Uitspraak 202103966/1/R3


Volledige tekst

202103966/1/R3.
Datum uitspraak: 1 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1.       het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk,

2.       Tiberius Vastgoed B.V., gevestigd te Someren,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2021 in zaak nr. 19/2191 in het geding tussen:

Tiberius Vastgoed B.V.

en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk.

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2018 (hierna: het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van Tiberius Vastgoed B.V. voor een omgevingsvergunning voor de bouw van twee supermarkten, kantoorruimte en parkeergelegenheid op het adres Madame Curielaan 1 in Rijswijk (hierna: het perceel) buiten behandeling gesteld.

Bij besluit van 20 februari 2019 heeft het college het door Tiberius Vastgoed B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 mei 2021 heeft de rechtbank het door Tiberius Vastgoed B.V. daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 februari 2019 vernietigd en het besluit van 29 augustus 2018 herroepen. De rechtbank heeft het college opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben het college en Tiberius Vastgoed B.V. hoger beroep ingesteld.

Het college en Tiberius Vastgoed B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Bij besluit van 24 augustus 2021 heeft het college de aanvraag van Tiberius Vastgoed B.V. om een omgevingsvergunning voor de bouw van twee supermarkten, kantoorruimte en parkeergelegenheid op het perceel geweigerd.

Tiberius Vastgoed B.V. heeft daartegen een zienswijze naar voren gebracht.

Het college en Tiberius Vastgoed B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2023, waar het college, vertegenwoordigd door Y.W.E.P. Kerkhof, mr. M.L. Vroom, drs. M.E. Smits en mr. R. van Nooijen, advocaat te Rotterdam, en Tiberius Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door drs. D. van Beusekom, [gemachtigden] en mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 22 juni 2018 heeft Tiberius Vastgoed B.V. een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van twee supermarkten, een kantoorruimte, een parkeerkelder en een parkeerdak op het perceel. De aanvraag ziet, voor zover hier van belang, op de activiteiten "bouwen" (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo)) en "uitrit aanleggen of veranderen" (artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo).

2.       Bij brief van 13 juli 2018 heeft het college op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) aan Tiberius Vastgoed B.V. de gelegenheid geboden de aanvraag binnen drie weken na dagtekening van deze brief aan te vullen. In deze brief heeft het college vermeld welke gegevens Tiberius Vastgoed B.V. op grond van het Bouwbesluit 2012 en de Regeling omgevingsrecht moet aanleveren om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen. Op 3 augustus 2018 heeft Tiberius Vastgoed B.V. aanvullende gegevens verstrekt. Tiberius Vastgoed B.V. heeft hierbij onder meer het rapport "Toetsing Bouwbesluit 2012" van Kienhuis Bouwmanagement van 22 juni 2018, gewijzigd op 1 augustus 2018 (hierna: rapport van Kienhuis) overgelegd.

3.       Het college heeft in het primaire besluit de aanvraag buiten behandeling gesteld. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat Tiberius Vastgoed B.V. onvoldoende gegevens heeft aangeleverd voor de toetsing van de nieuwe in- en uitrit, parkeervoorzieningen en laad- en losmogelijkheden aan het bestemmingsplan "Parapluherziening parkeernormering Rijswijk". Daarnaast heeft Tiberius Vastgoed B.V. volgens het college onvoldoende gegevens aangeleverd voor de toetsing van de ventilatievoorziening en de thermische isolatie aan het Bouwbesluit 2012. Tot slot is de aanvraag volgens het college in strijd met het bestemmingsplan "Hoornwijck-Broekpolder", vastgesteld op 1 oktober 2013, (hierna: het bestemmingsplan), omdat de supermarkten niet passen binnen de op grond van het bestemmingsplan op het perceel rustende bestemming "Bedrijf" en de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie 1". Vanwege deze strijd met het bestemmingsplan had Tiberius Vastgoed B.V. op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3°, van de Wabo de aanvraag moeten voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, aldus het college.

