Uitspraak 202100038/1/R2


Volledige tekst

202100038/1/R2.
Datum uitspraak: 24 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Bergeijk,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Bergeijk,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Klaproosstraat 60-62" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[bedrijf] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant A] en [appellant B] hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2023, waar [appellant A], bijgestaan door [gemachtigde A] en de raad, vertegenwoordigd door P. Smolders, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [bedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en bijgestaan door [gemachtigde C], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan maakt herontwikkeling mogelijk van de Klaproosstraat 60-62. Daar wordt een appartementengebouw met 40 appartementen gebouwd. Voorheen was hier het medisch centrum De Daalakker gevestigd. Het plan ziet ook op een wijziging van functies van het bedrijventerrein Het Stoom. Het plangebied is gelegen tussen de Kennedylaan en het centrum van Bergeijk. Het bedrijventerrein ligt aan de westzijde van de Kennedylaan en de Klaproosstraat ligt aan de oostzijde van de Kennedylaan. Ook maakt het plan de realisering van één parkeerplaats aan de Klaproosstraat mogelijk.

2.       [appellant A] en [appellant B] wonen aan de [locatie] in Bergeijk, gelegen in de directe nabijheid van het plangebied. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat door de bouw van een appartementengebouw. Dat heeft een hoogte van maximaal 13,5 m.

De beroepsgronden die zijn ingetrokken

3.       Op de zitting hebben [appellant A] en [appellant B] hun beroepsgronden over de vergunning voor het bedrijventerrein, de klimaatadaptatie, de subsidie, de waterafvoer en het bodemonderzoek, ingetrokken.

4.       De relevante wettelijke bepalingen en planregels zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Toetsingskader

5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

6.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat er geen behoefte is aan de 40 appartementen die het plan mogelijk maakt. Zij voeren aan dat de raad ter onderbouwing van de behoefte verwijst naar de "Woonvisie gemeente Bergeijk 2013-2021", maar daaruit blijkt volgens hen dat alleen medewerking kan worden verleend aan de bouw van nieuwe woningbouwinitiatieven als sprake is van een groot maatschappelijk belang. Dat belang is onder meer aanwezig als de woningen nodig zijn in het kader van zorg. Volgens [appellant A] en [appellant B] staat niet vast dat de nieuwe woningen nodig zijn in het kader van zorg. Het enkele feit dat het appartementen betreft, betekent nog niet dat het levensloopbestendige woningen betreffen. Niet is gebleken dat er voorzieningen worden aangebracht zodat de appartementen levensloopbestendig zijn.

6.1.    Niet in geschil is dat het plan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Evenmin is in geschil dat het met het plan mogelijk gemaakte appartementengebouw is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. De plantoelichting dient, gelet op artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, een beschrijving te bevatten van de behoefte aan de met het plan mogelijk gemaakte appartementengebouw.

6.2.    In 3.1.2 van de plantoelichting is vermeld:

"Uit de geactualiseerde woonvisie (oplegnotitie Woonvisie 2013-2021) blijkt dat er een concrete behoefte blijkt aan sociale huurwoningen (huur lager dan € 710 p/maand), koopwoningen voor starters (maximaal € 195.000) of seniorenwoningen. Senioren hebben behoefte aan een woning die gelijkvloers is, die niet te groot is in verband met huishoudelijk werk, en dichtbij centrale voorzieningen is gelegen. Uitgangspunt is dat wordt gebouwd voor ‘migratiesaldo nul’. Dit houdt in dat alleen mag worden gebouwd om de autonome groei op te vangen. Door de vergrijzing wordt de doelgroep senioren alleen maar groter. (…) In de komende jaren vindt een aanzienlijke verschuiving plaats in de leeftijdsopbouw van de bewoners in de gemeente Bergeijk. Aanvullend is, op basis van de bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, de verwachting dat in de komende jaren de vraag naar levensloopbestendige woningen verder toeneemt. Het initiatief geeft invulling aan de herontwikkeling van een buiten gebruik geraakte zorglocatie. Gezien de ligging in een (overwegend) woongebied, sluit de ontwikkeling aan bij de functionele structuur ter plaatse."

In de Woonvisie staat tevens dat het huidige woningaanbod in de gemeente Bergeijk ongeveer 17% huurwoningen en ongeveer 83% koopwoningen zijn en dat dit onder het totale gemiddelde van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE-regio) ligt.

6.3.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad met het voorgaande voldoende gemotiveerd waarom behoefte bestaat aan de met het plan mogelijk gemaakte 40 appartementen. [appellant A] en [appellant B] hebben niet met gegevens bestreden waarom de door de raad beschreven behoefte aan 40 appartementen niet voldoende is.

