Uitspraak 202206501/1/V3


Volledige tekst

202206501/1/V3.
Datum uitspraak: 15 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 7 november 2022 in zaak nr. NL22.20387 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.

Bij uitspraak van 7 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft op 7 oktober 2022 een asielverzoek gedaan. Het aanmeldgehoor heeft op 10 oktober 2022 plaatsgevonden en de staatssecretaris heeft de vrijheidsontnemende maatregel op 11 oktober 2022 opgeheven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het aanmeldgehoor niet onredelijk laat heeft plaatsgevonden en dat de staatssecretaris de maatregel niet te lang heeft laten voortduren. Die overweging gaat namelijk alleen over het vereiste van voortvarend handelen, zodat de rechtbank zich niet heeft gemengd in de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek. De Afdeling wijst in dit kader op haar uitspraak van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2870, onder 4.1.

1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.

w.g. Steendijk
voorzitter

w.g. Van de Kolk
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2023

347-1020