Het college heeft het primaire besluit bij besluit van 20 februari 2019 gehandhaafd.

4.       De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak onder meer overwogen dat het college aan de buitenbehandelingstelling van de aanvraag niet het ontbreken van de gegevens over de luchtverversing ten grondslag heeft mogen leggen. Ook heeft de rechtbank overwogen dat het beoogde gebruik van het perceel voor zelfstandige kantoorruimte niet in strijd is met het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft het besluit van 20 februari 2019 vernietigd en het primaire besluit herroepen.

Herstelbesluit

5.       Bij besluit van 24 augustus 2021 (hierna: het herstelbesluit) heeft het college opnieuw op de aanvraag van Tiberius Vastgoed B.V. beslist en de omgevingsvergunning geweigerd.

Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Dit betekent dat voor Tiberius Vastgoed B.V. hiermee van rechtswege een beroep tegen dit besluit is ontstaan.

6.       De hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank zullen eerst worden beoordeeld. Daarna zal de Afdeling terugkomen op het beroep van Tiberius Vastgoed B.V. tegen het herstelbesluit.

Hoger beroep

Strijd bestemmingsplan

7.       Het college en Tiberius Vastgoed B.V. kunnen zich niet verenigen met wat de rechtbank onder 4.19 van de aangevallen uitspraak heeft overwogen over het gebruik van het perceel in strijd met het bestemmingsplan.

Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat de aanvraag buiten behandeling kon worden gesteld vanwege het ontbreken van een ruimtelijke onderbouwing. Het college voert daartoe aan dat het bouwplan wat betreft de zelfstandige kantoorruimte in strijd is met het bestemmingsplan en een ruimtelijke onderbouwing voor een toetsing van de aanvraag is vereist. Dit blijkt volgens het college uit de plansystematiek en de plantoelichting. Het college stelt zich op het standpunt dat op het perceel alleen bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan.

Tiberius Vastgoed B.V. betoogt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat binnen de bestemming "bedrijf" (zelfstandige) kantoorruimte is toegestaan, maar dat de motivering van de rechtbank hieromtrent niet navolgbaar is.

7.1.    Artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb luidt:

"1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

[…]

c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,

mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen."

7.2.    Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is het aan het daartoe bevoegde bestuursorgaan om te beoordelen of het over voldoende gegevens en bescheiden beschikt om een besluit op een aanvraag te nemen. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1868.

7.3.    Op grond van het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2".

Artikel 3.1 van de planregels luidt:

"De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijven, behorende tot en met ten hoogste categorie 2 zoals opgenomen in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten", zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels;

b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf in ten hoogste categorie 3.1": tevens voor bedrijven in ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels;

c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf in ten hoogste categorie 3.2': tevens voor bedrijven in ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels;

[…]

h. bedrijfsgebonden kantoren;

[…]"

Artikel 3.4 van de planregels luidt:

"Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels voor het gebruik:

a. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte aan bedrijfsgebonden kantoren mag niet meer bedragen dan 50% van het totale brutovloeroppervlak van het bedrijf tot een maximum van 3000 m2."

Het begrip "kantoor" wordt in artikel 1 van de planregels gedefinieerd als: "een voorziening, gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen."

