Uitspraak 202201840/1/R1


Volledige tekst

202201840/1/R1.
Datum uitspraak: 29 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Vereniging Duinrand Samen Sterk, gevestigd te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland, en anderen (hierna: de Vereniging en anderen),
appellanten,

en

de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "De Schouwse Valleien Burgh-Haamstede" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de Vereniging en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Vereniging en anderen hebben een nader stuk ingediend.

Fiorinvest B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 21 februari 2023, waar de Vereniging en anderen, vertegenwoordigd door mr. R.H.U. Keizer, advocaat te Roosendaal, [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Azghay, advocaat te Rotterdam, en D. van Eenennaam, zijn verschenen. Verder is op zitting Fiorinvest B.V., vertegenwoordigd door mr. F.A. Pommer en mr. H. Witbreuk, beiden advocaat te Nijmegen, [gemachtigde C], [gemachtigde D] en [gemachtigde E], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Fiorinvest B.V. is eigenaar van de bestaande vakantieparken Duinrand West aan de Hogeweg 96a (hierna: het deelgebied West) en Duinrand Oost aan de Hogeweg 88-90 te Burgh-Haamstede (hierna: het deelgebied Oost) en is voornemens om deze parken te herstructureren tot één modern en toekomstgericht vakantiepark genaamd "De Schouwse Valleien". Met het vaststellen van het bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van dit vakantiepark mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt ten westen van de kern Burgh-Haamstede en heeft een oppervlakte van ongeveer 13 ha. Het vakantiepark "De Schouwse Valleien" zal na herstructurering bestaan uit een oostelijk en westelijk deel, welke delen fysiek van elkaar zijn gescheiden door een ander verblijfsrecreatieterrein maar in functioneren één geheel vormen, met een centrale receptie en centrale voorzieningen. Op het vakantiepark "De Schouwse Valleien" zullen in totaal 247 vakantieverblijven aanwezig zijn (100 kampeerhuisjes,146 recreatiewoningen en één logeerhuis), met een aantal voorzieningen: receptie met kantoor, winkels, horeca, dienstverlening en zwembad. Op het deelgebied West zullen 100 kampeerhuizen, 69 recreatiewoningen en de voorzieningen komen te staan. Op het deelgebied Oost zullen 77 recreatiewoningen en één logeerhuis met 24 slaapplaatsen komen te staan. Beide deelgebieden worden door een ontwikkelaar in samenhang met elkaar gefaseerd ontwikkeld.

Voor het deelgebied West had het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland op 17 december 2020 al het wijzigingsplan "Realiseren kampeerhuizen camping Duinrand Hogeweg 96a Burgh-Haamstede" vastgesteld. Het wijzigingsplan voorzag reeds in het verkleinen van het maximaal toegestane aantal permanente standplaatsen van 404 naar 100 en het op deze standplaatsen plaatsen van 100 kampeerhuisjes. Verder voorzag het wijzigingsplan in maximaal 69 recreatiewoningen. Bij uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1915, heeft de Afdeling de beroepen tegen het besluit van 17 december 2020 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, maar ook bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. Dat betekent dat het wijzigingsplan onherroepelijk is geworden. Voor het deelgebied Oost gold het op 22 mei 2019 vastgestelde bestemmingsplan "1e herziening Kop van Schouwen" in samenhang bezien met het op 27 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Kop van Schouwen". Op grond van dat bestemmingsplan waren in het deelgebied Oost maximaal 145 standplaatsen en 25 recreatiewoningen toegestaan. Omdat de gewenste herstructurering van dat deelgebied niet past binnen die bestemmingsplannen, is het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld. Omdat sprake is van een project met één eigenaar en één ontwikkelaar en met samenhangende ruimtelijke effecten, is het deelgebied West - bij wijze van consolidatie - ook opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

2.       Het beroep van de Vereniging en anderen is ingesteld namens de Vereniging Duinrand Samen Sterk, [3 huurders]. Vereniging Duinrand Samen Sterk heeft als statutair doel om de rechten van de huurders/eigenaren van gronden of opstallen alsmede recreanten van de camping aan de Hogeweg 90 en 96a/b te handhaven en versterken. [3 huurders] zijn allen huurders van een vaste standplaats in het deelgebied West en eigenaren van de daarop geplaatste stacaravans. Zij kunnen zich allen niet verenigen met het bestemmingsplan.

