Uitspraak 202207024/1/R1


Volledige tekst

202207024/1/R1.
Datum uitspraak: 31 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te [woonplaats], en [appellante C], gevestigd te [plaats],
appellanten,

en

de raad van de gemeente Landsmeer,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Den Ilp 14-16 Landsmeer" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.

Sneek Beheer B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 april 2023, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. B.J. Meruma, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.M. van Gorsel, E. Bout, I.P. van Eck en M. Berenschot, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Sneek Beheer B.V., vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Bij besluit van 29 september 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Den Ilp 14-16 Landsmeer" (hierna: het plan) vastgesteld. Op dit besluit is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Het plan voorziet in de bouw van 47 woningen op de voormalige houthandellocatie Sneek Hout. Op basis van het vorige bestemmingsplan had de locatie de bestemming "Bedrijf". Aan het plangebied zijn met het plan onder andere de bestemmingen "Wonen - 1" en "Wonen - 3" toegekend. Sneek Beheer B.V. en ErfGoed B.V. zijn de ontwikkelaars van de voorziene woningen.

2.       [appellant A] is eigenaar en verhuurder van het bedrijfsterrein aan [locatie], ten zuiden van het plangebied. Het plangebied wordt door oppervlaktewater gescheiden van het naastgelegen bedrijfsterrein. [appellant C] is houder van een omgevingsvergunning voor de bedrijfsvoorzieningen op dat terrein en [appellant B] exploiteert een bootservice ter plaatse. [appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]) vrezen met de komst van de woningen voor een beperking van de toekomstige bedrijfsactiviteiten en uitbreidingsmogelijkheden. De omgevingsvergunning voor het plaatsen van twee steigers en een betonplaat ten behoeve van een was- en hijsplaats voor boten is met een zogenoemde binnenplanse afwijkingsmogelijkheid verleend. [appellant] vreest dat de toekomstige bewoners zullen klagen over geluidsoverlast, inschijnend licht en verkeersbewegingen vanuit het bedrijf. Ook zal de komst van de woningen invloed kunnen hebben op de verhuurbaarheid van de bedrijfsunits, zo betogen zij. Ter zitting heeft [appellant] de beroepsgrond over de hinder door inschijnend licht ingetrokken.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Omgevingstype

4.       [appellant] voert aan dat de raad ten onrechte is uitgegaan van het omgevingstype "gemengd gebied" als bedoeld in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) in plaats van het omgevingstype "rustige woonwijk". Het plangebied heeft alle kenmerken van een rustige woonwijk, waarbinnen geen sprake is van functiemenging. Het plangebied ligt in de rustige en groene bufferstrook tussen natuurgebied Het Twiske en het als gemengd gebied te karakteriseren lint. De zuidelijke begrenzing is een doorgaande watergang voor recreatievaart. Het is volgens [appellant] niet begrijpelijk dat alleen vanwege de aanwezigheid van het bedrijf van [appellant] het gebied wordt gekwalificeerd als gemengd gebied.

4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat sprake is van functiemenging langs het lint. In de directe nabijheid van het plangebied liggen gronden met de bestemmingen "Bedrijf", "Recreatie" en "Agrarisch". Verder grenst het plangebied aan een drukke doorgaande weg met verschillende soorten lintbebouwing met gemengde functies.

4.2.    De VNG-brochure maakt voor de richtafstanden onderscheid tussen verschillende omgevingstypen, namelijk "rustige woonwijk" en "gemengd gebied". Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voor het omgevingstype gemengd gebied gelden kortere richtafstanden dan voor het omgevingstype rustige woonwijk.

Volgens de VNG-brochure wordt onder het omgevingstype "rustige woonwijk" verstaan een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er volgens de VNG-brochure bij een dergelijk omgevingstype vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor en langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren volgens de VNG-brochure eveneens tot het omgevingstype "gemengd gebied", omdat daar de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden kan rechtvaardigen.

4.3.    De Afdeling stelt vast dat er rondom het plangebied verschillende  functies lang het lint voorkomen. De bedrijven ter plaatse zijn niet wijkgebonden. Zo is er een sauna aan de overzijde van het plangebied aan Den Ilp 19 en een autobedrijf aan Den Ilp 20 gevestigd. Het plangebied van het bestemmingsplan "Het Lint 2015" wordt in het midden gescheiden door een doorgaande weg tussen Amsterdam en Purmerend. In de plantoelichting van het bestemmingsplan "Het Lint 2015" staat dat heel veel verschillende functies, zoals winkels, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen in het plangebied aanwezig zijn. Wat [appellant] aanvoert geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid daarvan. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat er sprake is van "gemengd gebied".

