Uitspraak 202300644/1/R1 en 202300644/2/R1


Volledige tekst

202300644/1/R1 en 202300644/2/R1.
Datum uitspraak: 22 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C] en [verzoeker D], allen wonend te Rotterdam, (hierna tezamen: [verzoeker A] en anderen),

verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit, bekendgemaakt op 10 januari 2023, heeft het college de locatie Mijestraat hoek Overschieseweg aangewezen voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC) en een ondergrondse papiercontainer.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker A] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker A] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 maart 2023, waar [verzoeker A] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker A], en het college, vertegenwoordigd door mr. A Hielkema, mr. C.W. de Jong, D.F. Cairo en B. Uludag, zijn verschenen.

Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

Inleiding

1.       [verzoeker A] en anderen wonen allen aan de Overschieseweg in de nabijheid van de aangewezen locatie. Deze locatie ligt naast het bedrijfspand [locatie 1] en grenst aan een bedrijventerrein.

2.       [verzoeker A] en anderen kunnen zich niet verenigen met de aangewezen locatie. Zij vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat als gevolg van geluidhinder, zwerfvuil en naast de container geplaatst afval.

Beoordelingskader

3.       Bij de keuze van een locatie voor een afvalcontainer moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de container.

Als de Afdeling oordeelt dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten, beoordeelt de Afdeling vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

4.       Het college heeft bij de aanwijzing van de locatie voor de containers de uitgangspunten zoals neergelegd in de Richtlijn 'Toegankelijke Buitenruimte' van 2 mei 2018, het 'Programma van Eisen locaties ondergrondse containers' uit 2018 en de Grondstoffennota 2019-2022 gehanteerd.

Beroepsgronden

Geschiktheid van de locatie Mijestraat hoek Overschieseweg?

5.       [verzoeker A] en anderen betogen dat in de reactie op hun zienswijzen onvoldoende is ingegaan op de keuze voor de wijze waarop de diverse huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Zij wijzen er op dat het ophalen van de rolcontainers meegenomen kan worden in de route van het ophalen van de rolcontainers in de Overschiese Dorpsstraat. De huisnummers van de woningen aan de Overschieseweg waar het om gaat ([locatie 2] tot en met [locatie 3], [locatie 4] en [locatie 5]) liggen immers in het verlengde van de Overschiese Dorpsstraat.

Volgens [verzoeker A] en anderen is voorts de ernst van de reeds bestaande overlast op de hoek Mijestraat/Overschieseweg onvoldoende onderkend. Zij wijzen er op dat de parkeerplaatsen in de Mijestraat in de avonduren en in de weekends met grote regelmaat worden gebruikt om afval te deponeren. Als hier ondergrondse afvalcontainers worden geplaatst zal deze overlast volgens [verzoeker A] en anderen alleen nog maar ernstigere vormen aannemen. Deze locatie, grenzend aan een industriegebied met zware categorie 4, is niet geschikt voor het plaatsen van een ondergrondse afvalcontainer en ook niet nodig voor die paar huishoudens.

[verzoeker A] en anderen betogen verder dat geen rekening is gehouden met de belangen van [verzoeker D], de eigenaar van het [bedrijf] op [locatie 1]. [verzoeker D] woont in het bedrijfspand en zijn slaapkamer is gelegen op 3 meter afstand van de geplande containerlocatie. [verzoeker D] vreest, naast de overlast van het zwerfvuil en het naast de containers geplaatste afval, geluidhinder als gevolg van het gebruik en het legen van de containers.

[verzoeker A] en anderen betogen voorts dat geen rekening is gehouden met de monumentale woningen aan de Overschieseweg. Zij wijzen er op dat de door de gemeente gekozen locatie recht tegenover het 17e eeuwse rijksmonument De Honderdmorgen is gelegen.