Wettelijk kader

3.       De relevante planregels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Procesbelang

4.       De raad betoogt dat de Vereniging en anderen geen procesbelang hebben bij hun beroep, omdat het bestemmingsplan voor wat betreft deelgebied West nauwelijks verschilt van het voorgaande wijzigingsplan "Realiseren kampeerhuizen camping Duinrand Hogeweg 96a Burgh-Haamstede". Als het beroep zou leiden tot vernietiging van het besluit zouden de planologische mogelijkheden op grond van dat wijzigingsplan herleven, waardoor de situatie voor de Vereniging en anderen ongewijzigd blijft.

4.1.    Zoals bepaald in artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de bestuursrechter een bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Gelet daarop geeft het enkele feit dat het planologische regime van het bestreden plan slechts weinig verschilt van het voorgaande plan geen aanleiding om te oordelen dat procesbelang ontbreekt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3051).

Goede procesorde

5.       De Vereniging en anderen hebben aangevoerd dat de schriftelijke uiteenzetting van Fiorinvest B.V. van 9 februari 2023 wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat het stuk zodanig laat is ingediend en dusdanig omvangrijk is dat zij daarop niet voldoende hebben kunnen reageren.

5.1.    Op grond van artikel 8:58 van de Awb kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen. Het indienen van stukken voor het begin van die tiendagentermijn kan echter ook  in strijd zijn met de goede procesorde. Dat is het geval als die stukken verwijtbaar zo laat worden ingediend dat de andere partijen worden belemmerd om daarop voldoende te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd.

5.2.    De Afdeling ziet geen aanleiding om de schriftelijke uiteenzetting van Fiorinvest B.V. wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten. Daarbij is allereerst van belang dat het stuk voor het begin van de tiendagentermijn is ingediend. Bovendien wordt in het stuk mede gereageerd op de door de Vereniging en anderen pas bij brief van 2 februari 2023 naar voren gebrachte beroepsgrond over de stikstofdepositie op het naastgelegen Natura 2000-gebied. Verder is de schriftelijke uiteenzetting naar het oordeel van de Afdeling niet zo complex of omvangrijk dat de Vereniging en anderen daarop niet voldoende hebben kunnen reageren en evenmin dat de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd.

Ingetrokken beroepsgrond

6.       Op zitting hebben de Vereniging en anderen hun beroepsgrond over de stikstofdepositie op het naastgelegen Natura 2000-gebied als gevolg van het bestemmingsplan, ingetrokken.

Toetsingskader

7.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Inhoudelijk

De ruimtelijke onderbouwing van het plan

8.       De Vereniging en anderen betogen dat het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat daaraan geen integrale ruimtelijke afweging ten grondslag ligt. Volgens hen leunt de onderbouwing voor het deelgebied West volledig op het wijzigingsplan. Zij wijzen er echter op dat het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid afhankelijk is van de toetsing aan de daaraan gekoppelde voorwaarden, maar dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan een veelomvattendere ruimtelijke afweging moet worden gemaakt. Uit de plantoelichting volgt volgens hen niet dat de raad deze afweging heeft gemaakt.

8.1.    In paragraaf 1.1 van de plantoelichting staat dat binnen deelgebied Oost de realisatie van een gedeelte van de recreatiewoningen niet mogelijk is binnen de bestemmingsplannen "Kop van Schouwen" en "1e herziening Kop van Schouwen". Om die reden wordt voor deelgebied Oost een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Omdat sprake is van één project met één eigenaar en één ontwikkelaar en met samenhangende ruimtelijke effecten, is deelgebied West - bij wijze van consolidatie - eveneens opgenomen in dit bestemmingsplan. De planologische, ruimtelijke en milieueffecten worden voor beide deelgebieden gecombineerd beschreven en getoetst.