Het betoog slaagt niet.

Richtafstand

5.       [appellant] voert aan dat er, ook als wordt uitgegaan van een "gemengd gebied", niet wordt voldaan aan de in de VNG-brochure opgenomen richtafstand voor milieucategorie 2. Hij wijst erop dat er vooroverleg heeft plaatsgevonden dat erop was gericht de activiteiten op zijn terrein op te schalen naar "milieucategorie 3", maar dit overleg is volgens hem plotseling afgebroken toen dit plan in ontwikkeling kwam. Vanaf de noordwestelijke punt van het bedrijfsterrein is de grootste afstand 20 meter ten opzichte van de bestemming "Wonen - 3". Naar het oosten loopt het water schuin tot een afstand van 4 meter tussen het bedrijfsterrein en de woonbestemming. Vanaf de plangrens van het bedrijfsterrein tot de grens van het bouwvlak op de bestemming "Wonen - 3" is de afstand 24 meter over de gehele lengterichting. Verder kan de achtergevel van de woningen vergunningvrij tot 4 meter in de richting van het bedrijfsterrein opschuiven. Het had op de weg van de raad gelegen voldoende afstand vast te leggen tussen de begrenzing van het bedrijfsterrein en de dichtstbijzijnde woning, aldus [appellant]. In het nader stuk voert [appellant] aan dat ook het tussenliggende oppervlaktewater met bestemming "Water - 1" binnen de planbegrenzing valt. Op het gedeelte ten noorden en ten westen van het bedrijfsterrein staat de vergunde aanlegsteiger van [appellant]. De raad heeft de aanlegsteiger en ligplaatsstrook bij vaststelling van het plan niet betrokken, zo stelt hij.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat activiteiten in milieucategorie 3 op grond van het bestemmingsplan "Het Lint 2015" - dat een conserverend karakter heeft - niet toegestaan zijn. Voor milieucategorie 2 geldt volgens de VNG-brochure een richtafstand van 10 meter voor het omgevingstype "gemengd gebied". De kortste afstand tussen de grens van de bestemming: "Bedrijf" en de gevels van de voorziene woningen is volgens de raad circa 25 meter. Ook bij een vergunningvrije uitbouw van 4 meter wordt nog steeds voldaan aan de richtafstand, zo betoogt de raad.

5.2.    Ten aanzien van de wijze van meten van de richtafstand heeft de Afdeling eerder overwogen in haar uitspraak van 22 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX5263, dat de richtafstanden volgens de VNG-brochure gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van de woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. Er had niet tevens rekening hoeven te worden gehouden met bedrijven in milieucategorie 3. Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn bedrijven in deze milieucategorie ter plaatse namelijk niet toegestaan. De enkele omstandigheid dat in het verleden gesprekken tussen [appellant] en de gemeente hebben plaatsgevonden over een mogelijke "opschaling" van het bedrijfsterrein naar die categorie, maakt dit niet anders. De kortste afstand tussen de grens van de bestemming "Bedrijf", waar bedrijven tot en met categorie 2 zijn toegestaan, en de uiterste gevelgrens van de voorziene woningen bedraagt ongeveer 20 meter. De afstand tussen de vergunde aanlegsteiger aan de noordelijke zijde van het bedrijfsgebied bedraagt ongeveer 12 meter. Dit betekent dat in zoverre wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter die geldt voor een gemengd gebied en er in beginsel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De raad merkt met juistheid op dat dat niet anders is wanneer rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van het vergunningvrij uitbouwen van woningen. Daarbij is mede van belang dat die mogelijkheid in dit geval ook wordt beperkt door het feit dat er een slechts een betrekkelijk smalle strook grond ligt tussen de achtergevel van de woningen en het water waardoor de percelen worden begrensd.

Het betoog slaagt niet.

