Uitspraak 202302569/2/V3


Volledige tekst

202302569/2/V3.
Datum uitspraak: 24 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van [de vreemdeling] om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 19 april 2023 in zaak nr. NL22.24051 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Bij uitspraak van 19 april 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

Procesbelang

1.       Procesbelang is het belang dat een vreemdeling heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de vreemdeling voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor hem van feitelijke betekenis is. Procesbelang is er niet als ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2531, onder 6.1).

Het verzoek en de beoordeling

2.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist. De rechtbank heeft echter in haar uitspraak al geoordeeld dat de staatssecretaris de vreemdeling niet mag overdragen aan Bulgarije en het tegen die uitspraak door de staatssecretaris ingestelde hoger beroep heeft geen schorsende werking. Omdat met de uitspraak van de rechtbank het doel dat de vreemdeling met zijn verzoek wil bereiken al is bereikt, heeft hij geen belang bij beoordeling van het verzoek.

3.       Het verzoek is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.

w.g. Sevenster
voorzieningenrechter

w.g. Van de Kolk
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023

345-985