Uit de plantoelichting en de daaraan ten grondslag gelegen onderzoeken volgt naar het oordeel van de Afdeling verder dat, zoals de raad terecht stelt, de ruimtelijke gevolgen van zowel de in het deelgebied Oost als de in het deelgebied West mogelijk gemaakte ontwikkelingen in samenhang bezien zijn onderzocht in het kader van de vaststelling van het voorliggende plan. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad geen integrale ruimtelijke afweging heeft gemaakt. De Vereniging en anderen hebben verder niet onderbouwd op welke punten de onderbouwing van het plan tekortschiet.

Het betoog slaagt niet.

Strijd met de Nota kamperen 2013

9.       De Vereniging en anderen betogen dat het plan, voor wat betreft het deelgebied West, in strijd is met de "Nota kamperen 2013" die is vastgesteld door de raad op 27 juni 2013 (hierna: de Nota). Zij voeren aan dat het plan in zoverre niet in overeenstemming is met het uitgangspunt dat kampeerterreinen moeten voorzien in een vraaggericht en gedifferentieerd kwaliteitsproduct. In dat kader wijzen zij erop dat op permanente standplaatsen in het deelgebied West uitsluitend kampeerhuisjes mogelijk worden gemaakt, wat betekent dat 404 permanente standplaatsen voor (sta)caravans en andere kampeermiddelen moeten verdwijnen. Volgens de Vereniging en anderen is hiermee geen sprake van een vraaggericht en gedifferentieerd product en zal het verlies aan permanente standplaatsen voor (sta)caravans en andere kampeermiddelen ook niet worden gecompenseerd.

De Vereniging en anderen voeren verder aan dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde voor kampeerhuisjes dat op maximaal 30% van het totale aantal permanente standplaatsen kampeerhuisjes mogen worden geplaatst, omdat nu op het totale aantal permanente standplaatsen kampeerhuisjes zijn toegestaan.

9.1.    Uit de verbeelding blijkt dat aan het deelgebied West onder meer de bestemming "Recreatie - Kampeerterrein" is toegekend met onder meer de functieaanduiding "recreatiewoning" en de aanduidingen "maximum aantal permanente standplaatsen 100", "maximum aantal kampeerhuisjes 100" en "maximum aantal recreatiewoningen "69". Aan het deelgebied Oost is onder  meer de bestemming "Recreatie - Recreatiewoning" met de aanduiding "maximum aantal recreatiewoningen 77" toegekend. Aan een deel is ook de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - logeergebouw" toegekend.

9.2.    In hoofdstuk 1 van de Nota staat dat op grond van de in juli 2010 door het college opgestelde "Evaluatie Nota Kamperen" de raad op 24 februari 2011 het "Aanbevelingenrapport Nota Kamperen" heeft vastgesteld. De vastgestelde aanbevelingen moeten bijdragen aan versterking van het kampeerproduct op Schouwen-Duiveland en de ondernemer meer ruimte bieden om in te spelen op de (markt)vraag van recreanten. Op basis van het aanbevelingenrapport heeft de raad in juni 2011 een gewijzigde Nota Kamperen vastgesteld, met de volgende lange termijn doelstelling: "Schouwen-Duiveland heeft in 2018 kwalitatief hoogwaardige, innoverende en gezonde kampeerbedrijven, waar gasten zoveel mogelijk jaarrond veilig en vraaggericht in een gedifferentieerd kwaliteitsproduct kunnen recreëren". Deze beleidskeuze is ook in de Nota verwerkt.

