Uitspraak 202201433/3/A3


Volledige tekst

202201433/3/A3.
Datum uitspraak: 1 november 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:

[opposant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 in zaak nr. 202201433/2/A3.

Procesverloop

Bij uitspraak van 6 juli 2022, in zaak nr. 202201433/2/A3, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep van [opposant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 februari 2022 kennis te nemen. De uitspraak van de Afdeling is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [opposant] verzet gedaan.

De Afdeling heeft het verzet ter zitting behandeld op 21 september 2023, waar [opposant] is verschenen.

Overwegingen

1.       De relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

2.       [opposant] heeft een geschil over een briefadres met het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht. Dit geschil heeft geleid tot een beroep van [opposant] tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift.

3.       In de uitspraak van 27 oktober 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het bestuursorgaan niet in gebreke was te beslissen. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van de in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb gegeven bevoegdheid om uitspraak te doen zonder behandeling ter zitting.

4.       [opposant] heeft daartegen verzet gedaan. In de uitspraak van 23 februari 2022 heeft de rechtbank dit verzet niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de rechtbank maakt [opposant] bij het doen van verzet misbruik van recht. De rechtbank meent dat uit de handelwijze van opposant, zijn procedeergedrag en de vele door hem gevoerde procedures zonder redelijk doel blijkt dat het hem ook bij het instellen van dit verzet niet daadwerkelijk is te doen om enig onderliggend materieel recht te effectueren, maar dwangsommen, proceskostenvergoedingen en verletkosten te willen innen. Het verzet is zonder zitting afgedaan.

5.       Tegen deze uitspraak heeft [opposant] hoger beroep ingesteld. De Afdeling heeft zich in de uitspraak van 6 juli 2022 onbevoegd verklaard om hiervan kennis te nemen, omdat tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb, gelet op artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, geen hoger beroep kan worden ingesteld. Dit lijdt slechts uitzondering, indien zich een zodanig ernstige schending van de eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen heeft voorgedaan, dat van een eerlijk proces geen sprake is. De Afdeling heeft in de uitspraak, waarvan verzet, geoordeeld dat hiervan niet is gebleken. De Afdeling heeft gebruik gemaakt van de in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb gegeven bevoegdheid om uitspraak te doen zonder behandeling ter zitting.

6.       [opposant] heeft daartegen verzet gedaan. Daarover gaat deze uitspraak. [opposant] voert in verzet aan dat de Afdeling in de uitspraak van 6 juli 2022 onvoldoende is ingegaan op de gronden en procesverzoeken die hij in zijn hogerberoepschrift heeft aangevoerd. Ook voert hij aan dat de Afdeling ten onrechte geen grond heeft gezien voor doorbreking van het appelverbod omdat de rechtbank hem niet heeft gehoord over het door hem gedane verzet. Met verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling van 3 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3430, voert hij aan dat dit een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel oplevert.

7.       Het doel van deze verzetprocedure is slechts na te gaan of, in dit geval, het hoger beroep van [opposant] ten onrechte vereenvoudigd is behandeld op grond van artikel 8:54 van de Awb. De Afdeling kan zich alleen zonder zitting onbevoegd verklaren om van een hoger beroep kennis te nemen als dat ‘kennelijk’ het geval is. Die term ‘kennelijk’ betekent dat er geen twijfel mogelijk is dat de Afdeling niet mag beslissen op het hoger beroep, omdat zij niet de bevoegde rechter is. Als tegen zo’n

‘kennelijk’-uitspraak verzet wordt ingesteld, moet de rechter die op dat verzet beslist beoordelen: (a) of de Afdeling terecht heeft geoordeeld dat zij niet de bevoegde rechter is, en (b) of daar geen twijfel over mogelijk is. Daarbij neemt de rechter alle argumenten van de indiener mee die te maken hebben met die onbevoegdverklaring. Dat kunnen ook nieuwe feiten of nieuwe argumenten zijn die daar over gaan.

8.       De Afdeling is van oordeel dat in de uitspraak van 6 juli 2022 terecht geen grond is gezien voor het oordeel dat het appelverbod zou kunnen worden doorbroken omdat [opposant] bij de rechtbank niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord over het door hem gedane verzet. Voor dat oordeel is het volgende van belang.

9.       Anders dan [opposant] meent is het niet zo dat in alle gevallen waarin een verzet ongegrond dan wel niet-ontvankelijk is verklaard zonder dat de indiener van het verzetschrift overeenkomstig artikel 8:55, vierde lid, van de Awb in de gelegenheid is gesteld op een zitting te worden gehoord, geen sprake is geweest van een eerlijk proces, waarop doorbreking van het appelverbod moet volgen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4135) mag het recht op toegang tot de rechter worden beperkt en is dat niet in strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), mits de beperkingen niet in essentie het recht op toegang tot de rechter schaden, een gerechtvaardigd doel dienen en proportioneel zijn. Niet-ontvankelijkverklaring van een rechtsmiddel dat misbruik van recht inhoudt, voldoet aan die eisen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat ingevolge artikel 6, eerste lid, van het EVRM een rechterlijke procedure eerlijk dient te verlopen.

