets zonder deze omstandigheid beter zou hebben gemaakt, is zij benadeeld ten opzichte van andere deelnemers. Het Reglement bevat ten onrechte geen voorziening waarmee dit nadeel kan worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door het bieden van een extra kans. De Geschillenadviescommissie is in haar advies ten onrechte niet op dit betoog in bezwaar ingegaan, aldus [appellante].

6.1.    Tussen partijen is niet in geschil dat [appellante] als gevolg van een chronische ziekte de voorbereidingstijd voor de selectiedag niet volledig heeft kunnen benutten. Op grond van artikel 8, tweede lid, van het Reglement wordt bij de beoordeling van de selectiecriteria geen rekening gehouden met bijzondere omstandigheden van kandidaten voorafgaand aan de selectieprocedure. Artikel 7, tweede lid, van het Reglement sluit ook het bieden van een extra gelegenheid voor deelname aan de selectieprocedure uit. Artikel 11 van het Reglement geeft aan de selectiecommissie de bevoegdheid te beslissen als een situatie zich voordoet waarin het Reglement niet voorziet. De omstandigheid dat een kandidaat door ziekte niet de volledige voorbereidingstijd heeft kunnen benutten is geen omstandigheid in deze zin. Toepassing van deze bepaling kan er daarom niet toe leiden dat aan [appellante] een extra gelegenheid wordt geboden.

Dit maakt niet dat het Reglement in strijd is met de Wgbh/cz en daarom buiten toepassing zou moeten worden gelaten. Daartoe is van belang dat uit artikel 2, eerste lid, van de Wgbh/cz volgt dat degene tot wie het verbod van onderscheid op grond van chronische ziekte zich richt, gehouden is naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor hem een onevenredige belasting vormen. Daargelaten of het bieden van een extra gelegenheid voor deelname aan de selectieprocedure een doeltreffende aanpassing is, vormt dit in dit geval een onevenredige belasting. De reden dat de selectieprocedure zo is vormgegeven dat alle kandidaten per studiejaar één en dezelfde gelegenheid hebben om daaraan deel te nemen is er onder meer in gelegen om alle kandidaten een gelijke kans te bieden. Ook is het voor alle kandidaten van belang om tijdig te weten of zij zijn toegelaten tot de opleiding Geneeskunde. Een selectieprocedure in verschillende tijdvakken zou een aantasting van de belangen van andere kandidaten betekenen.

6.2.    Gelet op het voorgaande is geen sprake van een verboden onderscheid op grond van de Wgbh/cz. Het college heeft daarom geen aanleiding hoeven zien om het Reglement in dit geval buiten toepassing te laten. Hierbij moet nog worden opgemerkt dat onzeker is dat wanneer [appellante] gelegenheid zou hebben gehad op een later moment deel te nemen aan de selectie zij wel zodanig zou hebben gescoord dat zij tot de opleiding zou zijn toegelaten.

6.3.    In het advies van de Geschillenadviescommissie wordt niet ingegaan op het door [appellante] in bezwaar aangevoerde betoog over strijd met de Wgbz/cz. Door dit advies aan de beslissing van 18 september 2023 ten grondslag te leggen heeft het college daarom zijn beslissing op dit punt onvoldoende gemotiveerd. [appellante] heeft daar terecht op gewezen. Uit hetgeen hiervoor onder 6.1 en 6.2 is overwogen volgt evenwel dat in dit geval geen sprake is van een verboden onderscheid op grond van de Wgbz/cz. Dit betoog kan daarom niet leiden tot het daarmee beoogde doel.

6.4.    Het betoog faalt.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J.F. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.

w.g. Willems
voorzitter

w.g. Komduur
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2024

809

BIJLAGE

Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte

Artikel 2

1. Het verbod van onderscheid houdt mede in dat degene, tot wie dit verbod zich richt, gehouden is naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor hem een onevenredige belasting vormen.

[…]

Artikel 5b

1. Onderscheid is verboden bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake, alsmede bij het geven van loopbaanoriëntatie en advies of voorlichting over school- of beroepskeuze, indien dit geschiedt:

[…]

c. door instellingen die werkzaam zijn op het gebied van volkshuisvesting, welzijn, gezondheidszorg, cultuur of onderwijs of

[…]

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Artikel 7.53

1. Het instellingsbestuur kan per opleiding in verband met de beschikbare onderwijscapaciteit het maximum aantal studenten vaststellen dat voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding. De vaststelling geschiedt voor een studiejaar.

[…]

3. Het instellingsbestuur maakt tijdig de selectieprocedure en, indien van toepassing, de kwalitatieve selectiecriteria of de wijze van loting bekend op grond waarvan de toelating zal plaatsvinden indien het aantal

aspirant-studenten het maximum aantal, bedoeld in het eerste lid, zou overschrijden. Het instellingsbestuur stelt daartoe een reglement vast. […]

4. Het instellingsbestuur schrijft niet meer studenten in dan het maximum aantal dat het instellingsbestuur in verband met de beschikbare capaciteit heeft vastgesteld.

[…]

Reglement selectie bachelor geneeskunde collegejaar 2023-2024

Artikel 4

De opleiding richt de selectie vooral op aankomende studenten die zich vanaf het begin willen inzetten voor de studie en in  staat zijn om logisch te redeneren. Een indicatie van beide aspecten wordt verkregen door enerzijds een uitdagende studietaak op te geven en anderzijds door toets-vragen voor te leggen waarop geen voorbereiding mogelijk is.  Daarnaast beoogt de opleiding studenten aan te trekken met een goed inzicht in  professioneel functioneren. Dat leidt tot de volgende criteria:

1. Aantoonbare bereidheid en het vermogen tot het leveren van studie-inspanning ter voorbereiding op de opleiding. Dit wordt geoperationaliseerd in  het vragen van voorbereiding voor en het laten afleggen van het kennisdeel van de kennis- en inzichttoets aan het eind van een vastgestelde periode. Het in staat zijn om juiste gegevens of data te halen uit nieuw verstrekte informatie (logisch te redeneren) wordt geoperationaliseerd in het afleggen van het inzichtdeel van de kennis- en inzichttoets. Aan elke kandidaat wordt een score toegekend voor de kennis- en inzichttoets.