6.4.    Voor zover [appellant A] en [appellant B] betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met de woonvisie, wordt als volgt overwogen.

In de woonvisie is vermeld dat terughoudendheid gewenst is met nieuwe woningbouwinitiatieven omdat er geen ruimte meer is voor nieuwe mogelijk gewenste initiatieven. Verder is in 5.4.1 van de woonvisie vermeld dat er "momenteel alleen ruimte is voor woningbouwinitiatieven die een groot maatschappelijk belang dienen". Dit betekent echter nog niet dat het plan in strijd met de woonvisie is vastgesteld. In 3.1 en 3.2 van de woonvisie staat beschreven dat starters en senioren behoren tot de algemene doelgroepen. De raad heeft op de zitting toegelicht dat met nieuwe woningbouwinitiatieven in de woonvisie wordt bedoeld woonplannen die niet in de huisvesting van de algemene doelgroepen voorzien. De Afdeling is met de raad van oordeel dat in dit geval niet hoeft te worden getoetst aan het maatschappelijk belang omdat starters en senioren onder de algemene doelgroep vallen. Om die reden is ook niet van belang of de woningen levensloopbestendig zijn of niet en of zij nodig zijn in het kader van zorg of niet.

Het betoog slaagt niet.

Stedenbouwkundige gronden

7.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de toegestane bouw- en goothoogte van het appartementengebouw van maximaal 13,5 m, te hoog is. Deze bouwhoogte is volgens hen in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan "Woongebieden Oost en West Bergeijk". Zij wijzen erop dat de standaard gehanteerde goothoogte in hun woonwijk en in de woonwijken in Bergeijk 4 tot 6 m is. [appellant A] en [appellant B] betogen daarnaast dat het bouwoppervlak van 1.580 m² in strijd is met het bestemmingsplan "Woongebieden Oost en West Bergeijk".

7.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de toegelaten maximale hoogte van 13,5 m en de bouwoppervlakte van 1.580 m² stedelijk inpasbaar zijn, gelet op de ligging van het appartementengebouw en de afstand tot bestaande bebouwing.

7.2.    Uit de verbeelding, gelezen in samenhang met de planregels, volgt dat de maximum bouwoppervlakte 1.580 m² bedraagt.

Uit artikel 7.2.1 van de planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, volgt dat binnen het bouwvlak verschillende maximum bouwhoogtes gelden. Voor het plandeel dat is gelegen op een afstand van ten minste 50 m van de woning van [appellant A] en [appellant B], geldt een maximum bouw- en goothoogte van 13,5 m. Voor de overige plandelen gelden bouw- en goothoogtes van respectievelijk 13 m, 10 m en 4 m.

7.3.    De Afdeling overweegt als volgt. Weliswaar is de bebouwingsoppervlakte toegenomen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan "Woongebieden Oost en West Bergeijk" en mocht op grond van dat bestemmingsplan tot slechts 6 m worden gebouwd, maar dat maakt niet dat de raad onderhavig plan niet mocht vaststellen. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.

Het betoog slaagt niet.

7.4.    De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het appartementengebouw wat betreft bouwhoogte en oppervlakte, goed stedenbouwkundig kan worden ingepast. De raad heeft terecht gewezen op de ligging van het mogelijk gemaakte appartementengebouw, namelijk aan de Kennedylaan, waarbij aan de overzijde van die weg een bouwhoogte is toegestaan van 15 m. Verder is het appartementengebouw gelegen aan de rand van een woonwijk, waarvoor een bouwhoogte geldt van maximaal 12 m. De raad heeft bovendien terecht gewezen op de relatief ruime afstand van de bestaande woningen tot aan het beoogde appartementengebouw en op de groenstrook die tussen de bestaande woningen en het appartementengebouw ligt. Verder kent het appartementengebouw een trapsgewijze opzet, waarbij aan de zijde van [appellant A] en [appellant B] grotendeels een bouw- en goothoogte van 10 m en 4 m geldt.

Het betoog slaagt niet.

Bezonning, privacy en uitzicht

8.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat door de bouw van het appartementengebouw de bezonning in hun woning verslechtert. Zij wijzen erop dat zij een erker hebben geplaatst, juist om in de namiddag en avond van de zon te kunnen genieten in hun huiskamer. Ter zitting hebben [appellant A] en [appellant B] betoogd dat de raad niet zonder meer de resultaten uit de "Zonnestudie Appartementen Bloemenpoort Bergeijk" van 9 april 2020 (hierna: zonnestudie) mocht volgen omdat de bezonning alleen tijdens de wintermaanden is gemeten, terwijl de zon juist in de zomer voor een belangrijk deel wegvalt.