In hoofdstuk 3 van de Nota is voor kampeerhuisjes onder meer opgenomen dat op maximaal 30% van het totale aantal permanente standplaatsen kampeerhuisjes mogen worden geplaatst, met een maximum van 100.

9.3.    De Afdeling overweegt dat als uitgangspunt in de Nota is opgenomen dat sprake moet zijn van een gedifferentieerd aanbod aan kwaliteitsproducten waarin gerecreëerd kan worden. De raad heeft op zitting toegelicht dat hiermee wordt bedoeld dat binnen de gehele gemeente Schouwen-Duiveland een gedifferentieerd aanbod aan kwaliteitsproducten aanwezig moet zijn, maar niet dat op elk kampeerbedrijf afzonderlijk sprake moet zijn van een dergelijk aanbod. De Afdeling acht deze uitleg redelijk. Verder heeft de raad onweersproken gesteld dat binnen de gemeente Schouwen-Duiveland, ook na vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan, sprake blijft van een gedifferentieerd aanbod aan kwaliteitsproducten op kampeerterreinen. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd is met de Nota. Overigens overweegt de Afdeling dat de raad zich ook op het standpunt heeft kunnen stellen dat op het vakantiepark "De Schouwse Valleien" zelf ook sprake is van een gedifferentieerd aanbod aan kwaliteitsproducten, omdat met het voorliggende bestemmingsplan wordt voorzien in kleinere kampeerhuisjes, recreatiewoningen variërend van omvang en een logeergebouw.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

9.4.    Vaststaat dat het wijzigingsplan al voorzag in het verkleinen van het maximaal toegestane aantal permanente standplaatsen in het deelgebied West van 404 naar 100 en het op deze 100 standplaatsen plaatsen van kampeerhuisjes. In het bestemmingsplan "Kop van Schouwen" was als één van de wijzigingsvoorwaarden in artikel 15.7.4 van de planregels opgenomen dat op ten hoogste 30 procent van het aantal permanente standplaatsen voor kampeermiddelen, zoals weergegeven met de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen', een kampeerhuisje mag worden gebouwd, met een maximum van 100 kampeerhuisjes per kampeerterrein. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1915, over het wijzigingsplan het volgende overwogen: "De Afdeling stelt vast dat op grond van het moederplan 404 permanente standplaatsen voor kampeermiddelen waren toegestaan en dat op ten hoogste 30% daarvan een kampeerhuisje mocht worden gerealiseerd. Aangezien het totaal aantal kampeerhuisjes in het wijzigingsplan 100 bedraagt, wordt aan de voorwaarde in artikel 15.7.4, onder a, van de planregels van het moederplan voldaan. Dit artikellid moet niet zo worden uitgelegd dat, indien 100 kampeerhuisjes zijn toegestaan, ook ten minste 333 permanente standplaatsen moeten worden toegestaan."

Nu het voorliggende plan in dezelfde aantallen permanente standplaatsen en kampeerhuisjes voorziet in deelgebied West als het wijzigingsplan, ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre wel in strijd zou zijn met de desbetreffende in de Nota opgenomen voorwaarde.

Het betoog slaagt ook in zoverre niet.

Belangenafweging

10.     De Vereniging en anderen betogen ten slotte dat in het plan onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de standplaatshouders en te veel met de belangen van Fiorinvest B.V. Het ruimen van het gehele park leidt volgens de Vereniging en anderen tot een dusdanig grote kapitaalvernietiging en verlies aan standplaatsen dat dit onevenredig is in verhouding tot de wens om te voorzien in de vraag naar kampeerhuisjes en recreatiewoningen. De Vereniging en anderen voeren verder aan dat alle permanente standplaatsen in het plangebied zijn herbestemd voor kampeerhuisjes of recreatiewoningen, terwijl de raad ook slechts een deel van deze standplaatsen had kunnen herbestemmen en zo bestaande standplaatsen had kunnen behouden.

