Uitspraak 202300095/2/R4


Volledige tekst

202300095/2/R4.
Datum uitspraak: 17 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, en anderen,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Stichtse Vecht,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2022 heeft de raad het bestemmingsplan ‘Rondom de Vecht, reparatie 2021’, vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[verzoeker] en anderen, de raad en [partij] hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 maart 2023, waar [verzoeker] en anderen, in de persoon van [verzoeker A] en bijgestaan door mr. J. Keur, advocaat te Arnhem, en de raad, vertegenwoordigd door C.A. Spaan en mr. H.P. Polman, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       De raad heeft eerder op 2 oktober 2018 het bestemmingsplan ‘Rondom de Vecht’ vastgesteld. Dat plan voorziet in een planologische regeling voor het buitengebied tussen de kernen Breukelen en Maarssen. Ook behoren delen van de bebouwde kom van Breukelen en Maarssen tot het plangebied. Daarbij heeft de raad ook een wijzigingsbesluit van 19 november 2019 genomen. Over het vaststellingsbesluit van 2 oktober 2018 en het wijzigingsbesluit van 19 november 2019 heeft de Afdeling uitspraak gedaan op 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2909. Hierin heeft de Afdeling verschillende plandelen vernietigd en de raad opgedragen om daarvoor binnen een bepaalde termijn een nieuwe planregeling op te stellen. Met het voorliggende plan heeft de raad daaraan uitvoering willen geven. Het verzoek ziet daarbij op één specifiek plandeel: het plandeel van Zandpad 76 te Breukelen.

3.       [partij] is gevestigd aan Zandpad 76 in Breukelen. Dit is een bedrijf dat zich richt op het produceren en bottelen van vruchtensappen. Het plan voorziet in een gewenste fysieke uitbreiding van de bedrijfsbebouwing van [partij] met 550 m2. In de plantoelichting is vermeld dat in de planregels een nauwkeurige omschrijving van de bedrijfsactiviteiten van [partij] is opgenomen zodat een verbreding van de bedrijfsactiviteiten niet mogelijk is. Daarbij is toegelicht dat voor de bestemming "Bedrijf" een afzonderlijke beschrijving voor het bedrijf van [partij] is opgenomen. Die beschrijving is in een amendement gewijzigd naar "productie van natuurlijke vruchten- en daaraan ondergeschikt groentesap".

4.       [verzoeker] en anderen zijn bewoners van het Zandpad en kunnen zich met het plan niet verenigen, omdat volgens hen ten opzichte van het voorheen geldende plan een aanzienlijke uitbreiding van [partij] wordt toegestaan, terwijl dit tot overlast leidt. De raad heeft volgens hen geen deugdelijk onderbouwde ruimtelijke afweging gemaakt bij de vaststelling van de planregeling voor de gronden van [partij].

Spoedeisend belang

5.       De voorzieningenrechter neemt spoedeisend belang aan. Het plan voorziet namelijk in een fysieke uitbreiding van de bedrijfsbebouwing van [partij] met 550 m2 en namens [partij] is bevestigd dat niet zal worden gewacht met het indienen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan totdat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.

Afbakening

6.       In geschil is of het plan voorziet in een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten van [partij] doordat machinale productie van vruchten- en groentesappen voor het eerst planologisch wordt toegestaan en of de raad de ruimtelijke effecten daarvan, met name ten aanzien van het verkeer, voldoende heeft onderzocht en afgewogen. Volgens [partij] is de al jaren gehanteerde machinale productie van vruchten- en groentesappen op grond van verleende vergunningen al legaal. De vraag of dat zo is, is een vraag die zich niet leent voor beantwoording in deze procedure. Deze vraag kan bij de beoordeling van het verzoek buiten beschouwing blijven omdat vast staat dat op dit moment deze sappen al machinaal worden geproduceerd, zodat een eventuele schorsing van het plan als zodanig geen verandering zou brengen in die feitelijke situatie. Het verzoek ziet, zo is op de zitting bevestigd, niet op de beëindiging van de reeds aanwezige feitelijke situatie.

