Uitspraak 202303997/3/A2


Volledige tekst

202303997/3/A2.
Datum beslissing: 16 november 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.

Procesverloop

Bij brief, via e-mail ingekomen op 15 november 2023, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. G.T.J.M. Jurgens (hierna: de staatsraad) als lid van de Afdeling belast met de behandeling van de zaak nr. 202303997/1/A2.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De staatsraad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter zitting behandeld op 16 november 2023, waar het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. M.J. Wijnen, is verschenen. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Beslissing

Bij mondelinge beslissing van 16 november 2023 heeft de Afdeling

I. het verzoek om wraking afgewezen, en

II. bepaald dat een volgend verzoek van [verzoeker] om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

Overwegingen

Daartoe heeft de Afdeling het volgende overwogen.

1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.       Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.

3.       [verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de schijn van vooringenomenheid is gewekt omdat de staatsraad geen aanleiding heeft gevonden om een door [verzoeker] genoemde persoon voor de zitting op te roepen.

4.       De staatsraad heeft uiteengezet dat in reactie op het verzoek van [verzoeker] om deze persoon op te roepen aan [verzoeker] te kennen is gegeven dat dit verzoek vooralsnog is afgewezen. Als de behandeling van de zaak op de zitting daartoe aanleiding geeft, kan alsnog worden besloten om deze persoon op te roepen om op een zitting te verschijnen.

5.       De beslissing om getuigen op te roepen is een procesbeslissing. De vraag of een procesbeslissing al dan niet juist is, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure, omdat het instrument van wraking niet is bedoeld om aan te wenden als rechtsmiddel tegen de inhoud van procesbeslissingen. Zulke procesbeslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, als deze op zich, dan wel in onderlinge samenhang bezien, dan wel bezien in samenhang met het verdere optreden van de staatsraad, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid van de staatsraad die de betrokken beslissing of beslissingen heeft genomen.

In wat [verzoeker] heeft aangevoerd heeft de Afdeling geen grond gevonden voor het oordeel dat een dergelijke situatie zich in dit geval voordoet. De enkele omstandigheid dat de staatsraad op basis van de mondelinge behandeling wil beslissen over het al dan niet oproepen van de door [verzoeker] bedoelde getuige, biedt geen grond voor het oordeel dat de staatsraad vooringenomen heeft gehandeld.

6.       Het optreden van [verzoeker] moet naar het oordeel van de Afdeling worden gekwalificeerd als misbruik van de bevoegdheid om een verzoek om wraking te doen. [verzoeker] heeft in deze procedure al eerder een verzoek om wraking van de staatsraad ingediend en vervolgens ook een verzoek om wraking van de wrakingskamer. Deze twee verzoeken hebben geleid tot de beslissing van de Afdeling van 20 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3866. [verzoeker] heeft in deze zaak nu dus voor de derde keer een verzoek ingediend. Bovendien is dit verzoek ingediend op 15 november 2023 om 22:02, dus in de avond voor de mondelinge behandeling van de hoofdzaak, die was geagendeerd voor de zitting van 16 november 2023 om 10:00. Dit terwijl de staatsraad al bij brief van 2 november 2023 een reactie had gegeven op het verzoek van [verzoeker] om een persoon op te roepen.

Gelet hierop heeft de Afdeling aanleiding gezien om op de voet van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb, te bepalen dat een volgend verzoek om wraking van [verzoeker] in deze zaak, niet in behandeling wordt genomen.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

w.g. Steendijk
voorzitter

w.g. Boer
griffier

745