7.4.    De Afdeling stelt vast dat er in de planregels geen definitie is opgenomen van het begrip "Bedrijf". Ook in de plantoelichting zijn geen aanknopingspunten te vinden voor de wijze waarop dit begrip moet worden uitgelegd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 23 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1318, kan voor de betekenis van een begrip, bij gebrek aan aanknopingspunten in het bestemmingsplan en de plantoelichting, voor de wijze waarop een in het bestemmingsplan opgenomen begrip moet worden uitgelegd, aansluiting worden gezocht bij wat in het algemeen spraakgebruik daaronder wordt verstaan. Daarbij mag de betekenis zoals deze in het "Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal" (hierna: Van Dale) is gegeven, worden betrokken. In de Van Dale wordt, voor zover relevant, onder bedrijf verstaan: beroepsbezigheid, handwerk en ook: onderneming die zich bezighoudt met het maken en/of verhandelen van bepaalde goederen en/of het leveren van bepaalde diensten. Deze omschrijving is, anders dan het college op de zitting heeft gesteld, niet dermate algemeen dat deze onbruikbaar is om te kunnen bepalen wat onder een bedrijf wordt verstaan. Gelet op de in artikel 1 van de planregels opgenomen definitie van het begrip "kantoor" kunnen kantoren als bedrijven worden aangemerkt.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar (tussen)uitspraak van 24 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:641, onder 8.6, in een procedure over het beroep van Tiberius Vastgoed B.V. tegen het bestemmingsplan "Hoornwijck - Broekpolder, 1e herziening" uit 2019, geldt ten aanzien van artikel 3.1 van de planregels van het nu voorliggende bestemmingsplan dat de Staat van Bedrijfsactiviteiten, gelet op de formulering van de artikelonderdelen van artikel 3.1 van de planregels, onderdeel is van die planregels. De bedrijfsactiviteit "Overige zakelijke dienstverlening: kantoren" is in de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet doorgehaald en is in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen als categorie 1. Dit betekent dat door de directe relatie in artikel 3.1 van de planregels met de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" op het perceel, dat bedrijven toestaat van de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, (ook) kantoren op het perceel zijn toegestaan.

De uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2010, waarnaar het college op de zitting heeft verwezen, staat aan deze uitleg van de planregels niet in de weg. Die uitspraak gaat over de situatie dat een definitie van het begrip "bedrijf" in de planregels was opgenomen, waaraan moest worden getoetst om te bepalen of de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten vermelde activiteiten bedrijven zijn, die op grond van het bestemmingsplan zijn toegestaan. Omdat een definitie van het begrip "bedrijf" in dit geval in het bestemmingsplan ontbreekt, is de situatie in de door het college aangehaalde uitspraak een andere situatie dan hier aan de orde.

Ook de omstandigheid dat artikel 3.1, aanhef en onder h, van de planregels bedrijfsgebonden kantoren expliciet toestaat, zoals het college heeft gesteld, doet hier niet aan af, omdat deze omstandigheid niet uitsluit dat daarnaast (zelfstandige) kantoren onder de bestemming "Bedrijf" vallen. Het is immers mogelijk en ook niet ongewoon dat een bepaalde activiteit in het bijzonder in de planregels wordt toegestaan. De Afdeling acht hierbij van belang dat in artikel 3.4, aanhef en onder a, van de planregels, waarin specifieke gebruiksregels zijn opgenomen, een maximum brutovloeroppervlakte voor bedrijfsgebonden kantoren is opgenomen. De planregels voorzien niet in specifieke gebruiksregels voor andere binnen de bestemming "Bedrijf" toegestane functies.

7.5.    Gelet op het voorgaande zijn kantoren en de daarbij behorende voorziening in de vorm van een parkeerkelder ter plaatse van het perceel toegestaan. De rechtbank is dan ook, zij het deels op andere gronden, terecht tot de conclusie gekomen dat de aanvraag niet buiten behandeling kon worden gesteld vanwege het met het oog daarop ontbreken van een ruimtelijke onderbouwing.

Het betoog van het college slaagt niet.

Het betoog van Tiberius Vastgoed B.V. is terecht voorgedragen.

Luchtbehandeling

8.       Tiberius Vastgoed B.V. heeft op het aanvraagformulier verzocht om gebruik te mogen maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 2.7, eerste lid, onder b, van de Regeling omgevingsrecht de gegevens en bescheiden met betrekking tot de details van de in of ten behoeve van het bouwwerk toegepaste installaties uiterlijk binnen een termijn van drie weken voor de start van de uitvoering van de desbetreffende handeling over te leggen.