5.1.    Het college heeft in de nota beantwoording zienswijzen aangegeven dat bij het kiezen van locaties per locatie een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen de verschillende belangen. De containers zijn nodig voor een doelmatige inzameling van huishoudelijk afval (algemeen belang) en worden daarom overal waar mogelijk in de gemeente geplaatst. De mogelijkheden om tegemoet te komen aan individuele belangen zoals "niet bij mij voor de deur of in de omgeving", zijn beperkt. Verder heeft het college toegelicht dat bij het bepalen van een locatie voor een ondergrondse container rekening wordt gehouden met een aantal randvoorwaarden zoals een acceptabele loopafstand, bomen, kabels en leidingen in de ondergrond, parkeerplaatsen en een goede spreiding in de wijk van verschillende afvalvoorzieningen. Vanuit de inrichting van de buitenruimte wordt geprobeerd de ondergrondse container zo goed mogelijk in te passen in de buitenruimte. Binnen de mogelijkheden wordt ook rekening gehouden met de bewoners en ondernemers. Het college heeft voorts gewezen op de invoering van vulgraadmeting waarmee wordt gewerkt aan een structurele oplossing voor overlast door volle containers. Bij vulgraadmeting worden alle containers voorzien van sensoren. Met behulp van deze sensoren kunnen de vuilniswagens rijden volgens dynamische routes. Dit houdt in dat containers die voor 70 à 80% zijn gevuld, op de route van de vuilniswagen komen en worden geleegd voordat ze volledig vol zijn. Het college heeft toegelicht dat inmiddels alle containers in Rotterdam zijn voorzien van sensoren en daarmee volle containers tot het verleden zullen behoren. Daardoor zal ook het plaatsen van afval naast de containers worden teruggedrongen. Afval naast de containers is volgens het college evenwel niet helemaal uit te sluiten, omdat gebruikers zelf een verantwoordelijkheid hebben de containers juist te gebruiken. Het college heeft aangegeven dat er vanuit de gemeente binnen haar mogelijkheden alles aan gedaan wordt om naastplaatsingen te voorkomen.

Voor zover in de zienswijzen is gewezen op de monumentale woningen, heeft het college uiteengezet dat hiermee juist rekening is gehouden met het plaatsen van de ondergrondse containers. Binnenkort wordt begonnen met de herinrichting van de omgeving, waarbij onder andere rekening is gehouden met de verkeersveiligheid. De afdeling mobiliteit van de gemeente heeft de situatie bestudeerd en daar is een positief advies uitgekomen. De containers komen op een voor eenieder zichtbare plek te staan. Het college heeft er op gewezen dat bewoners en bedrijven kunnen helpen om naastplaatsingen te bestrijden door het klachtennummer van de gemeente te bellen of een container te "adopteren". Daarnaast kan men een melding maken via de MeldR-app. Het college heeft voorts toegelicht dat bij het ontwerp van de containers beperking van geluidsproductie één van de voorwaarden is. De container veroorzaakt volgens het college bij normaal gebruik minimaal geluid. Er kan echter niet voorkomen worden dat bij het weggooien van glas geluid wordt geproduceerd. De gemeentelijke afdeling Schone Stad adviseert gebruikers daarom het afval overdag weg te gooien, zodat eventuele geluidsoverlast beperkt wordt. Het in de zienswijze gedane voorstel voor een proefperiode met tijdelijke bovengrondse containers vindt het college niet wenselijk. Dit omdat volgens het college de kans groter is dat men dan afval naast de containers zal gaan plaatsen. Schone Stad heeft bovendien de bestuurlijke opdracht om alle half verdiepte containers uit het straatbeeld te verwijderen.

5.2.    In deze procedure gaat het om de aanwijzing van een locatie voor een ORAC en een papiercontainer. De keuze van het gemeentebestuur om voor de inzameling van restafval en papier gebruik te maken van deze containers, ligt als zodanig niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van de containers, toename van verkeer van en naar de containers en (verkeers)hinder die gepaard gaat met het legen van de containers. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van de containers en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van de containers maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2320. De Afdeling zal daarom alleen beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.

5.3.    In de door [verzoeker A] geuite vrees voor hinder door geluid, naastplaatsingen en zwerfvuil, heeft het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen belemmering voor aanwijzing van de containers op de locatie Mijestraat hoek Overschieseweg hoeven zien. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

Het college heeft met betrekking tot de reeds bestaande overlast op de hoek Mijestraat/Overschieseweg en de door [verzoeker A] en anderen verwachte aantrekkende werking van de containers waardoor die overlast volgens hen zal toenemen, toegelicht dat de overlast door middel van sensoren met betrekking tot de vulgraad, het ontwerp van de containers en de mogelijkheid van het "adopteren" van een container door omwonenden zoveel mogelijk wordt beperkt. Voorts is er op gewezen dat bewoners ook melding kunnen maken van naastplaatsingen via het klachtennummer of de Meldr-app en dat ten aanzien van naastplaatsingen strikt gehandhaafd wordt. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat afval naast de containers niet helemaal uit te sluiten valt, omdat gebruikers zelf een verantwoordelijkheid hebben de containers juist te gebruiken. Verder hebben [verzoeker A] en anderen hun stelling dat juist deze locatie voor meer overlast zal zorgen door een grotere kans op afvaldumpingen en het aantrekken van zwerfvuil dan andere locaties niet onderbouwd met objectieve gegevens. De enkele omstandigheid dat de containers worden geplaatst naast een bedrijfspand grenzend aan een bedrijventerrein biedt onvoldoende grond voor die conclusie.

