Uitspraak 202300937/1/R1 en 202300937/2/R1


Volledige tekst

202300937/1/R1 en 202300937/2/R1.
Datum uitspraak: 22 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[verzoekster], wonend te Rotterdam,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit, bekendgemaakt op 27 januari 2023, heeft het college onder meer een locatie ter hoogte van [locatie] in Rotterdam aangewezen voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 maart 2023, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A Hielkema, mr. C.W. de Jong, D.F. Cairo en B. Uludag, is verschenen. [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

Inleiding

1.       [verzoekster] woont op [locatie] in de nabijheid van de aangewezen locatie.

2.       [verzoekster] kan zich niet verenigen met de aangewezen locatie. Zij vreest een verkeersonveilige situatie als gevolg van het gebruik van de container. Voorts vreest zij hinder als gevolg van stortgeluid in de container, de vuilniswagen als ook verkeersaantrekkende werking vanuit het park en van mensen die met de auto afval komen wegbrengen.

Beoordelingskader

3.       Bij de keuze van een locatie voor een afvalcontainer moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de container.

Als de Afdeling oordeelt dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten, beoordeelt de Afdeling vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

4.       Het college heeft bij de aanwijzing van de locatie voor de containers de uitgangspunten zoals neergelegd in de Richtlijn 'Toegankelijke Buitenruimte' van 2 mei 2018, het 'Programma van Eisen locaties ondergrondse containers' uit 2018 en de Grondstoffennota 2019-2022 gehanteerd.

Beroepsgronden

Geschiktheid van de locatie

5.       [verzoekster] betoogt dat het gebruik van de ORAC een verkeersonveilige situatie als gevolg heeft. Zij voert aan dat de ORAC niet past in het inrichtingsplan voor de openbare ruimte in de wijk. Er is geen sprake van een overzichtelijke verkeerssituatie en de situatie lokt volgens haar verkeersovertredingen uit. Het inrichtingsplan gaat uit van de realisatie van een keerlus ter plaatse van de woning van [verzoekster], welke wordt voorzien van een groen ingerichte middenberm. De afvalcontainer zal niet regulier bereikbaar zijn voor een vuilniswagen. De breedte van de ter plaatse in te richten openbare ruimte is immers 20 meter. Deze 20 meter zal ruimte moeten bieden aan trottoir, de al genoemde groene middenberm op de weg en de keerlus. Doordat hier de afvalcontainer is gepositioneerd, zal de keerlus worden gebruikt bij de inzamelroute van de vuilniswagen. Dat is volgens [verzoekster] niet mogelijk. Volgens haar is er per saldo slechts ruimte voor een keerlus met een bochtstraal van maximaal 8,50 meter. Dit is onvoldoende voor een vuilniswagen, gelet op de CROW publicatie ASVV 2012. Immers een dergelijke vrachtwagen geeft toch al minimaal een draaicirkel van 9,62 tot 13,3 meter, waardoor een keerlus van 19,24 tot 26,6 meter nodig zou zijn. Weliswaar kan sprake zijn van vrachtwagens met meesturende achterassen, maar die zijn niet standaard aanwezig, terwijl onduidelijk is of de gemeente Rotterdam dit wel consequent als eis hanteert bij aanbesteding van communale afvalinzameling. Echter, ook dan geldt volgens [verzoekster] nog steeds dat een vuilniswagen in vergelijking met een reguliere vrachtwagen (met enkele of dubbele achteras) een zeer grote achteropbouw heeft. Immers hier bevindt zich op de vuilniswagen de stortbak en daaronder de persinstallatie. Deze installaties steken relatief ver uit achter de achteras, waardoor een vuilniswagen een relatief grote veeglijn heeft, zelfs als de vuilniswagen voorzien zou zijn van meesturende achterwielen. Volgens [verzoekster] zal de chauffeur van de vuilniswagen in de praktijk niet eens beproeven of de keerlus ruim genoeg is, maar zal er eenvoudigweg achteruit worden ingestoken richting de afvalcontainer. Het is op dergelijke momenten dat volgens [verzoekster] gevaarlijke situaties zullen ontstaan, omdat de vuilniswagen - noodgedwongen - een verkeersovertreding begaat en andere verkeersdeelnemers hier niet op bedacht zijn. [verzoekster] wijst er op dat sprake is van divers verkeer van en naar het park dat gebruik maakt van deze verbinding en dit met name fietsers zijn, waaronder schoolgaande jeugd en bezorgdiensten, die vanuit de richting Overschie met redelijke vaart de brug af de woonwijk in komen gereden. Zij voert verder aan dat de parkeercamera's waarmee de vuilniswagen mogelijk is uitgerust onvoldoende zicht bieden, omdat deze zijn afgesteld met het oog op obstakels op korte afstand en niet op verkeer op enige afstand en/of hoogteverschil in het verloop van de weg, en dat de overtreding van de vuilniswagen nieuwe verkeersovertredingen in het leven zal roepen, zoals fietsers die op hun beurt tegen het eenrichtingsverkeer in zullen gaan rijden. Dit punt zal volgens haar ook blijven spelen op het moment dat voor de eenrichtingssituatie een uitzondering zou worden gecreëerd voor de vuilniswagen. [verzoekster] wijst er op dat in Rotterdam eerder een dodelijk ongeval in een vergelijkbare situatie heeft plaatsgevonden, waardoor zeker in situaties waar de inrichting van de openbare ruimte nog open ligt, het goed is om in het ontwerp maximaal rekening te houden met de verkeersveiligheid.