10.1.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad bij de afweging van belangen in het kader van de toetsing aan de norm van een goede ruimtelijke ordening een groter gewicht mogen toekennen aan het algemeen belang dat is gediend met de door het plan voorziene herstructurering dan aan het belang van de Vereniging en anderen bij het behoud van de bestaande situatie. Duidelijk is dat de gevolgen van het plan voor de standplaatshouders groot zijn omdat de uitvoering daarvan met zich brengt dat hun huurovereenkomsten worden opgezegd en dat zij hun standplaatsen moeten opgeven. De Vereniging en anderen hebben op de zitting toegelicht dat er in de omgeving onvoldoende alternatieve standplaatsen zijn om naartoe te verhuizen bij vakantieparken in de omgeving. De Afdeling acht het dan ook aannemelijk dat een deel van de standplaatshouders na de uitvoering van het plan niet langer in staat zal zijn om hun recreatieve activiteiten voort te zetten op een manier die vergelijkbaar is met de wijze waarop zij dit nu doen. Hoewel het niet gaat om permanente bewoning maar om recreatief gebruik, realiseert de Afdeling zich dat dit voor betrokkenen ingrijpend is. Daar tegenover staat dat het gemeentelijk beleid gericht is op een kwaliteitsimpuls en dat het voorliggende plan hier ook in voorziet. Ook is van belang dat het plan is afgestemd op het in het door provinciale staten van Zeeland op 21 september 2018 vastgestelde "Omgevingsplan Zeeland 2018" opgenomen provinciaal beleid, waarin bestaande verblijfsrecreatiebedrijven worden gestimuleerd om te investeren in een kwaliteitsslag. Verder kan er niet aan voorbij worden gegaan dat de ontwikkeling van het terrein overeenkomstig de wens van de Fiorinvest B.V. is en dat de raad bij zijn afweging ook met die wens rekening moet houden. In het licht hiervan heeft de raad mogen concluderen dat de in het plan voorziene ontwikkeling niet onevenredig is voor de Vereniging en anderen.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

11.     Het beroep is ongegrond.

12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.

w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Driessen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2023

634-970

BIJLAGE

Planregels van het bestemmingsplan "De Schouwse Valleien"

Artikel 1.38:

kampeerhuisje:

een op een standplaats voor kampeermiddelen gebouwd gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

Artikel 1.39:

kampeermiddel:

tenten, tentwagen, caravans, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

Artikel 1.53:

permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

Artikel 1.55:

recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

Artikel 4.1:

De voor ‘Recreatie - Kampeerterrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. recreatie in kampeerhuisjes;

en tevens voor:

b. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’:

recreatiewoningen;

[…].

Artikel 4.2.2:

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a. gebouwen en overkappingen dienen in het bouwvlak te worden opgericht, met dien verstande dat:

1. recreatiewoningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tevens buiten het aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht, mits deze worden gebouwd op de gronden met de aanduiding ‘recreatiewoning';

2. kampeerhuisjes en daarbij behorende bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;

[…];

d. kampeerhuisjes zijn uitsluitend toegestaan op een permanente standplaats, met dien verstande dat:

1. het aantal kampeerhuisjes mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kampeerhuisjes';

e. het aantal recreatiewoningen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen';

[…].

Artikel 4.3.1:

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

a. het aantal standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum totaal aantal standplaatsen';

b. het aantal permanente standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen';

[…];

d. op een permanente standplaats mogen gedurende het gehele jaar ten hoogste worden geplaatst:

1. één kampeerhuisje;

[…].

Artikel 4.3.2:

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

[…];

b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor standplaatsen, anders dan ten behoeve van standplaatsen voor kampeerhuisjes;

[…].

Artikel 5.1:

De voor ‘Recreatie - Recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. recreatie in recreatiewoningen;

en tevens voor:

b. er plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -logeergebouw': een logeergebouw:

[…].

Artikel 5.2.2:

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a. het aantal recreatiewoningen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' geen recreatiewoningen zijn toegestaan;

[…].