Uitspraak 202107242/2/A2


Volledige tekst

202107242/2/A2.
Datum beslissing: 8 mei 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

Procesverloop

Bij brief, ingekomen op 22 april 2023, heeft [verzoeker] in zaak nr. 202107242/1/A2 verzocht om wraking van alle staatsraden in de Afdeling bestuursrechtspraak en van de Afdeling als geheel.

Overwegingen

1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.       Ingevolge artikel 3, derde lid, aanhef en onder d, van de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges 2022 kan de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden, beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek betrekking heeft op het college als zodanig.

3.       [verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de Afdeling eerder uitspraak heeft gedaan (uitspraak van 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3633) in een geschil tussen hem en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand over een aantal intrekkingen van vergoedingen voor rechtsbijstand. Een overweging in deze uitspraak is volgens hem mede de oorzaak geweest dat een tuchtrechtelijke procedure voor hem ongunstig is afgelopen. De Afdeling zal in deze procedure over de door hem geleden schade als gevolg van de besluiten van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand en de rol die deze besluiten hebben gespeeld in de tuchtrechtelijke procedure dus niet meer onbevooroordeeld en onpartijdig kunnen oordelen.

Daarnaast heeft [verzoeker] aan zijn verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat een verzoek van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand om uitstel van de zitting is toegewezen, terwijl er sinds het instellen van het beroep bij de rechtbank al bijna vier jaren zijn verstreken. Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand wordt in deze procedure bijgestaan door een groot advocatenkantoor en van de zijde van het bestuur zijn er onevenredig veel verhinderdata opgegeven. Door het verzoek om uitstel niettemin toe te wijzen, heeft de Afdeling er blijk van gegeven geen oog te hebben voor het belang van [verzoeker] bij een beslechting van het geschil binnen een redelijke termijn.

4.       Het verzoek om wraking is uitdrukkelijk gericht tegen alle staatsraden in de Afdeling en de Afdeling als zodanig. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraak van 12 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1059), is de strekking van artikel 8:15 van de Awb, gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van dat artikel, gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Een wrakingsgrond moet gelegen zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de staatsraad die de zaak behandelt. Een wrakingsverzoek kan niet het rechterlijk college als zodanig betreffen. Daarom is het verzoek van [verzoeker] geen verzoek om wraking in de zin van de wet en kan dit dan ook niet in behandeling worden genomen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

laat het verzoek buiten behandeling.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

w.g. Knol
voorzitter

w.g. Boer
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2023

745