[verzoekster] betoogt voorts dat onvoldoende rekening is gehouden met de hinder die zij zal ondervinden als gevolg van het gebruik van de containers, door stortgeluid in de container, de vuilniswagen als ook verkeersaantrekkende werking vanuit het park en de verkeersaantrekkende werking van mensen die met de auto afval komen wegbrengen.

5.1.    Het college heeft er in de nota van beantwoording schriftelijke zienswijzen [locatie] in reactie op de zienswijze van [verzoekster] op gewezen dat de plattegrond van het inrichtingsplan waarnaar [verzoekster] verwijst niet definitief was en daarbij geen sprake was van ORAC’s en het inzicht wat dat betreft gewijzigd is. Het gemeentelijk beleid gaat uit van het zoveel mogelijk vervangen van huiscontainers door ondergrondse wijkcontainers. Het groen waar de ORAC komt was tijdelijk. Het college heeft er op gewezen dat bij het kiezen van locaties per locatie een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen de verschillende belangen. De containers zijn nodig voor een doelmatige inzameling van huishoudelijk afval (algemeen belang) en worden daarom overal waar mogelijk in de gemeente geplaatst. De mogelijkheden om tegemoet te komen aan individuele belangen zoals "niet bij mij voor de deur of in de omgeving" zijn beperkt. De container is zo gepositioneerd dat in principe niemand hier enige vorm van overlast daarvan moet hebben. Het college heeft er op gewezen dat de afdeling mobiliteit van de gemeente naar de locatie heeft gekeken en heeft aangegeven dat deze geen belemmering en/of een gevaarlijke verkeerssituatie zou geven. In het ontwerp is door het planteam, waarin ook de afdeling mobiliteit is vertegenwoordigd, wel degelijk rekening gehouden met de keerlus en de draairichting van de grotere voertuigen als hulpdiensten en de inzamelvoertuigen. Het inzamelvoertuig kan volgens het college de container ledigen, zonder gebruik te maken van de keerlus.

Het college heeft verder met betrekking tot het aspect hinder gewezen op de mogelijkheden om de overlast tegen te gaan zoals een telefoonnummer waar meldingen gedaan kunnen worden en de MeldR app. Mensen die hun afval onjuist of illegaal aanbieden kunnen rekenen op een bestuurlijke boete, aldus het college. Daarnaast draagt de afdeling Stadsbeheer van de gemeente er zorg voor dat afval dat naast de containers wordt geplaatst zo snel mogelijk wordt weggehaald. Verder is er op gewezen dat voor de betrokken burger de mogelijkheid bestaat om een container te "adopteren" en zo bij te dragen aan het schoonhouden van de omgeving. Met de invoering van vulgraadmeting werkt de afdeling Stadsbeheer verder aan een structurele oplossing voor overlast door volle containers en naast plaatsingen. Bij vulgraadmeting worden alle containers voorzien van sensoren. Met behulp van deze sensoren kunnen de vuilniswagens rijden volgens dynamische routes. Dit houdt volgens het college in dat de containers die voor 70 à 80% zijn gevuld, op de route van de lediging komen en worden geleegd voordat ze volledig vol zijn. Het college heeft er op gewezen dat inmiddels alle containers in Rotterdam zijn voorzien van sensoren. Ook is gewezen op de mogelijkheid om net als rondom de container in de Linnaeushof een bosschage aan te leggen. Het college heeft voorts toegelicht dat de afdeling Stadsbeheer rekening houdt met eventuele overlast voor de burger. Om deze reden wordt enkel ingezameld tussen 06:30 en 22:00 uur. Er is dus geen sprake van nachtelijke ledigingen. Daarnaast dienen de ondergrondse inzamelvoorzieningen te voldoen aan de geluidsnormen bij het inwerpen van afval. Om deze reden levert gebruik van die voorzieningen niet meer geluid op dan het dichtslaan van een autodeur. Daarnaast blijkt uit ervaringen van de afdeling Stadsbeheer dat nachtelijk gebruik van de inzamelvoorziening(en) een zeldzaamheid is. Tevens zijn de ondergrondse inzamelvoorzieningen erop ontworpen om ongedierte te weren en stankoverlast tegen te gaan. Vanwege het gesloten systeem kunnen geuren niet ontsnappen wanneer de trommel gesloten is. De capaciteit van de ondergrondse inzamelvoorziening is volgens het college verder substantieel groter dan die van de huiscontainers.