Verder betogen [appellant A] en [appellant B] dat door het appartementengebouw hun uitzicht vermindert en dat hun privacy wordt aangetast.

8.1.    Met betrekking tot het betoog over de bezonning, oordeelt de Afdeling als volgt. De raad heeft onderzoek laten verrichten naar de gevolgen voor de bezonning en schaduwwerking door de bouw van het beoogde appartementengebouw. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in de zonnestudie. In paragraaf 2.2 van de plantoelichting is een samenvatting gegeven van de zonnestudie. Daarin staat onder meer dat de bouw van het appartementengebouw geen effect heeft op de bezonning voor ‘overige woningen’, waaronder de woning van [appellant A] en [appellant B]. Ook in de zomermaanden is er nauwelijks tot geen invloed op de bezonning van tuinen en gevels van deze woningen. [appellant A] en [appellant B] hebben de zonnestudie en de conclusie in de plantoelichting hierover niet met gegevens bestreden. Het is niet aannemelijk dat [appellant A] en [appellant B] minder zon zullen hebben in hun woning en in hun erker, vanwege de ligging van hun woning ten zuidoosten van het beoogde appartementengebouw. Voor zover zich toch een verslechtering zal voordoen, heeft de raad deze verslechtering aanvaardbaar mogen achten.

Het betoog slaagt niet.

8.2.    Met betrekking tot het betoog over de mogelijke aantasting van de privacy van [appellant A] en [appellant B], oordeelt de Afdeling als volgt. Door de toename van de maximum bouwhoogte en de toename van de bebouwingsoppervlakte valt niet uit te sluiten dat de privacy van [appellant A] en [appellant B] vermindert en dat het uitzicht vanuit hun woning verslechtert. Toch heeft de raad deze aantasting van privacy en de aantasting van het uitzicht aanvaardbaar mogen achten. De afstand van de woning van [appellant A] en [appellant B] tot aan het beoogde appartementengebouw bedraagt 15-19 m. De raad mocht zich op het standpunt stellen dat in een stedelijke omgeving enig gevoel van verlies van privacy en vermindering van uitzicht moet worden geduld en dat dit gevoel van verlies van privacy niet opweegt tegen het maatschappelijk belang dat is gediend met de door het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bouw van het appartementengebouw. En zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 8 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:503)) bestaat er geen recht op een blijvend vrij uitzicht. Overigens is met het ontwerp van het appartementengebouw zoveel mogelijk rekening gehouden met de privacy van omwonenden. De balkons zijn vooral gesitueerd aan de Kennedylaan en aan de zijde van het ‘het plein’ aan de westzijde van het plangebied. Hierdoor kijken de toekomstige bewoners niet op de bestaande woningen aan de zuid- en noordzijde van het plangebied waaronder de woning van [appellant A] en [appellant B]. Verder geldt dat het voormalige medisch centrum ook al van balkons op de eerste verdieping was voorzien.

Het betoog slaagt niet.

Parkeren

9.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat het plan niet voldoet aan de parkeernorm van 1,9 per appartement. Zij voeren ten eerste aan dat het onderzoek van de raad naar de verkeersbewegingen en parkeerbelasting niet relevant is aangezien een deel van dit onderzoek is verricht tijdens de coronatijd. In het onderzoek worden bovendien 22 bestaande parkeerplaatsen meegenomen in de berekening. Volgens [appellant A] en [appellant B] mogen in de plaats daarvan slechts drie parkeerplaatsen worden meegeteld omdat die boven de norm uitkomen. Als alleen die 3 parkeerplaatsen worden meegenomen bij de berekening, zijn er slechts 57 parkeerplaatsen beschikbaar voor het beoogde appartementengebouw. De parkeernorm van 1,9 parkeerplaats per woning wordt dan niet gehaald.

Ten tweede betogen [appellant A] en [appellant B] dat de parkeerplaatsen te smal en te kort zijn. Er wordt daardoor niet voldaan aan NEN 2443:2013. Als wel aan die norm wordt voldaan, kunnen er vier parkeerplaatsen minder worden gerealiseerd.

9.1.    Het plangebied is gelegen in het gebiedstype "overige gemeente Bergeijk" Volgens bijlage 1 van de "Nota Parkeernormen 2017" vastgesteld op 3 januari 2017 door de raad (hierna: parkeernota) geldt er voor dit gebiedstype een parkeernorm van 1,9. Voor de beoogde 40 appartementen moeten er dus 1,9 x 40 = 76 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Volgens 2.2 van de parkeernota moeten deze parkeerplaatsen binnen het plangebied worden gerealiseerd.