Eerst ter zitting hebben [verzoeker A] en anderen aangevoerd dat de looproute vanaf hun woningen naar de aangewezen locatie niet veilig is, omdat de Overschieseweg overgestoken moet worden en er geen trottoir is langs de looproute naar de aangewezen locatie. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de afdeling mobiliteit van de gemeente positief geadviseerd heeft over de locatie en er bovendien een herinrichtingsplan komt waarbij de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid van de containers ook wordt meegenomen. Het college heeft verder ter zitting, aan de hand van "Googlemaps", toegelicht dat in de huidige situatie voor de parkeerplaatsen ook moet worden overgestoken over de Overschieseweg en vervolgens langs de parkeerplaatsen naar de containers kan worden gelopen. De route naar de aangewezen locatie is volgens hem wat verkeersveiligheid betreft dan ook gelijk aan de reeds bestaande situatie. Er is geen grond voor het oordeel dat het college zich niet op dit standpunt heeft kunnen stellen.

Het college heeft met betrekking tot het door [verzoeker A] en anderen aangevoerde met betrekking tot de belangen van [verzoeker D] die woont in het bedrijfspand Overschieseweg, ter zitting toegelicht dat deze belangen niet doorslaggevend zijn, omdat het bedrijfspand planologisch gezien geen verblijfplaats is en er geen woonbestemming op het perceel rust. Dit is door [verzoeker A] en anderen niet betwist. Voorts heeft het college toegelicht dat desondanks bij de keuze voor deze locatie voldoende afstand is aangehouden ten aanzien van de gevel van [locatie 1].

Voor zover door [verzoeker A] en anderen is gewezen op de route met rolcontainers door de Overschiese Dorpsstraat heeft het college ter zitting gewezen op het door de gemeente gehanteerde beleid dat wordt ingezet op ondergrondse afvalcontainers. Het gebruik van rolcontainers binnen de gemeente zal zoveel mogelijk worden vervangen door ondergrondse afvalcontainers. Het college heeft bovendien toegelicht dat de brug die de Overschieseweg en de Overschiese Dorpsstraat verbindt niet geschikt is voor de zware vrachtwagens die worden gebruikt bij de route van het legen van de rolcontainers. Dit is door [verzoeker A] en anderen niet betwist.

Het college heeft verder geen belemmering voor aanwijzing van de containers op de locatie Mijestraat hoek Overschieseweg hoeven zien in de door [verzoeker A] en anderen gestelde monumentale waarden van de woningen in de omgeving. Het college heeft in de nota beantwoording zienswijzen toegelicht dat bij de keuze voor deze locatie juist rekening is gehouden met deze monumentale waarden. Ter zitting heeft het college toegelicht dat de ondergrondse afvalcontainer op ruim voldoende afstand van het rijksmonument is gelegen, op een locatie grenzend aan het bedrijventerrein, dat is gelegen tegenover het rijksmonument, zodat voldoende rekening is gehouden met dit rijksmonument. Er is geen grond voor het oordeel dat het college zich niet op dit standpunt heeft kunnen stellen.

Het betoog slaagt niet.

Alternatieve locatie

6.       [verzoeker A] en anderen betogen dat het college de locatie Mijestraat hoek Overschieseweg redelijkerwijs niet mocht aanwijzen, omdat er een geschikte alternatieve locatie is. Volgens [verzoeker A] en anderen zou de container centraal geplaatst moeten worden ten opzichte van de woningen. Centrale plaatsing, zoals door hen voorgesteld tegenover [locatie 6], zou de kans op afvaldumping naast de containers en het aantrekken van zwerfvuil volgens hen aanzienlijk verminderen.

6.1.    Het college acht de door [verzoeker A] en anderen voorgestelde locatie tegenover [locatie 6] niet geschikt, omdat daar verschillende kabels en leidingen lopen. Dit is door [verzoeker A] en anderen niet betwist. Het door hen aangevoerde biedt voorts geen grond voor het oordeel dat de locatie tegenover [locatie 6] voor minder overlast zal zorgen dan de aangewezen locatie. Deze stelling is door hen niet onderbouwd met objectieve gegevens. De voorzieningenrechter ziet in wat [verzoeker A] en anderen hebben aangevoerd dan ook geen grond voor het oordeel dat het college redelijkerwijs het voorgestelde alternatief geschikter had moeten achten dan de aangewezen locatie.

Het betoog faalt.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Proceskosten

9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep ongegrond;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.

w.g. Van Ravels
voorzieningenrechter

w.g. Kos
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023

580