2. Aanleg hebben voor competenties in  het non-cognitieve spectrum die van belang zijn voor een professionele werkhouding van de aankomende arts. Dit wordt geoperationaliseerd in het afleggen van een non-cognitieve toets op de selectiedag. Aan elke kandidaat wordt een score toegekend voor de

non-cognitieve toets.

3. Reflectie op aspecten van motivatie. Met dit criterium wordt vastgesteld waar de motivatie van een kandidaat uit bestaat en wordt diens reflectieve vermogen binnen die context bepaald. Dit wordt geoperationaliseerd door kandidaten een aantal vragen voor te leggen waarin zij  worden uitgenodigd te reflecteren op deze aspecten van motivatie. Aan de kandidaten die een goede score op de kennis- en inzichttoets behalen én een opvallend lage score op de non-cognitieve toets wordt een score toegekend voor de reflectie op aspecten van motivatie.

4. Vwo-cijfers. Kandidaten leveren die als volgt aan:

Regulier vwo

- Kandidaten die in schooljaar 2022-2023 regulier vwo-eindexamen doen, vullen hun schoolexamencijfers (SE-cijfers) met peildatum 13 januari 2023 (cijfers behaald t/m 12-1-2023) in het vragenformulier in  en uploaden daarbij een door de schooldecaan ondertekende en door school gewaarmerkte

UU-cijferlijstverklaring.

- Kandidaten die in schooljaar 2021-2022 of eerder regulier vwo-eindexamen deden, kunnen kiezen welke cijfers zij in het vragenformulier invullen:

o hun SE-cijfers peildatum 15 januari van het jaar waarin zij eindexamen deden;

o hun SE-cijfers op de eindexamenlijst. Afhankelijk van hun keuze moeten zij  het volgende uploaden:

o een door de schooldecaan ondertekende en door school gewaarmerkte UU-cijferlijstverklaring;

o het uittreksel uit het diplomaregister via de website van DUO.

De uiterste datum waarop alle cijfers kunnen worden ingevuld en geüpload is  31 januari 2023. Het gemiddelde SE- of overgangscijfer van een kandidaat wordt omgezet in een cijfercategorie.

Niet regulier vwo

Voor kandidaten met een niet reguliere (vwo-)vooropleiding geldt dat zij worden ingedeeld in de gemiddelde cijfercategorie (gemiddeld cijfer tussen 7,0 en 7,49). Voor kandidaten wiens school vanwege de AVG geen SE- of overgangscijfers meer mag aanleveren, geldt dat zij worden ingedeeld in de gemiddelde cijfercategorie (gemiddeld cijfer tussen 7,0 en 7,49).

Artikel 7

[…]

2. Er is slechts één selectiedag. Dit houdt in dat er geen beroep kan worden gedaan op een extra gelegenheid om welke reden dan ook.

[…]

Artikel 8

1.  De uitslag van de selectie wordt vastgesteld op basis van de beoordeling van de selectiecriteria zoals gespecificeerd in artikel 4 van dit reglement.

2. De beoordeling van de selectiecriteria geschiedt voor alle kandidaten op gelijke wijze; er wordt geen rekening gehouden met bijzondere omstandigheden van kandidaten voorafgaand aan of tijdens het doorlopen van de selectieprocedure.

[…]

Artikel 9

1.a.  Ranking vindt allereerst plaats op basis van de score voor de kennis- en inzichttoets. Een kandidaat die beter scoort op de kennis- en inzichttoets dan een andere kandidaat krijgt een kansrijker rangnummer. Vervolgens wordt, aan de hand van een van tevoren vastgestelde systematiek, het definitieve rangnummer achtereenvolgens bepaald door de score op de non-cognitieve toets, de score voor de reflectie op aspecten van motivatie (indien toegekend zie lid b), en de vwo-cijfers. Iedereen die goed scoort op de kennis- en inzichttoets, maakt een goede kans op een kansrijk rangnummer (1 t/m 304). Immers, hoe hoger de score op de kennis- en inzichttoets is, hoe kansrijker en dus lager het rangnummer en daarmee des te meer kans de kandidaat maakt op een bewijs van toelating. In totaal zijn 304 plaatsen te vergeven. Over definitieve invulling van alle plaatsen valt pas duidelijkheid te geven wanneer de volledige procedure is afgehandeld. Deze definitieve afhandelingsdatum is 15 september.

b. Wanneer een kandidaat een opvallend lage score op de non-cognitieve toets behaalt dan wordt dat beschouwd als een indicator dat de betreffende kandidaat zich hierin nog moet ontwikkelen. In dat geval is er reden om de reflectie op aspecten van motivatie te beoordelen en beide criteria in samenhang te beschouwen, zodat een breder beeld van het non-cognitieve totaalprofiel van de kandidaat ontstaat.

c. Bij het behalen van een voldoende hoge score voor de kennis- en inzichttoets in combinatie met een negatief beoordeeld non-cognitief totaalprofiel, bepaalt een expertpanel, aan de hand van een van tevoren vastgestelde systematiek, of het rangnummer hetzelfde blijft of minder kansrijk wordt t.o.v. de onder lid 1a beschreven werkwijze.

[…]

Artikel 11

Indien er zich situaties voordoen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de Selectiecommissie.