Uitspraak 202107434/1/V2


Volledige tekst

202107434/1/V2.
Datum uitspraak: 2 juni 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 4 november 2021 in zaak nr. 20/2843 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 16 september 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling tot het wijzigen van het doel van haar verblijfsvergunning afgewezen.

Bij besluit van 12 maart 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 4 november 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Y. Özdemir, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 17 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1060, onder 4.1 tot en met 4.3 over de beoordeling van artikel 8 van het EVRM bij een vreemdeling met een Chavez-Vilchez-verblijfsrecht). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.

w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Bossmann
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2023

314-979