Fysieke uitbreiding 550 m2: toename productie

7.       [verzoeker] en anderen betogen dat de in het plan voorziene uitbreiding van de bedrijfsbebouwing van [partij] met 550 m2 zal leiden tot een uitbreiding van de productie en dat dit negatieve gevolgen heeft voor de bewoners van het Zandpad. Ter hoogte van de voorziene uitbreiding is de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - productie uitgesloten" opgenomen en in de planregels is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding geen productie is toegestaan. Daarmee is volgens [verzoeker] en anderen echter niet uitgesloten dat opslag en andere activiteiten die niet onder productie vallen, kunnen worden verplaatst naar de uitbreiding, waardoor in de bestaande productiehal meer ruimte ontstaat voor een uitbreiding van de productie.

7.1.    Gelet op de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - productie uitgesloten" en de bepaling in de planregels dat ter plaatse van die aanduiding geen productie is toegestaan, staat vast dat in de voorziene uitbreiding zelf geen uitbreiding van de productie mag plaatsvinden. In theorie is het mogelijk dat opslag en andere activiteiten die niet onder productie vallen vanuit de bestaande productiehal worden verplaatst naar de uitbreiding, waardoor in de bestaande productiehal meer ruimte ontstaat voor een uitbreiding van de productie. [verzoeker] en anderen hebben echter in geheel niet aannemelijk gemaakt hoe het verplaatsen van opslag en andere activiteiten die niet onder productie vallen concreet tot meer productiecapaciteit zal leiden. Daarbij is ook van belang dat is gebleken dat de uitbreiding onder meer zal worden gebruikt voor opslag van zaken die momenteel op een andere locatie worden opgeslagen. Daarom acht de voorzieningenrechter op grond van wat is aangevoerd niet aannemelijk dat de voorziene uitbreiding van 550 m2 zal leiden tot het vergroten van de productie.

Fysieke uitbreiding 550 m2: verkeer

8.       [verzoeker] en anderen betogen dat de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing met 550 m2 zal leiden tot meer verkeer, met name vrachtverkeer. De raad heeft volgens hen onvoldoende representatief onderzoek gedaan naar de gevolgen voor het verkeer en heeft daarvan geen deugdelijk onderbouwde ruimtelijke afweging gemaakt.

8.1.    Ten behoeve van het plan zijn allereerst verkeerstellingen uitgevoerd die hebben geleid tot het rapport Verkeerstellingen inrit Zandpad 76 Breukelen, van Dufec van oktober 2021. Daarbij zijn in twee fases van één week verkeerstellingen uitgevoerd, namelijk in de periode van maandag 20 augustus tot en met zondag 5 september 2021 en in de periode van maandag 27 september tot en met zondag 3 oktober 2021. Daarmee is zowel buiten als gedurende het oogstseizoen gemeten.

Verder is in de plantoelichting gewezen op het rapport Verkeerskundig effect uitbreiding [partij], van Goudappel Coffeng van 2 april 2021. Volgens dat rapport leidt een uitbreiding met 550 m2 bvo volgens kencijfers tot een verkeersgeneratie van circa 20 tot 30 mvt/etmaal. Daarvan is circa 20% vrachtverkeer. Dit leidt in theorie tot circa 4 tot 6 extra vrachtwagens, waarvan circa 60% zwaar vrachtverkeer zal zijn. In het rapport wordt geconcludeerd dat het aandeel (zwaar) vrachtverkeer op het Zandpad gerelateerd aan [partij] in de bestaande situatie beperkt is en dat het theoretische effect op de hoeveelheid (zwaar) vrachtverkeer als gevolg van de uitbreiding zeer beperkt is en niet merkbaar zal zijn voor weggebruikers en omwonenden (en ook niet zal leiden tot een verslechtering van de verkeerssituatie op het Zandpad). Als gevolg van de uitbreiding zal volgens het rapport in de praktijk het aantal verkeersbewegingen van (zwaar) vrachtverkeer door [partij] zelfs worden verminderd, omdat verkeersbewegingen vanaf en naar de externe opslag niet meer nodig zijn. Ook dit zal volgens het rapport in de praktijk voor weggebruikers en omwonenden echter niet merkbaar zijn (en ook niet leiden tot een verbetering van de verkeerssituatie op het Zandpad).