5.2.    In deze procedure gaat het om de aanwijzing van een locatie voor een ORAC. De keuze van het gemeentebestuur om voor de inzameling van restafval gebruik te maken van deze container, ligt als zodanig niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van de containers, toename van verkeer van en naar de containers en (verkeers)hinder die gepaard gaat met het legen van de containers. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van de containers en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van de containers maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2320. De Afdeling zal daarom alleen beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.

5.3.    In het door [verzoekster] aangevoerde heeft het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen belemmering voor aanwijzing van de containers op de locatie ter hoogte van [locatie] hoeven zien. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende

Voor zover [verzoekster] een verkeersonveilige situatie vreest als gevolg van de ORAC, omdat de vuilniswagen volgens haar vanwege de beperkte ruimte geen gebruik kan maken van de keerlus en achteruit zal worden ingestoken richting de ORAC, heeft het college ter zitting, in aanvulling op de reactie op de zienswijze van [verzoekster], toegelicht dat de keerlus geen onderdeel uitmaakt van de inzamelroute en de vuilniswagen dan ook niet over de keerlus langs de woning van [verzoekster] zal rijden. De vrachtwagen zal reeds voor de keerlus de bocht maken, naast de ORAC parkeren en na het legen de inzamelroute vervolgen richting het zuiden over de Van Leeuwenhoekhof. De vuilniswagen zal anders dan [verzoekster] veronderstelt niet achteruit haar straat inrijden. Op de locatie waar de vuilniswagen zal worden geparkeerd voor het legen van de ORAC zal de vuilniswagen volgens het college het fietspad van en naar het park niet blokkeren. Verder heeft de chauffeur op die locatie bij het legen van de ORAC aan weerszijden overzicht op de verkeerssituatie. Het door [verzoekster] aangevoerde biedt dan ook geen grond voor het oordeel dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van een verkeersonveilige situatie.

Het college heeft met betrekking tot de door [verzoekster] geuite vrees voor hinder die zij zal ondervinden als gevolg van het gebruik van de containers door stortgeluid in de container, in de reactie op de zienswijze toegelicht dat enkel wordt ingezameld tussen 06:30 en 22:00 uur en dat de ondergrondse inzamelvoorzieningen dienen te voldoen aan de geluidsnormen bij het inwerpen van afval en het gebruik van de voorzieningen om deze reden niet meer geluid maakt dan het dichtslaan van een autodeur. Voorts heeft het college toegelicht dat uit ervaringen van de afdeling Stadsbeheer van de gemeente blijkt dat nachtelijk gebruik van de inzamelvoorziening(en) een zeldzaamheid is. Dit is door [verzoekster] niet weersproken. [verzoekster] heeft verder haar stelling dat de verkeersaantrekkende werking van de ORAC vanuit het park en de verkeersaantrekkende werking van de ORAC van mensen die met de auto vuil komen wegbrengen zodanig is dat sprake is onevenredige hinder, niet met objectieve gegevens onderbouwd.

Het betoog slaagt niet.

Alternatieve locatie

6.       Voor zover [verzoekster] in haar zienswijze en ter zitting heeft gewezen op het, al dan niet tijdelijk, plaatsen van containers in een ander veldje in de directe omgeving van de aangewezen locatie, in afwachting van een definitieve inrichting van de omgeving, heeft het college zowel in reactie op de zienswijze als ter zitting toegelicht dat het inrichtingsplan vast staat. Ook is toegelicht dat de gemeente een vergroeningsopgave heeft en dat daarmee de plaatsing van containers op de door [verzoekster] voorgestelde, alternatieve locatie op gespannen voet staat. Het college heeft daarmee voldoende onderbouwd waarom het de door [verzoekster] voorgestelde locatie voor containers niet wenselijk acht. Voorts heeft het college toegelicht dat de vuilniswagen op dezelfde locatie zou parkeren indien een container op deze alternatieve  locatie zou worden geplaatst, zodat deze locatie qua verkeersveiligheid ook niet geschikter is dan de aangewezen locatie. De voorzieningenrechter ziet in wat [verzoekster] heeft aangevoerd dan ook geen grond voor het oordeel dat het college redelijkerwijs het voorgestelde alternatief geschikter had moeten achten dan de aangewezen locatie.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Proceskosten

9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep ongegrond;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.

w.g. Van Ravels
voorzieningenrechter

w.g. Kos
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023

580