9.2.    In de plantoelichting is het volgende opgenomen:

"Met de ontwikkeling van het appartementengebouw wordt het parkeerterrein ten zuiden van de Kervelstraat heringericht. Het parkeerterrein blijft via de Kervelstraat ontsloten en behoudt vrijwel dezelfde indeling. Het parkeerterrein wordt ingericht met 17 algemene parkeerplaatsen en 2 mindervalide parkeerplaatsen. De bestaande 22 haakse parkeerplaatsen aan de oostzijde van de Klaproosstraat blijven behouden en worden uitgebreid met 1 extra parkeerplaats, derhalve in totaal 23 parkeerplaatsen. Deze bestaande 22 parkeerplaatsen aan de Klaproosstraat werden gebruikt door de bezoekers van het medisch centrum en komen nu, als gevolg van het verplaatsen van het centrum, vrij ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling. Verder zijn aan de zijde van het plangebied aanvullend 18 haakse parkeerplaatsen langs de Klaproosstraat voorzien. Met vervolgens nog 16 haakse parkeerplaatsen langs de Kervelstraat komt het totaal aan parkeerplaatsen van de ontwikkeling op 76 stuks."

9.3.    Beoordeeld moet worden of de 22 bestaande parkeerplaatsen aan de Klaproosstraat mogen worden toegerekend aan het plangebied.

De raad stelt zich op het standpunt dat die parkeerplaatsen aan het plangebied kunnen worden toegerekend en verwijst daarvoor naar de parkeerdrukmetingen. In februari 2019 is de parkeerdruk drie achtereenvolgende weken opgemeten. In de telling zijn de parkeerplaatsen aan de Klaproosstraat, Ganzebloemstraat en Kervelstraat rondom ‘het plein’, aan de westzijde van het plangebied, meegenomen. In maart 2020 is eenmalig een hertelling verricht. De parkeerdruk is telkens op dinsdag, donderdag, zaterdag en zondag opgemeten om 21:00 uur en 23:00 uur. Daaruit blijkt dat de parkeerdruk ten hoogste 45% bedraagt, verdeeld over de Klaproosstraat, de Ganzebloemstraat en de Kervelstraat. Op basis hiervan heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat 22 bestaande parkeerplaatsen mochten worden toegerekend aan het medisch centrum. De meting van maart 2020 valt weliswaar in coronatijd, maar wordt door de raad als representatief gezien omdat de telling onder meer wordt ondersteund door de eerdere metingen van 2019.

9.4.    Naar het oordeel van de Afdeling mag de raad zich op basis van de parkeertellingen op het standpunt stellen dat de bestaande 22 parkeerplaatsen aan de Klaproosstraat mogen worden toegerekend aan het plangebied. Een dergelijke toedeling maakt niet dat de parkeerdruk in de dichtstbijzijnde straten te groot wordt. Dat de parkeertellingen niet representatief zijn, is niet gebleken. Bovendien liggen de parkeerplaatsen direct naast het plangebied. De raad mag deze parkeerplaatsen dan ook beschouwen als "binnen het plangebied" als bedoeld in 2.2 van de parkeernota. Gelet hierop is voorzien in 76 parkeerplaatsen en is van strijd met de parkeernorm niet gebleken.

9.5.    Voor zover [appellant A] en [appellant B] betogen dat de parkeerplaatsen niet voldoen aan de juiste afmetingen die NEN 2443:2013 vereist, wordt overwogen dat het plan genoeg ruimte biedt om de parkeerplaatsen te laten voldoen aan die norm. De initiatiefnemer heeft bovendien ter zitting verklaard te hebben nagerekend of kan worden voldaan aan die norm. De Afdeling ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen, temeer nu [appellant A] en [appellant B] volstaan met een enkele stelling dat de in het plan opgenomen parkeerplaatsen niet voldoen aan de norm en hun stelling niet met gegevens hebben onderbouwd.

Het betoog slaagt niet.

Verkeer

10.     [appellant A] en [appellant B] betogen dat door het bestemmingsplan de verkeersdrukte toeneemt. Zij voeren aan dat het plan bij de berekening van de verkeersintensiteit van de verkeerde normen is uitgaan. Volgens [appellant A] en [appellant B] was de verkeersintensiteit in werkelijkheid namelijk lager dan waar het plan vanuit gaat, aangezien veel patiënten van het voormalig medisch centrum lopend of met de fiets kwamen. Daardoor neemt de verkeersintensiteit feitelijk meer toe.