10.     Het verzet van [opposant] is niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. Omdat de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege misbruik van recht, is de rechtbank niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzet. Dat is afgezien van horen, terwijl daar wel om is verzocht, kan alleen grond opleveren voor doorbreking van het appelverbod, indien aan een inhoudelijke behandeling van het verzet, waarop dat horen betrekking heeft, had moeten worden toegekomen. Alleen dan is door het afzien van het horen sprake van een zodanige evidente schending van eisen van een goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen dat van een eerlijk proces geen sprake is. Daarom moet in hoger beroep eerst worden getoetst of het oordeel van de rechtbank dat [opposant] bij het doen van verzet misbruik maakte van recht juist is. Is dat namelijk het geval, dan is de omstandigheid dat [opposant] niet ter zitting is gehoord, geen aanleiding voor het oordeel dat van een eerlijk proces geen sprake is geweest. De rechtbank is in dat geval namelijk terecht niet aan een inhoudelijke behandeling van het verzet toegekomen, zodat het horen daarover ook geen toegevoegde waarde had. Vergelijk: de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:105.

11.     Wat [opposant] in hoger beroep heeft aangevoerd, geeft geen grond voor het oordeel dat de rechtbank in verzet ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht. Daarom kan de omstandigheid dat [opposant] bij de rechtbank niet in de gelegenheid is gesteld over zijn verzet te worden gehoord en er geen openbare behandeling heeft plaatsgevonden, niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een ernstige schending van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces.

11.1.  Anders dan [opposant] heeft aangevoerd is de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2022 niet vergelijkbaar met zijn situatie. In die zaak heeft de rechtbank zowel het door [opposant] ingestelde beroep als het door hem gedane verzet, zonder hem voorafgaand in de gelegenheid te stellen op een zitting te worden gehoord, wegens misbruik van recht niet-ontvankelijk verklaard. Daardoor heeft er bij de rechtbank geen inhoudelijke behandeling plaatsgevonden terwijl in verzet ter beoordeling stond of de rechtbank terecht zonder behandeling ter zitting tot het oordeel kon komen dat sprake is van misbruik van recht en het horen in verzet daarop betrekking zou hebben gehad. De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat daarmee een fundamenteel beginsel, dat van een eerlijk proces, is geschonden, en heeft om die reden grond gezien voor doorbreking van het appelverbod. In dit geval stond in verzet niet ter beoordeling of de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk had verklaard vanwege misbruik van recht.

12.     [opposant] heeft in verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat in de uitspraak, waarvan verzet, ten onrechte toepassing is gegeven aan artikel 8:54 van de Awb. Het verzet biedt geen grond voor twijfel aan de juistheid van de uitkomst van de uitspraak van 6 juli 2022 en leidt niet tot de slotsom dat voortzetting van het onderzoek nodig was en dat [opposant] voorafgaand aan die uitspraak door de Afdeling had moeten worden gehoord. Aan dat wat [opposant] in zijn hogerberoepschrift heeft aangevoerd kan niet worden toegekomen omdat de Afdeling zich terecht onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep.

13.     Het verzet is ongegrond.

14.     De proceskosten hoeven niet te worden vergoed.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, griffier.

w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Larsson-van Reijsen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2023

978

BIJLAGE

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

Artikel 6

1. Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.

Algemene wet bestuursrecht

Titel 8.2. Behandeling van het beroep in eerste aanleg

Afdeling 8.2.4. Vereenvoudigde behandeling

Artikel 8:54

1. Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat:

a. de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is,

b. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,

[…]

2. In de uitspraak na toepassing van het eerste lid worden partijen gewezen op artikel 8:55, eerste lid.

Artikel 8:55

1. Tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de bestuursrechter.

[…]

4. Alvorens uitspraak te doen op het verzet, stelt de bestuursrechter de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd, in de gelegenheid op een zitting te worden gehoord, tenzij hij van oordeel is dat het verzet gegrond is. In andere gevallen kan de bestuursrechter de indiener in de gelegenheid stellen op een zitting te worden gehoord.

[…]

7. De uitspraak stekt tot:

a. niet-ontvankelijkverklaring van het verzet,

b. ongegrondverklaring van het verzet, of

c. gegrondverklaring van het verzet.

Titel 8.5 Hoger beroep

Artikel 8:104

[…]

2. Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen:

[…]

c. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid na toepassing van artikel 8:54, eerste lid,

[…]