Vervolgens heeft de raad het bovenstaand rapport van Goudappel Coffeng laten beoordelen door Arthic. In het rapport Second Opinion verkeerskundig onderzoek [partij] Vruchtensap BV Breukelen, van Arthic van 7 april 2021, zet Arthic vraagtekens bij de gehanteerde kencijfers, maar onderschrijft de conclusie van Goudappel Coffeng dat het absolute aantal vrachtwagenritten dat theoretisch door de uitbreiding extra wordt gegenereerd, beperkt is.

In een reactie van Goudappel Coffeng van 10 mei 2021 op het bovenstaande rapport van Arthic, blijft Goudappel Coffeng bij de hierboven vermelde conclusies.

Met bovenstaande onderzoeken, waarin ook de algemene verkeerssituatie op het Zandpad is betrokken, heeft de raad voldoende onderzoek gedaan naar de gevolgen van de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing voor het verkeer. Dat volgens [verzoeker] en anderen voor een vollediger beeld van de verkeersbewegingen een verkeerstelling gedurende een heel jaar had moeten plaatsvinden, betekent niet dat met de tellingen van Dufec in twee fases van één week geen representatief beeld van het verkeer van en naar [partij] is verkregen. Ook de stelling dat voor sommige groenten die in de sappen worden verwerkt het oogstseizoen in een ander jaargetijde ligt, maakt niet dat niet van een representatief beeld sprake is. In de week binnen het oogstseizoen voor fruit waarin de tellingen zijn aangevoerd, vinden immers meer verkeersbewegingen plaats.

8.2.    Verder heeft de raad een deugdelijk onderbouwde ruimtelijke afweging gemaakt over de gevolgen van de fysieke uitbreiding voor het verkeer. Ondanks de conclusie in bovenvermelde rapporten dat de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing zal leiden tot een beperkte toename van de hoeveelheid (zwaar) vrachtverkeer, heeft de raad ervoor gekozen om in de planregels een maximum aantal vrachtauto’s van en naar Zandpad 76 per week vast te stellen, gebaseerd op de huidige aantallen vrachtauto’s per weekdag, zoals die blijken uit de verkeerstellingen van Dufec. Daarmee acht de raad dus niet ruimtelijk aanvaardbaar dat het aantal vrachtwagenbewegingen als gevolg van de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing zal toenemen ten opzichte van het huidige aantal. De vraag of de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing zou kunnen leiden tot een toename van vrachtverkeer is als gevolg daarvan niet relevant, omdat de raad het aantal vrachtauto’s per week van en naar Zandpad 76 in de planregels heeft gemaximeerd en [partij] zich daaraan zal moeten houden. [verzoeker] en anderen hebben ter zitting aangevoerd dat dit maximum ook had moeten zien op ander verkeer dan vrachtauto’s, zoals (grote) bestelauto’s. In hetgeen is aangevoerd en ter zitting is besproken, ziet de voorzieningenrechter echter geen aanleiding om aan te nemen dat ten gevolge van de voorziene uitbreiding van de bedrijfsbebouwing een specifieke toename van ander verkeer dan vrachtauto’s, zoals (grote) bestelauto’s valt te verwachten. In dit betoog ziet de voorzieningenrechter daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Overige betogen

9.       Ook in hetgeen [verzoeker] en anderen voor het overige hebben aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie

10.     Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Es, griffier.

w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter

w.g. Van Es
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023

826