Verder voeren [appellant A] en [appellant B] aan dat de aanname van de raad dat de verkeersafwikkeling via de noordzijde gaat plaatsvinden via de Molenakkers en de Churchill-laan en aan de zuidzijde via de Broekstraat, ongemotiveerd is. Volgens [appellant A] en [appellant B] zal de verkeersafwikkeling van het verkeer van de Klaproosstraat plaatsvinden via de Ganzebloemstraat richting de Burgemeester Magneestraat, mede omdat de Kervelstraat is afgesloten.

10.1.  De raad heeft bij de voorbereiding van het bestemmingsplan gebruik gemaakt van de op 11 december 2019 uitgebrachte "Memo-Stikstofdepositie" (hierna: de memo) dat door AGEL adviseurs is opgesteld. In de memo is onderzoek gedaan naar het aantal verkeersbewegingen dat als gevolg van het plan worden gegenereerd. De verkeersgeneratie is bepaald aan de hand van de kengetallen uit de CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie". In paragraaf 2.2 van de plantoelichting is een samenvatting van het onderzoek gegeven. De conclusie is dat de bestaande verkeersgeneratie die samenhangt met het voormalig medisch centrum, uitgaat van 17,5 verkeersbewegingen per etmaal per behandelkamer. Het voormalig medisch centrum telde 25 behandelkamers. Dat leidt tot een totaal aantal verkeersbewegingen van 437 (25 x 17,5) per etmaal.

De verkeersgeneratie ten aanzien van het beoogde appartementengebouw is ook bepaald aan de hand van kengetallen uit de CROW-publicatie 381. Voor de beoogde appartementen is rekening gehouden met een verkeersgeneratie van 6 per etmaal per appartement. In totaal is het aantal verkeersbewegingen voor de 40 nieuwe appartementen (6 x 40) 240 per etmaal.

In de memo is verder vermeld dat de verkeersontsluiting via de Kervelstraat plaatsvindt. Hiermee wordt het plangebied in de toekomst via de noordzijde voor auto’s ontsloten. De verkeersafwikkeling gaat plaatsvinden via de Kennedylaan en het verkeer gaat zich evenredig verdelen in noordelijke en in zuidelijke richting.

10.2.  De raad stelt zich op het standpunt dat ten gevolge van het door het plan mogelijk gemaakte appartementengebouw geen extra verkeersbewegingen hoeven te worden verwacht. Uit de memo en de CROW-publicatie 381 volgt dat met het beoogde plan het aantal verkeersbewegingen per etmaal juist afneemt in plaats van toeneemt. Volgens de raad is de CROW-publicatie 381 algemeen geaccepteerd om toe te passen om het effect van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van verkeersgeneratie te beoordelen, waardoor zij zich daarop ook mocht baseren bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Verder stelt de raad zich op het standpunt dat het plangebied voornamelijk zal worden ontsloten via de nieuwe inrit naar de Kervelstraat en vervolgens via de Kennedylaan.

10.3.  Gelet op wat er in de memo en de plantoelichting staat, heeft de raad naar oordeel van de Afdeling voldoende gemotiveerd waarom het beoogde plan niet leidt tot een toename maar tot een afname van het aantal verkeersbewegingen langs de woning van [appellant A] en [appellant B], uitgaande van de maximale mogelijkheden volgens het onderliggende en het onderhavige plan. De raad heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat het plangebied wordt voorzien van een inrit naar de Kervelstraat en dat het verkeer van en naar het plangebied zich hoofdzakelijk zal afwikkelen via de Kervelstraat en vervolgens via de Kennedylaan, waarbij geldt dat dat deel van de Kervelstraat niet is afgesloten. Voor zover het aantal verkeersbewegingen langs de Ganzebloemstraat feitelijk gezien gering toeneemt, heeft de raad deze toename aanvaardbaar mogen achten.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

11.     Het beroep is ongegrond.

12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.

w.g. Wortmann
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Nales
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023

680-1019

BIJLAGE

Besluit ruimtelijke ordening

Artikel 3.1.6 luidt:

"[…].

2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

[…]."

Bestemmingsplan "Klaproosstraat 60-62"

Artikel 7.2.1 luidt:

"Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Aantal wooneenheden

max. aantal wooneenheden 40

Situering

uitsluitend binnen het bouwvlak

Bebouwingspercentage

max. 100%

Goothoogte

Zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’

Bouwhoogte

zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’

Dakhelling

60%

Woningtype

Enkel gestapelde woningen zijn toegestaan”

Artikel 15.1 luidt:

"Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

Parkeergelegenheid

a) In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
b) In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
c) Aan het voorgaande (in voldoende mate ruimte aanbrengen) wordt voldaan indien wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in de Nota parkeernormen 2017 (Bijlage 3).
[…].

[…]."