8.1.    Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de aanvraag buiten behandeling kon worden gesteld vanwege het ontbreken van voldoende gegevens over de wijze van luchtbehandeling van de parkeerkelder. Op grond van artikel 2.7, eerste lid, onder b, van de Regeling omgevingsrecht mogen details over de luchtbehandeling weliswaar later worden aangeleverd, maar de hoofdlijn moet wel uit de aanvraag blijken, aldus het college. Het college stelt zich op het standpunt dat zonder deze gegevens de toets aan het Bouwbesluit 2012 niet kan worden uitgevoerd.

8.2.    Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo wordt de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit "bouwen" geweigerd indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld in onder meer het Bouwbesluit 2012. Het college komt daarbij beoordelingsruimte toe. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:279, onder 8.3.

8.3.    Artikel 2.2, aanhef, tweede lid, onder d, van de Regeling omgevingsrecht luidt:

"In of bij de aanvraag om een vergunning voor een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012:

[…]

2. uit het oogpunt van gezondheid:

[…]

d. de ventilatievoorzieningen van ruimten en voorzieningen betreffende de afvoer van rookgas en toevoer van verbrandingslucht;"

Artikel 2.7, eerste lid, onder b, van de Regeling omgevingsrecht luidt:

"1. In de vergunning voor een bouwactiviteit wordt, indien de aanvrager een verzoek tot latere aanlevering heeft ingediend, bepaald dat de volgende gegevens en bescheiden uiterlijk binnen een termijn van drie weken voor de start van de uitvoering van de desbetreffende handeling worden overgelegd:

[…]

b. gegevens en bescheiden met betrekking tot de details van de in of ten behoeve van het bouwwerk toegepaste installaties, voor zover het niet de gegevens met betrekking tot de hoofdlijn dan wel het principe van de toegepaste installaties betreft; de hoofdlijn betreft onder meer de wijze van verwarming, koeling en luchtbehandeling, de plaats en wijze van verticaal transport en de locatie en het type brandveiligheidinstallatie."

8.4.    Gelet op deze bepalingen moest het college aan de hand van de door Tiberius Vastgoed B.V. bij de aanvraag overgelegde gegevens en bescheiden op het moment van het nemen van een beslissing op de aanvraag aannemelijk kunnen achten dat het bouwplan, wat betreft de hoofdlijn of het principe van de toegepaste installaties, aan het Bouwbesluit 2012 voldoet.

8.5.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college de aanvraag buiten behandeling mogen stellen vanwege het ontbreken van voldoende gegevens over de wijze van luchtbehandeling van de parkeerkelder. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend. De Afdeling neemt hierbij het volgende in aanmerking.

Zoals hiervoor onder 2 overwogen, heeft Tiberius Vastgoed B.V. naar aanleiding van het verzoek van het college van 13 juli 2019 om het aanvullen van de aanvraag het rapport van Kienhuis overgelegd, waarin zij, naar eigen zeggen, nader op het aspect luchtverversing is ingegaan. In het rapport van Kienhuis is een afdeling 3.6 met de titel "Luchtverversing" opgenomen. In die afdeling zijn eisen opgenomen waaraan de ruimtes met winkelfunctie, kantoorfunctie en overige gebruiksfuncties (het stallen van motorvoertuigen) moeten voldoen. Zo staat in deze afdeling dat de artikelen 3.28, 3.29, 3.30, 3.31, 3.32 en 3.34 van het Bouwbesluit 2012 van toepassing zijn op het bouwplan. Ten aanzien van de parkeerkelder betekent dit dat de parkeerkelder een niet afsluitbare voorziening voor luchtbehandeling met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 3 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die ruimte moet hebben (artikel 3.32, vijfde lid, van het Bouwbesluit 2012) en dat de afvoer van binnenlucht in de parkeerkelder rechtstreeks naar buiten moet plaatsvinden (artikel 3.34, negende lid, Bouwbesluit 2012). Uit deze opsomming in afdeling 3.6 van het rapport van Kienhuis blijkt niet op welke wijze het bouwplan aan de van toepassing verklaarde artikelen uit het Bouwbesluit 2012 voldoet.

