Uitspraak 202306444/1/A2


Volledige tekst

202306444/1/A2.
Datum uitspraak: 23 oktober 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Stichting Denktank en Advies NPI-DPI (hierna: de stichting), gevestigd te Gorinchem,
appellante,

en

het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer (hierna: het centraal stembureau),
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 oktober 2023 heeft het centraal stembureau de kandidatenlijsten met daarboven de aanduiding ‘PVV (Partij voor de Vrijheid)’ voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer geldig verklaard.

Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.

Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 oktober 2023, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.T. Smits, advocaat te Gorinchem, en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. I. Bakker en mr. M. Bijl, zijn verschenen.

Overwegingen

Het beroep

1.       De stichting betoogt dat het centraal stembureau de kandidatenlijsten van de Partij voor de Vrijheid ten onrechte geldig heeft verklaard. Daartoe voert zij - samengevat weergegeven - aan dat als een politieke groepering onder een bepaalde aanduiding op de kandidatenlijsten wil deelnemen aan de Tweede Kamerverkiezingen, deze de aanduiding moet laten registreren. Alleen politieke groeperingen die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid zijn, kunnen op grond van artikel G 1 van de Kieswet een aanduiding laten registreren. De Partij voor de Vrijheid voldoet niet aan dit vereiste. De vereniging achter deze politieke groepering is opgericht door G. Wilders en de stichting Groep Wilders met als enige bestuurder G. Wilders. De vereniging achter de politieke groepering Partij voor de Vrijheid bestaat feitelijk dus uit één natuurlijke persoon en is daarmee niet te kwalificeren als groepering of vereniging. Omdat de Partij voor de Vrijheid geen democratische politieke partij is, heeft het centraal stembureau ten onrechte de aanduiding en het logo van de Partij voor de Vrijheid, die bij een eerdere verkiezing is geregistreerd en vervolgens automatisch is verlengd, boven de kandidatenlijst geplaatst. Ter zitting heeft de stichting toegelicht dat met de vaststelling van de kandidatenlijsten van de Partij voor de Vrijheid, de aanduidingen ook opnieuw zijn geregistreerd. Het centraal stembureau had de kandidatenlijsten voor de Partij voor de Vrijheid vanwege het ondemocratische karakter van de partij ook ongeldig moeten verklaren, aldus de stichting.

Wettelijk kader

2.       Artikel H 3 van de Kieswet luidt:

"1. De inlevering van de lijst geschiedt persoonlijk door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing. De inleveraar identificeert zich met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. De kandidaten kunnen bij de inlevering aanwezig zijn.

[…]"

Artikel I 5 van de Kieswet luidt:

"Voor een kieskring is ongeldig de lijst:

a.       die niet op de dag van kandidaatstelling tussen negen en zeventien uur bij het centraal stembureau is ingeleverd;

b.       waarbij, indien ten behoeve van de lijst een waarborgsom moet worden betaald, niet gevoegd is het bewijs dat deze betaling is verricht;

c.       waarbij, indien bij de lijst verklaringen van ondersteuning moeten worden overgelegd, niet ten minste het aantal geldige verklaringen voor deze kieskring, genoemd in artikel H 4, eerste lid, is overgelegd;

d.       die niet voldoet aan het bij ministeriële regeling vastgestelde model;

e.       die niet persoonlijk is ingeleverd door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing;

f.        waarbij de inleveraar zich niet heeft geïdentificeerd met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;

g.       waarop door toepassing van artikel I 6 alle kandidaten zijn geschrapt."

Artikel I 6 van de Kieswet luidt:

"[…]

2. Het centraal stembureau schrapt, in de volgorde in dit lid aangewezen, de aanduiding van een politieke groepering van de lijst voor een kieskring, indien:

a.       een daarop betrekking hebbende verklaring als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3 ontbreekt;

b.       de aanduiding geplaatst is boven meer dan één van de voor dezelfde kieskring ingeleverde lijsten.

[…]"

Beoordeling van het beroep

3.       Het betoog van de stichting dat het centraal stembureau de aanduiding had moeten schrappen, dan wel niet boven de kandidatenlijsten had mogen plaatsen, slaagt niet. De registratie van de aanduiding is in rechte onaantastbaar, zodat het centraal stembureau, gelet op artikel I 6, tweede lid, van de Kieswet die aanduiding niet mocht schrappen en daarom moest plaatsen boven de kandidatenlijsten.

4.       Voor zover de stichting opkomt tegen de geldigverklaring van de kandidatenlijsten, overweegt de Afdeling als volgt.

5.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 april 2014; ECLI:NL:RVS:2014:1585, herbevestigd in onder meer de uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2021; ECLI:NL:RVS:2021:300) is in de geschiedenis van de totstandkoming van de algemene herziening van de Kieswet in 1989 (Kamerstukken II 1987/88, 20 264, nr. 3, blz. 27 en Kamerstukken II 1988/89, 20 264, nr. 8, blz. 25-27) onder meer vermeld dat de administratie, in dit geval het centraal stembureau, niet belast dient te worden met een inhoudelijke beoordeling van doelstellingen of activiteiten van politieke groeperingen, maar dat deze taak aan de rechter dient te worden voorbehouden. Voorts blijkt uit deze geschiedenis dat de wetgever er uitdrukkelijk voor heeft gekozen dat kandidatenlijsten worden ingediend door individuele kiezers en niet door politieke groeperingen. In artikel H 3, eerste lid, van de Kieswet is dan ook uitdrukkelijk bepaald dat de inlevering van een kandidatenlijst persoonlijk door een voor die verkiezing kiesgerechtigde kiezer geschiedt. Hieruit vloeit voort dat de wetgever heeft beoogd de rechtmatigheidstoets van de statuten, doelstellingen en werkzaamheden van politieke groeperingen in handen te leggen van de burgerlijke en strafrechter en aan het centraal stembureau slechts op te dragen de door kiezers ingediende kandidatenlijsten, die al dan niet zijn voorzien van een aanduiding van een politieke groepering, te toetsen aan limitatief in de Kieswet opgesomde formele vereisten, waarvan de betekenis op voorhand duidelijk is. Het centraal stembureau heeft, gelet op het voorgaande, terecht niet de rechtmatigheid van de Partij voor de Vrijheid, haar statuten, doelstellingen of activiteiten betrokken bij de toetsing van de geldigheid van de kandidatenlijsten.

6.       Het centraal stembureau heeft daarom terecht geen aanleiding gezien om, gelet op de limitatief in artikel I 5 van de Kieswet opgesomde formele vereisten, de lijst ‘PVV (Partij voor de Vrijheid)’ ongeldig te verklaren.

Het betoog faalt ook.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       Het centraal stembureau hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.

w.g. Den Ouden
voorzitter

w.g. Rijsdijk
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2023

705