Geluidsoverlast

6.       [appellant] voert aan dat er geluidsoverlast ter plaatse van de woningen zal ontstaan. Het maximaal toegestane geluidniveau wordt overschreden in de avond. In het rapport "Akoestisch onderzoek industrielawaai Woningbouwplan Ilper Tuin" van 5 april 2022, uitgevoerd door Kragten (hierna: het akoestisch onderzoek) is volgens [appellant] geen rekening gehouden met vergunningvrij bouwen, met het proefdraaien en afspuiten op het achterterrein en met verkeersbewegingen. Hierbij zullen vooral de activiteiten aan de westzijde een potentiële bron van hinder zijn, aangezien de activiteiten nu zoveel mogelijk aan de westzijde op de grootst mogelijke afstand van de bestaande woningen in de omgeving, aan Den Ilp 7 a-c, aan de oostzijde van het bedrijf van [appellant], worden uitgevoerd.  Het gaat dan om schuur-, straal-, boor-, zaag-,  las-  en  schroefwerkzaamheden voor reparatie en onderhoud van de boten. Ook worden boten geverfd en gespoten met een stoomhogedrukreiniger. Verder wordt gebruik gemaakt van een heftruck die bij achteruitrijden een akoestisch beveiligingssignaal heeft. Deze heftruck wordt gebruikt voor transport en hijswerkzaamheden voor het in en uit het water halen van boten. Verder heeft het water een geluidversterkend effect en is de overheersende windrichting zuidwestelijk, waardoor het geluid wordt meegevoerd over het water. De raad heeft geen gebruik gemaakt van het aanbod van [appellant] om een maatgevend brononderzoek op het achterterrein uit te voeren, om de te verwachten geluidimmissie op de dichtstbijzijnde woonbestemming vast te stellen. Het belang van [appellant] wat betreft toekomstige bedrijfsuitbreiding is volgens hem onvoldoende bij de besluitvorming betrokken. In de beantwoording van de zienswijze tegen het ontwerpplan wordt geen blijk gegeven van een eigen beoordeling door de raad van de situatie en de te verwachten spanning tussen wonen en werken, zo betoogt [appellant]. In het nader stuk voert [appellant] aan dat het geluid afkomstig vanaf de vergunde aanlegsteigers niet in het akoestisch onderzoek betrokken is. Daarbij voert hij aan dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte een bodemfactor van 0,5 is toegepast ter plaatse van het oppervlaktewater. Verder is er volgens hem ten onrechte gerekend met de standaardmodellering in plaats van rekening te houden met de feitelijke situatie. Voor de heftruck geldt bijvoorbeeld een bronniveau van 112 dB(A), aldus [appellant].

6.1.    De raad merkt op dat, ondanks het feit dat wordt voldaan aan de richtafstand uit de VNG-brochure, zekerheidshalve een akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar de geluidbelasting. Hierbij is uitgegaan van de representatieve maximale invulling voor een bedrijf in milieucategorie 2. De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus bedragen ter plaatse van de woningen ten hoogste 46 dB(A) in de dagperiode, 41 dB(A) in de avondperiode en 36 dB(A) in de nachtperiode. De etmaalwaarde bedraagt 46 dB(A). Gelet hierop wordt voldaan aan de richtwaarde van 50 dB(A) uit stap 2 van de VNG-publicatie voor woningen in gemengd gebied. Het maximale geluidniveau bedraagt ter plaatse van de nieuwe woningen 66 dB(A) in de dag-, avond-, en nachtperiode. In de avond- en nachtperiode wordt hiermee niet voldaan aan de richtwaarde van 65 dB(A) uit stap 2 van de VNG-publicatie. Echter wordt momenteel het bedrijfsperceel ook al omringd door woningen. Hierdoor worden de toegestane maximale geluidniveaus al begrensd. Verder zouden volgens de raad bij vergunningvrij bouwen tot 4 meter vanaf de gevel de geluidniveaus slechts met 1 dB toenemen. Daar wordt bij opgemerkt dat uit eigen informatie van [appellant] naar voren komt dat vrijwel alle activiteiten overdag tussen 07.00 en 19.00 uur plaatsvinden. Ten slotte heeft de raad geen aanbod van [appellant] kunnen terugvinden om een maatgevend brononderzoek op het achterterrein uit te voeren.