In de ventilatieberekeningen (bijlage II bij het rapport van Kienhuis) is de luchtverversingtoets per ruimte bij overige gebruiksfuncties, zijnde geen woonfunctie, opgenomen. Uit deze bijlage blijkt dat er geen ventilatierooster wordt toegepast in de zone kelder, bestaande uit stallingsruimte, overige ruimte en twee technische ruimtes. Op de bij het rapport van Kienhuis gevoegde tekening nr. 12 is het "Stroomschema ventilatie" weergegeven. Op de zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, deze tekening slechts betrekking heeft op de begane grond van het bouwplan en dat uit deze tekening de hoofdlijn dan wel het principe van de toegepaste installatie van de luchtbehandeling in de parkeerkelder niet kan worden afgeleid.

Voor zover Tiberius Vastgoed B.V. heeft gewezen op tekening OA-20 Kelder en tekening OA-21 Begane grond stelt de Afdeling vast dat op tekening OA-20 Kelder een ruimte (k 01.04) is ingetekend met de naam "Technische ruimte ventilatie" en dat op tekening OA-21 een leidingschacht ten behoeve van ventilatie is weergegeven. Deze aanwezigheid van een technische ruimte en een leidingschacht geeft aan dat het gebouw is voorbereid op ventilatievoorzieningen, maar uit deze tekeningen kan niet worden afgeleid welke voorzieningen daarvoor worden getroffen. Anders dan Tiberius Vastgoed B.V. betoogt, kan de hoofdlijn of het principe van de toegepaste installaties van de vereiste luchtbehandeling niet uit de bedoelde tekeningen worden afgeleid. Dit geldt ook ten aanzien van de verwijzing van Tiberius Vastgoed B.V. naar de melding Activiteitenbesluit. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste van artikel 2.7, eerste lid, onder b, van de Regeling omgevingsrecht.

8.6.    Gelet op het voorgaande heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat de door Tiberius Vastgoed B.V. overgelegde gegevens niet de hoofdlijn of het principe van de toegepaste installaties bevatten. Omdat Tiberius Vastgoed B.V. de ontbrekende gegevens en bescheiden over de wijze van luchtbehandeling van de parkeerkelder niet tijdig heeft verstrekt en het college ook niet over deze gegevens beschikte, heeft het college de aanvraag, gelet op het bepaalde in artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb, buiten behandeling mogen laten. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

Het betoog van het college slaagt.

Conclusie

9.       Hoewel het betoog van Tiberius Vastgoed B.V. over het gebruik van het perceel in strijd met het bestemmingsplan terecht is voorgedragen, leidt dit niet tot een gegrond beroep.

10.     Het hoger beroep van het college is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank had behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingediende beroep tegen het besluit van 20 februari 2019 ongegrond verklaren.

11.     Het herstelbesluit van 24 augustus 2021 is op grond van artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, mede onderwerp van het geding.

Omdat dit herstelbesluit is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank en die uitspraak wordt vernietigd, is de grondslag aan het herstelbesluit komen te ontvallen. Alleen al daarom dient het herstelbesluit te worden vernietigd.

Proceskosten

12.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep van Tiberius Vastgoed B.V. ongegrond;

II.       verklaart het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk gegrond;

III.      vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2021 in zaak nr. 19/2191;

IV.      verklaart het beroep van Tiberius Vastgoed B.V. tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk van 20 februari 2019 met kenmerk 19.005496 ongegrond;

V.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk van 24 augustus 2021 met kenmerk 21.062462.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. H.J.M. Besselink, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.

w.g. Van Ravels
voorzitter

w.g. Plambeck
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023

159-964