6.2.    Indien de relevante richtafstand uit de VNG-brochure wordt aangehouden behoeft het gemeentebestuur in beginsel geen verdere toetsing te verrichten. Het gemeentebestuur kan er desondanks voor kiezen om onderzoek te laten verrichten naar de gevolgen van een activiteit voor het woon- en leefklimaat. In dergelijke gevallen kan de appellant dat onderzoek bestrijden. De Afdeling dient dan te beoordelen of dat onderzoek zorgvuldig is verricht en kan niet volstaan met een verwijzing naar de richtafstand, nu het gemeentebestuur daar zelf ook niet mee heeft volstaan. In dit geval wordt voldaan aan de richtafstand en is er niettemin zekerheidshalve een onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting ter plaatse.

6.3.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer haar uitspraak van 4 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW0780, dient bij een onderzoek naar de geluidbelasting te worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.

6.4.    De Afdeling is van oordeel dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van de representatieve maximale invulling voor een bedrijf in milieucategorie 2, zoals op basis van het geldende bestemmingsplan is toegestaan. Zoals onder 5.2 reeds is overwogen had er niet tevens rekening hoeven te worden gehouden met bedrijven in milieucategorie 3. Gelet hierop is in beginsel in het akoestisch onderzoek een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden als uitgangspunt genomen. Aangezien is uitgegaan van de maximale invulling voor een bedrijf in categorie 2 zijn er geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de door [appellant] genoemde activiteiten aan de westzijde niet zijn betrokken in het akoestisch onderzoek. Op grond van het akoestisch onderzoek moet verder worden aangenomen dat het geluidversterkend effect van het tussenliggende oppervlaktewater bij de beoordeling is betrokken. Er wordt namelijk gerekend met een bodemfactor van 0,0 conform artikel 2.8 van het Reken- en meetvoorschrift 2012. Sneek Beheer B.V. heeft in de schriftelijke uiteenzetting toegelicht dat dit abusievelijk onjuist is weergegeven, maar dat in de berekening wel is uitgegaan van de juiste categorie. Dit is volgens Sneek Beheer B.V. ook bevestigd door Kragten. De Afdeling ziet geen grond om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Gelet hierop is aannemelijk dat de juiste bodemfactor is toegepast.

6.5.    Het rekenmodel is gebaseerd op de passende waarde van 45 dB(A) op 30 meter van de terreingrens die uit de VNG-brochure volgt. Uit die berekening komt naar voren dat wordt voldaan aan de streefwaarde van 50 (dB)(A) als langtijdgemiddelde. Voor het maximaal geluidniveau gelden voor achtereenvolgens de dag-, avond-, en nachtperiode maximale streefwaarden van respectievelijk 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A). Het maximaal geluidniveau bedraagt volgens de berekening ter plaatse van de voorziene woningen ten hoogste 66 dB(A) in de dag-, avond-, en nachtperiode. Voor de avond- en nachtperiode ligt het maximale geluidniveau daarmee boven de streefwaarde.

In de aan [appellant] verleende omgevingsvergunning is echter bepaald dat de reparatiewerkzaamheden zoveel mogelijk in de loods uitgevoerd dienen te worden. Daarbij gelden voorschriften op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In de voorschriften van de vergunning is opgenomen dat het beroepsmatig onderhouden en repareren van pleziervaartuigen in de buitenlucht niet is toegestaan. Ook het testen van buitenboordmotoren is niet toegestaan in de buitenlucht. Verder is in de verleende omgevingsvergunning opgenomen dat de werkzaamheden welke voorzien in het repareren, testen van buitenboordmotoren en het wassen van boten niet mogen worden vergroot naar in het bestemmingsplan genoemde "scheepsbouw- en reparatiebedrijven".

Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat het geluid afkomstig van de steigers niet betrokken is in het akoestisch onderzoek. Daarbij zijn de steigers niet vergund voor reparatie- of onderhoudswerkzaamheden of voor het testen van buitenboordmotoren. In de ruimtelijke en technische motivering bij de omgevingsvergunning en in de aanvraag is aangegeven dat de steigers worden gerealiseerd om het aanleggen van boten langs de kade te vergemakkelijken. Gelet op het voorgaande mocht de raad uitgaan van de resultaten van het akoestisch onderzoek en wordt het bedrijf van [appellant] uitgaande van de bestaande bedrijfsvoering niet belemmerd als gevolg van het plan. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat het maximaal geluidniveau ’s avonds en ’s nachts alleen ter plaatse van de voorste voorziene woningen 1 dB boven de streefwaarde ligt en [appellant] aangegeven heeft dat de meeste activiteiten overdag plaatsvinden.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Sparreboom
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023

195-1036